HOOFDSTUK 1
De futur du passé/verleden toekomende tijd:
Deze vorm is niet ‘zal …’, maar ‘zou …’, dus het is niet gebeurd, maar het zou kunnen.
De futur du passé is eigenlijk hetzelfde als de futur, maar het heeft andere uitgangen.
Hier wordt gebruikgemaakt van de uitgangen van de imparfait.
Om de futur du passé te maken moet je het volgende doen:
1. Je neemt het hele werkwoord.
2. Als het werkwoord eindigt op een klinker haal je de klinker weg.
3. Hierdoor zal je werkwoord eindigen op een medeklinker.
Achter het werkwoord plak je de volgende uitgangen:
je ais
tu ais
il/elle/on ait
nous ions
vous iez
ils/elles aient
Futur du passé met het werkwoord vivre:
je vivrais ik zou leven
tu vivrais je zou leven
il/elle/on vivrait hij/zij/men zou leven
nous vivrions we zouden leven
vous vivriez jullie zouden leven
ils/elles vivraient ze zouden leven
Futur du passé met het werkwoord habiter:
j’habiterais ik zou wonen
tu habiterais je zou wonen
il/elle/on habiterait hij/zij/men zou wonen
nous habiterions we zouden wonen
vous habiteriez jullie zouden wonen
ils/elles habiteraient ze zouden wonen
, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8
Futur du passé met het werkwoord sortir:
je sortirais ik zou uitgaan
tu sortirais je zou uitgaan
il/elle/on sortirait hij/zij/men zou uitgaan
nous sortirions we zouden uitgaan
vous sortiriez jullie zouden uitgaan
ils/elles sortiraient ze zouden uitgaan
Futur du passé met het werkwoord être:
je serais ik zou zijn
tu serais je zou zijn
il/elle/on serait hij/zij/men zou zijn
nous serions we zouden zijn
vous seriez jullie zouden zijn
ils/elles seraient ze zouden zijn
Futur du passé met het werkwoord avoir:
j’aurais ik zou hebben
tu aurais je zou hebben
il/elle/on aurait hij/zij/men zou hebben
nous aurions we zouden hebben
vous auriez jullie zouden hebben
ils/elles auraient ze zouden hebben
Uitzonderingen voor de futur:
- vouloir (willen) = voudr
- pouvoir (kunnen) = pourr
- faire (doen) = fer
- être (zijn) = ser
- avoir (hebben) = aur
- venir (komen) = viendr
- aller (gaan) = ir
- devoir (moeten) = devr
- voir (zien) = ver
- savoir (weten) = saur
, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8
de woorden ‘il faut’
il faut kan zowel nodig hebben als moeten betekenen.
il faut ik moet, ik heb nodig
il faut je moet, je hebt nodig
il faut hij/zij/men moet, hij/zij/men heeft nodig
il faut we moeten, we hebben nodig
il faut jullie moeten, jullie hebben nodig
il faut ze moeten, ze hebben nodig
wanneer je wilt zeggen dat iets moet:
- il faut + heel werkwoord
voorbeeld:
il faut aller au France je moet naar Frankrijk gaan
il faut faire attention je moet opletten
in zin 1 is aller (gaan) het hele werkwoord.
in zin 2 is faire attention (opletten) het hele werkwoord.
wanneer je wilt zeggen dat je iets nodig hebt:
- il faut + zelfstandig naamwoord
voorbeeld:
il faut un train je hebt een trein nodig
il faut un enseignant je hebt een leraar nodig
in zin 1 is un train (een trein) het zelfstandig naamwoord.
in zin 2 is un enseignant (een leraar) het zelfstandig naamwoord.
passé composé/voltooide tijd:
il a fallu gemoeten/nodig gehad
imparfait/verleden tijd:
il fallait moest/had nodig
futur/toekomstige tijd:
il faudra zal moeten/zal nodig hebben
futur du passé/verleden toekomende tijd:
il faudrait zou moeten/zou nodig hebben
, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8
het werkwoord ‘mâcher’
het werkwoord mâcher betekent ‘kauwen’
présent/tegenwoordige tijd:
je mâche ik kauw
tu mâches je kauwt
il/elle/on mâche hij/zij/men kauwt
nous mâchons we kauwen
vous mâchez jullie kauwen
ils/elles mâchent ze kauwen
passé composé/voltooide tijd:
j’ai mâché ik heb gekauwd
tu as mâché je hebt gekauwd
il/elle/on a mâché hij/zij/men heeft gekauwd
nous avons mâché we hebben gekauwd
vous avez mâché jullie hebben gekauwd
ils/elles ont mâché ze hebben gekauwd
imparfait/verleden tijd:
je mâchais ik kauwde
tu mâchais je kauwde
il/elle/on mâchait hij/zij/men kauwde
nous mâchions we kauwden
vous mâchiez jullie kauwden
ils/elles mâchaient ze kauwden
futur/toekomstige tijd:
je mâcherai ik zal kauwen
tu mâcheras je zult kauwen
il/elle/on mâchera hij/zij/men zal kauwen
nous mâcherons we zullen kauwen
vous mâcherez jullie zullen kauwen
ils/elles mâcheront ze zullen kauwen
, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8
futur du passé/verleden toekomende tijd:
je mâcherais ik zou kauwen
tu mâcherais je zou kauwen
il/elle/on mâcherait hij/zij/men zou kauwen
nous macherions we zouden kauwen
vous mâcheriez jullie zouden kauwen
ils/elles mâcheraient ze zouden kauwen
, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8
het werkwoord ‘emporter’
het werkwoord emporter betekent ‘meenemen’
présent/tegenwoordige tijd:
j’emporte ik neem mee
tu emportes je neemt mee
il/elle/on emporte hij/zij/men neemt mee
nous emportons we nemen mee
