100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Frans 3vwo, Grandes Lignes | Hoofstuk 1 t/m 8 (alles leerjaar 3) $5.93   Add to cart

Summary

Samenvatting Frans 3vwo, Grandes Lignes | Hoofstuk 1 t/m 8 (alles leerjaar 3)

 20 views  0 purchase
  • Course
  • Level

Frans 3vwo, Grandes Lignes | Hoofstuk 1 t/m 8 (alles leerjaar 3) | Bevat het volgende: Uitgebreide informatie over het betreffende onderwerp | Voorbeelden | Werkwoorden |Hoofdstuk 1 t/m 8

Preview 10 out of 46  pages

  • July 17, 2023
  • 46
  • 2022/2023
  • Summary
  • Secondary school
  • 3
avatar-seller
FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8



HOOFDSTUK 1
De futur du passé/verleden toekomende tijd:
Deze vorm is niet ‘zal …’, maar ‘zou …’, dus het is niet gebeurd, maar het zou kunnen.
De futur du passé is eigenlijk hetzelfde als de futur, maar het heeft andere uitgangen.
Hier wordt gebruikgemaakt van de uitgangen van de imparfait.

Om de futur du passé te maken moet je het volgende doen:

1. Je neemt het hele werkwoord.
2. Als het werkwoord eindigt op een klinker haal je de klinker weg.
3. Hierdoor zal je werkwoord eindigen op een medeklinker.

Achter het werkwoord plak je de volgende uitgangen:
je ais

tu ais

il/elle/on ait

nous ions

vous iez

ils/elles aient


Futur du passé met het werkwoord vivre:
je vivrais ik zou leven

tu vivrais je zou leven

il/elle/on vivrait hij/zij/men zou leven

nous vivrions we zouden leven

vous vivriez jullie zouden leven

ils/elles vivraient ze zouden leven


Futur du passé met het werkwoord habiter:
j’habiterais ik zou wonen

tu habiterais je zou wonen

il/elle/on habiterait hij/zij/men zou wonen

nous habiterions we zouden wonen

vous habiteriez jullie zouden wonen

ils/elles habiteraient ze zouden wonen

, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8



Futur du passé met het werkwoord sortir:
je sortirais ik zou uitgaan

tu sortirais je zou uitgaan

il/elle/on sortirait hij/zij/men zou uitgaan

nous sortirions we zouden uitgaan

vous sortiriez jullie zouden uitgaan

ils/elles sortiraient ze zouden uitgaan


Futur du passé met het werkwoord être:
je serais ik zou zijn

tu serais je zou zijn

il/elle/on serait hij/zij/men zou zijn

nous serions we zouden zijn

vous seriez jullie zouden zijn

ils/elles seraient ze zouden zijn


Futur du passé met het werkwoord avoir:
j’aurais ik zou hebben

tu aurais je zou hebben

il/elle/on aurait hij/zij/men zou hebben

nous aurions we zouden hebben

vous auriez jullie zouden hebben

ils/elles auraient ze zouden hebben


Uitzonderingen voor de futur:
- vouloir (willen) = voudr
- pouvoir (kunnen) = pourr
- faire (doen) = fer
- être (zijn) = ser
- avoir (hebben) = aur
- venir (komen) = viendr
- aller (gaan) = ir
- devoir (moeten) = devr
- voir (zien) = ver
- savoir (weten) = saur

, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8



de woorden ‘il faut’
il faut kan zowel nodig hebben als moeten betekenen.


il faut ik moet, ik heb nodig

il faut je moet, je hebt nodig

il faut hij/zij/men moet, hij/zij/men heeft nodig

il faut we moeten, we hebben nodig

il faut jullie moeten, jullie hebben nodig

il faut ze moeten, ze hebben nodig


wanneer je wilt zeggen dat iets moet:
- il faut + heel werkwoord

voorbeeld:
il faut aller au France je moet naar Frankrijk gaan

il faut faire attention je moet opletten


in zin 1 is aller (gaan) het hele werkwoord.
in zin 2 is faire attention (opletten) het hele werkwoord.

