100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Uitwerking leerdoelen kennistoets 4, toets behaald met een 10 $7.04   Add to cart

Summary

Samenvatting Uitwerking leerdoelen kennistoets 4, toets behaald met een 10

3 reviews
 181 views  9 purchases
  • Course
  • Institution

Uitwerking van de leerdoelen behorend bij blok 4 (preventie en zelfmanagement)

Preview 6 out of 86  pages

  • July 18, 2023
  • 86
  • 2022/2023
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: anissa80 • 1 month ago

review-writer-avatar

By: VerpleegkundigeElizabeth • 1 month ago

review-writer-avatar

By: GLHU • 7 months ago

Translated by Google

Fairly good. Only difficult to navigate because no subject and/or case is mentioned above the lesson objectives.

avatar-seller
Hoorcollege GGZ: werken aan herstel
De student weet wat het verschil is tussen ziekte denken en herstel denken, m.b.t. de ggz
Ziekte denken: als je de ziekte die je hebt weg kunt drijven door te herstellen, is je gezondheid weer
terug, bijv. het krijgen van corona of de griep. Je bent ziek en herstelt dan uiteindelijk weer.
Herstel denken: een ziekte is niet zomaar weg te denken of te genezen bijv. een chronische ziekte of
een psychische kwetsbaarheid. Er moet dan gekeken worden hoe diegene met deze ziekte om kan
gaan en wat er nodig is om weer een zinvol, hoopvol leven te leiden (Volgens definitie herstel:
herstel is een manier om een bevredigend, hoopvol leven te leiden, met een zinvolle bijdrage aan de
gemeenschap, ondanks de beperkingen van de aandoening).

De student weet wat ervaringsdeskundigheid is en welke rol dit speelt binnen de herstelbeweging.
Ervaring + Invloed + Verwerken + Reflecteren = Ervaringskennis (voorwaarde om met herstel bezig te
kunnen):
 Je hebt een Ervaring
 Deze ervaring heeft Invloed op je gevoel, gedrag, handelen. (Gevolgen van de ervaring)
 Je Verwerkt (doet iets met) de gevolgen (toepassen coping strategieën).
 Je Reflecteert op de manier waarop je het hebt verwerkt. (Dat wat je deed, hielp het wel of niet
en waarom?)
Doel van herstelbeweging: verkleinen van de nog te grote kloof tussen wetenschappelijke kennis +
professionele zorg en de belevingswereld van patiënten. Daarvoor moet er naast wetenschappelijke
en praktijk-professionele kennis ook ervarings- en handelingskennis worden toegevoegd.

De student heeft kennis van de Herstel Ondersteunende Intake.
 Wat is er gebeurd?  voorgeschiedenis, ook navragen hoe dit beleefd is
 Wat is je kwetsbaarheid en weerbaarheid?
o Kwetsbaarheid: waarom ben je zo geraakt, waarom heb je er zo een last van?
Symptomen ontstaan uit kwetsbaarheden bijv. je wordt angstig (symptoom) omdat je
door negatieve boodschappen die je als kind hoorde verwacht dat je zal falen
(kwetsbaarheid) of je krijgt paranoïde gedachten (symptoom) omdat je door trauma of
onveilige hechting mensen niet vertrouwt (kwetsbaarheid).
o Weerbaarheid: wat helpt jou om stabiel te blijven/niet te piekeren, in hoeverre je ermee
om kunt gaan door bijv. gebruik te maken van hulpmiddelen of coping mogelijkheden die
je ontwikkelt hebt. Wanneer de weerbaarheid minder is dan de kwetsbaarheid gaan
symptomen zich manifesteren.
 Waar wil je naar toe?  wat geeft jou zin in het leven, wat is voor jou belangrijk
 Wat heb je nodig?  heb je dit zelf, in je omgeving of heb je daar professionals bij nodig? Denk
bijv. aan gezelschap, intieme relaties, zorg voor de kinderen, geld, vervoer, mantelzorgtaken,
huisvesting, voeding, zorg voor het huishouden, veiligheid, opleiding

Workshop verpleegkundig leiderschap
Leiderschap: goed aanvoelen wat de ander wil, invloed uitoefenen (de ander beïnvloeden) zonder
dat je druk uitoefent. Er zijn verschillende beïnvloedingstechnieken:
 Rationeel overtuigen: gebruik van logische argumenten en feiten om aan te geven dat een
verzoek uitvoerbaar is en van belang om gestelde doelen te behalen (de zorginstelling werkt aan
het verminderen van medicatiefouten d.m.v. niet storen hesjes want een wetenschappelijke
studie laat zien dat deze interventie het aantal fouten significant vermindert).
 Inspireren: inspelen op de waarden en idealen van een persoon of enthousiasme opwekken om
steun voor een verzoek te krijgen (als zorginstelling zijn we actief bezig met het verminderen van
medicatiefouten, wij willen het beste voor onze patiënten en samen met de ‘patiënt als partner’
streven naar een foutenvrij zorginstelling).