vous emportez jullie nemen mee
ils/elles emportent ze nemen mee
passé composé/voltooide tijd:
j’ai emporté ik heb meegenomen
tu as emporté je hebt meegenomen
il/elle/on a emporté hij/zij/men heeft meegenomen
nous avons emporté we hebben meegenomen
vous avez emporté jullie hebben meegenomen
ils/elles ont emporté ze hebben meegenomen
imparfait/verleden tijd:
j’emportais ik nam mee
tu emportais je nam mee
il/elle/on emportait hij/zij/men nam mee
nous emportions we namen mee
vous emportiez jullie namen mee
ils/elles emportaient ze namen mee
futur/toekomstige tijd:
j’emporterai ik zal meenemen
tu emporteras je zult meenemen
il/elle/on emportera hij/zij/men zal meenemen
nous emporterons we zullen meenemen
vous emporterez jullie zullen meenemen
ils/elles emporteront ze zullen meenemen
, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8
futur du passé/verleden toekomende tijd:
j’emporterais ik zou meenemen
tu emporterais je zou meenemen
il/elle/on emporterait hij/zij/men zou meenemen
nous emporterions we zouden meenemen
vous emporteriez jullie zouden meenemen
ils/elles emporteraient ze zouden meenemen
, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8
HOOFDSTUK 2
bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden slaan in het Nederlands op de persoon die het bezit:
- mijn fiets
- jouw fiets
- zijn/haar fiets
- onze fiets
- jullie fiets
- hun fiets
In het Frans ligt het aan het lidwoord dat bij het zelfstandig naamwoord hoort (le,la,les):
- ma chambre (v) = mijn kamer
- mon témoignage (m) = mijn getuigenis
In het Frans heeft ieder bezittelijk voornaamwoord drie verschillende vormen.
bezittelijke voornaamwoorden:
le (m) la (v) les (mv) vertaling
mon ma mes mijn
ton ta tes jouw
son sa ses zijn/haar
notre notre nos ons/onze
votre votre vos jullie
leur leur leurs hun
bezittelijke voornaamwoorden zelfstandig gebruikt
Je kunt bezittelijke voornaamwoorden ook zelfstandig gebruiken.
Het kan niet gevolgd worden door een zelfstandig naamwoord:
Voorbeeld:
ce n’est pas sa chambre, mais la tienne het is niet haar kamer, maar de jouwe
Ook bij deze vorm past het bezittelijk voornaamwoord zich aan aan het lidwoord.
le pronom possessif/bezittelijke voornaamwoorden zelfstandig gebruikt:
le (m) la (v) les (m mv) les (v mv) vertaling
le mien la mienne les miens les miennes de/het mijne
le tien la tienne les tiens les tiennes de/het jouwe
le sien la sienne les siens les siennes de/het zijne/hare
le nôtre la nôtre les nôtres les nôtres de/het onze
le vôtre la vôtre les vôtres les vôtres die/dat van jullie
le leur la leur les leurs les leurs die/dat van hun
, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8
bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
Zowel in het Nederlands als in het Frans is dit zo.
In het Frans staan bijvoeglijke naamwoorden meestal achter het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld:
le grand vélo de grote fiets
le train rapide de snelle trein
la voiture chère de dure auto
le vieux scooter de oude scooter
In het Frans wordt het bijvoeglijk naamwoord aangepast aan het zelfstandig naamwoord:
uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord:
mannelijke woorden vrouwelijke woorden
enkelvoud - -e
meervoud -s -es
Voorbeeld:
il est grand hij is groot
elle est grande zij is groot
ils sont grands zij zijn groot
elles sont grandes zij zijn groot
In combinatie met een zelfstandig naamwoord:
le garçon intelligent de intelligente jongen
la fille intelligente het intelligente meisje
les garçons intelligents de intelligente jongens
les filles intelligentes de intelligente meisjes
Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -e krijgen geen extra -e.
Voorbeeld:
un autre livre een ander boek
une autre histoire een ander verhaal
Mannelijke bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -s of -x veranderen niet in het meervoud.
Voorbeeld:
le train gris de grijze trein
les trains gris de grijze treinen
, FRANS LEEROVERZICHT H1 T/M H8
Bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op -x, veranderen in -se bij vrouwelijke woorden:
un garçon heureux een gelukkige jongen
une fille heureuse een gelukkig meisje
uitzonderingen:
nederlands mannelijk ev vrouwelijk ev mannelijk ev
stomme h/klinker
mooi beau belle bel
nieuw nouveau nouvelle nouvel
oud vieux vieille vieil
goed bon bonne
lang long longue
groot/dik gros grosse
wit blanc blanche
duur/lieve cher chère
eerste premier première
Er zijn ook bijvoeglijke naamwoorden die voor het zelfstandig naamwoord komen te staan:
bon goed
beau mooi
joli aardig/knap
long lang
haut hoog
petit klein
jeune jong
vieux oud
grand groot
gros groot/dik
mauvais slecht
méchant gemeen
nouveau nieuw
autre ander
large breed
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller meneerleeroverzichten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.