wanneer je wilt zeggen dat je iets nodig hebt:
- il faut + zelfstandig naamwoord

voorbeeld:
il faut un train je hebt een trein nodig

il faut un enseignant je hebt een leraar nodig


in zin 1 is un train (een trein) het zelfstandig naamwoord.
in zin 2 is un enseignant (een leraar) het zelfstandig naamwoord.

passé composé/voltooide tijd:
il a fallu gemoeten/nodig gehad


imparfait/verleden tijd:
il fallait moest/had nodig


futur/toekomstige tijd:
il faudra zal moeten/zal nodig hebben


futur du passé/verleden toekomende tijd:
il faudrait zou moeten/zou nodig hebben

, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8



het werkwoord ‘mâcher’
het werkwoord mâcher betekent ‘kauwen’

présent/tegenwoordige tijd:
je mâche ik kauw

tu mâches je kauwt

il/elle/on mâche hij/zij/men kauwt

nous mâchons we kauwen

vous mâchez jullie kauwen

ils/elles mâchent ze kauwen


passé composé/voltooide tijd:
j’ai mâché ik heb gekauwd

tu as mâché je hebt gekauwd

il/elle/on a mâché hij/zij/men heeft gekauwd

nous avons mâché we hebben gekauwd

vous avez mâché jullie hebben gekauwd

ils/elles ont mâché ze hebben gekauwd


imparfait/verleden tijd:
je mâchais ik kauwde

tu mâchais je kauwde

il/elle/on mâchait hij/zij/men kauwde

nous mâchions we kauwden

vous mâchiez jullie kauwden

ils/elles mâchaient ze kauwden


futur/toekomstige tijd:
je mâcherai ik zal kauwen

tu mâcheras je zult kauwen

il/elle/on mâchera hij/zij/men zal kauwen

nous mâcherons we zullen kauwen

vous mâcherez jullie zullen kauwen

ils/elles mâcheront ze zullen kauwen

, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8



futur du passé/verleden toekomende tijd:
je mâcherais ik zou kauwen

tu mâcherais je zou kauwen

il/elle/on mâcherait hij/zij/men zou kauwen

nous macherions we zouden kauwen

vous mâcheriez jullie zouden kauwen

ils/elles mâcheraient ze zouden kauwen

, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8



het werkwoord ‘emporter’
het werkwoord emporter betekent ‘meenemen’

présent/tegenwoordige tijd:
j’emporte ik neem mee

tu emportes je neemt mee

il/elle/on emporte hij/zij/men neemt mee

nous emportons we nemen mee

vous emportez jullie nemen mee

ils/elles emportent ze nemen mee


passé composé/voltooide tijd:
j’ai emporté ik heb meegenomen

tu as emporté je hebt meegenomen

il/elle/on a emporté hij/zij/men heeft meegenomen

nous avons emporté we hebben meegenomen

vous avez emporté jullie hebben meegenomen

ils/elles ont emporté ze hebben meegenomen


imparfait/verleden tijd:
j’emportais ik nam mee

tu emportais je nam mee

il/elle/on emportait hij/zij/men nam mee

nous emportions we namen mee

vous emportiez jullie namen mee

ils/elles emportaient ze namen mee


futur/toekomstige tijd:
j’emporterai ik zal meenemen

tu emporteras je zult meenemen

il/elle/on emportera hij/zij/men zal meenemen

nous emporterons we zullen meenemen

vous emporterez jullie zullen meenemen

ils/elles emporteront ze zullen meenemen

, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8



futur du passé/verleden toekomende tijd:
j’emporterais ik zou meenemen

tu emporterais je zou meenemen

il/elle/on emporterait hij/zij/men zou meenemen

nous emporterions we zouden meenemen

vous emporteriez jullie zouden meenemen

ils/elles emporteraient ze zouden meenemen

, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8



HOOFDSTUK 2
bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden slaan in het Nederlands op de persoon die het bezit:
- mijn fiets
- jouw fiets
- zijn/haar fiets
- onze fiets
- jullie fiets
- hun fiets