, Consulteren: vragen om suggesties voor verbetering of een persoon vragen te helpen met het
plannen van een activiteit of verandering die hij of zij moet uitvoeren (welke mogelijkheden ziet
de IGJ om binnen onze organisatie het aantal medicatiefouten te verminderen; hoe kunnen wij
als zorginstelling daaraan bijdragen).
 Steun bieden: aanbieden van relevante ondersteuning als de persoon een verzoek wil uitvoeren
(als zorginstelling hebben wij een planning gemaakt waarbij jullie binnen een half jaar tot een
halvering van medicatiefouten kunnen komen en als dit anders gaat dan verwacht, vragen wij
jullie tijdig aan de bel te trekken, je kunt dan natuurlijk bij ons terecht voor extra ondersteuning).
 Voordelen tonen: uitleggen hoe het uitvoeren van een verzoek een persoon voordeel oplevert of
kan helpen in zijn carrière (als de zorginstelling minder medicatiefouten realiseert betekent dit
o.a. minder complicaties voor de patiënten en dus minder kosten voor de organisatie, hogere
patiënttevredenheid en minder meldingen incidenten patiëntenzorg, wat weer tijd scheelt).
 Gunstige sfeer creëren: complimenteren en vleien om een persoon een verzoek uit te laten
voeren (wij zien als inspectie dat jullie het afgelopen half jaar alle zeilen hebben bijgezet met als
resultaat een flinke afname van medicatiefouten, dat is knap. We geloven dat jullie deze lijn
kunnen vasthouden en onder het landelijk gemiddelde uitkomen).
 Persoonlijk beroep doen: vragen om als vriendendienst een verzoek uit te voeren of een
persoonlijke gunst vragen alvorens te zeggen waar het om gaat (we kennen elkaar nog van de
hbo-v, ook toen konden we het al goed met elkaar vinden, zou je willen overwegen ons nog 1
maand uitstel te geven om e.e.a. intern op orde te krijgen).
 Onderhandelen: aanbieden van iets wat een persoon wil of aanbieden later iets terug te doen als
zij instemt met een verzoek (we kunnen als IGJ tijdens dit bezoek iets minder de aandacht
vestigen op indicatoren zoals ondervoeding en decubitus, mits jullie er maar voor zorgen dat de
screening van medicatiefouten volledig in orde is).
 Coalitie sluiten: wijzen op steun van anderen of anderen inzetten om een persoon iets te laten
doen (onze zorginstelling is een strategische alliantie aangegaan met een zorginstelling die jullie
als IGJ met een uitstekend hebben beoordeeld, wij zijn met hun in gesprek hoe wij op korte
termijn ook dergelijke resultaten kunnen boeken door hun best practices over te nemen).
 Legitimeren: wijzen op de legitimiteit van een verzoek of aantonen dat het gerechtvaardigd is om
het verzoek uit te voeren (op grond van artikel 27, sluit de IGJ voor 3 weken de afdeling: die tijd
moet worden gebruikt om orde op zaken te stellen m.b.t. medicatiefouten).
 Druk uitoefenen: eisen stellen, herhaaldelijk controleren en op indringende wijze duidelijk maken
dat een persoon een voorstel of taak moet uitvoeren (ook bij dit 2 e inspectiebezoek blijkt dat de
maatregelen die zijn voorgesteld bij het verscherpt toezicht niet zijn nageleefd, we komen over 2
weken nogmaals langs, als het dan nog niet in orde is sluiten wij de zorginstelling).

Effecten:
 Rationeel overtuigen, inspireren, consulteren, steun aanbieden: steun en actieve betrokkenheid,
vertrouwen ontwikkelen vergroot
 Voordeel tonen, gunstige sfeer creëren, persoonlijk beroep doen, onderhandelen: instemming en
gehoorzaamheid. Deze tactieken kun je toepassen als er al vertrouwen is
 Coalities sluiten, legitimeren, druk uitoefenen: weerstand en conflict, geen verband of zorgt
ervoor dat het vertrouwen verkleind wordt.