In het Frans ligt het aan het lidwoord dat bij het zelfstandig naamwoord hoort (le,la,les):
- ma chambre (v) = mijn kamer
- mon témoignage (m) = mijn getuigenis

In het Frans heeft ieder bezittelijk voornaamwoord drie verschillende vormen.

bezittelijke voornaamwoorden:
le (m) la (v) les (mv) vertaling

mon ma mes mijn

ton ta tes jouw

son sa ses zijn/haar

notre notre nos ons/onze

votre votre vos jullie

leur leur leurs hun


bezittelijke voornaamwoorden zelfstandig gebruikt
Je kunt bezittelijke voornaamwoorden ook zelfstandig gebruiken.
Het kan niet gevolgd worden door een zelfstandig naamwoord:
Voorbeeld:
ce n’est pas sa chambre, mais la tienne het is niet haar kamer, maar de jouwe


Ook bij deze vorm past het bezittelijk voornaamwoord zich aan aan het lidwoord.

le pronom possessif/bezittelijke voornaamwoorden zelfstandig gebruikt:
le (m) la (v) les (m mv) les (v mv) vertaling

le mien la mienne les miens les miennes de/het mijne

le tien la tienne les tiens les tiennes de/het jouwe

le sien la sienne les siens les siennes de/het zijne/hare

le nôtre la nôtre les nôtres les nôtres de/het onze

le vôtre la vôtre les vôtres les vôtres die/dat van jullie

le leur la leur les leurs les leurs die/dat van hun

, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8



bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
Zowel in het Nederlands als in het Frans is dit zo.
In het Frans staan bijvoeglijke naamwoorden meestal achter het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld:
le grand vélo de grote fiets

le train rapide de snelle trein

la voiture chère de dure auto

le vieux scooter de oude scooter


In het Frans wordt het bijvoeglijk naamwoord aangepast aan het zelfstandig naamwoord:

uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord:
mannelijke woorden vrouwelijke woorden

enkelvoud - -e

meervoud -s -es


Voorbeeld:
il est grand hij is groot

elle est grande zij is groot

ils sont grands zij zijn groot

elles sont grandes zij zijn groot


In combinatie met een zelfstandig naamwoord:
le garçon intelligent de intelligente jongen

la fille intelligente het intelligente meisje

les garçons intelligents de intelligente jongens

les filles intelligentes de intelligente meisjes


Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -e krijgen geen extra -e.
Voorbeeld:
un autre livre een ander boek

une autre histoire een ander verhaal


Mannelijke bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -s of -x veranderen niet in het meervoud.
Voorbeeld:
le train gris de grijze trein

les trains gris de grijze treinen

, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8



Bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op -x, veranderen in -se bij vrouwelijke woorden:
un garçon heureux een gelukkige jongen

une fille heureuse een gelukkig meisje


uitzonderingen:
nederlands mannelijk ev vrouwelijk ev mannelijk ev
stomme h/klinker

mooi beau belle bel

nieuw nouveau nouvelle nouvel

oud vieux vieille vieil

goed bon bonne

lang long longue

groot/dik gros grosse

wit blanc blanche

duur/lieve cher chère

eerste premier première


Er zijn ook bijvoeglijke naamwoorden die voor het zelfstandig naamwoord komen te staan:
bon goed

beau mooi

joli aardig/knap

long lang

haut hoog

petit klein

jeune jong

vieux oud

grand groot

gros groot/dik

mauvais slecht

méchant gemeen

nouveau nieuw

autre ander

large breed

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller meneerleeroverzichten. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67866 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$5.93
  • (0)
  Add to cart