Hoorcollege zelfmanagement bij chronisch zieken:
kun je aangeven wat het belang is van zelfmanagement voor de patiënt en voor goede kwaliteit
van zorg en leven
Zelfmanagement: de mogelijkheid van het individu om de symptomen, behandeling, fysieke en
psychosociale consequenties, en de veranderingen in levensstijl die inherent zijn aan het leven met
een chronische aandoening, te managen.

,Zelfredzaamheid: de mate waarin iemand zichzelf kan redden op verschillende levensterreinen, zoals
lichamelijk, psychisch en cognitief functioneren, met zo min mogelijk professionele ondersteuning en
zorg.
Eigen regie: het vermogen om je eigen leven en noodzakelijke ondersteuning te regelen en het
praktische vermogen om jezelf te redden in lichamelijk, sociaal en psychisch opzicht. Het gaat om het
zelf beslissen over je leven en zorg en ondersteuning daarbij. Onderdeel van zelfmanagement.
Zelfredzaamheid legt de nadruk op zelfstandig functioneren en zelf doen. Zelfmanagment legt de
nadruk op zelf bepalen en kwaliteit van leven bij mensen met een chronische aandoening.

Het aantal mensen met een chronische aandoening stijgt, wat leidt tot gevolgen zoals minder goede
kwaliteit van leven, meer frequente en langdurige ziekenhuisopnames, meer kans op complicaties na
een operatie, meer kans op vroegtijdig overlijden en een stijging van de zorgkosten. Zelfmanagment
is nodig om de zorgvraag de komende jaren aan te kunnen. Het kan leiden tot een betere kwaliteit
van leven, minder lichamelijke klachten zoals pijn en vermoeidheid, positieve effecten op angst en
depressieve gevoelens en minder zorggebruik en ziekenhuisopnames.

weet je wat zelfmanagement vraagt van de verpleegkundige in de praktijk.
Het realiseren van goed zelfmanagement is een continu proces. Het begint bij het aanleren van
kennis en zelfmanagementvaardigheden. Voorwaarden hierbij zijn motivatie en de juiste
omstandigheden, bijv. het sociale netwerk. Daarna ligt de focus op het vertrouwen krijgen in eigen
kunnen om vervolgens gedrag te kunnen veranderen bijv. het op tijd innemen van medicatie, het in
de gaten houden van symptomen en het veranderen van leefstijl. Als verpleegkundige is het van
belang om zelfmanagementvaardigheden aan te leren door bijv. educatie over de aandoening,
ondersteuning bij medicatiemanagement, stimuleren van symptoommonitoring, ondersteuning bij
het nemen van beslissingen, bijv. door middel van een actieplan, hulp bij actieplannen (zorgplan),
hulp bij problemen oplossen en verandering in leefstijl. Vormen van zelfmanagementondersteuning
zijn bijv. individuele gesprekken, beeldbellen, gebruik van apps, gebruik van hulpmiddelen zoals de
medido, freestyle libre en ziekte specifieke zelfmanagementinterventies zoals een longaanval
actieplan.

Het ondersteunen gebeurt methodisch met behulp van het 5A model
 Achterhalen (actuele situatie, overtuigingen, gedrag en kennis)
 Adviseren (geef specifieke informatie over gezondheidsrisico’s en de voordelen van verandering)
 Afspreken (help de patiënt zelf haalbare doelen te stellen en kom tot gedeelde besluitvorming)
 Assisteren (assisteer bij het omgaan met persoonlijke barrières, strategieën en inventariseer
behoefte extra ondersteuning)
 Arrangeren (maak samen een specifiek plan voor vervolg ondersteuning)

Workshop onderzoekend vermogen (interviewen)
Kwantitatieve gegevens: betekenissen op basis van getallen, numerieke en gestandaardiseerde
gegevens, analyse m.b.v. diagrammen en statistische methoden.
Kwalitatieve gegevens: betekenis op basis van woorden, niet-gestandaardiseerde gegevens, die in
categorieën moeten worden ingedeeld, analyse d.m.v. conceptualisatie (duidelijk uitleggen in
begrippen of beelden a.d.h.v. coderen). Gaat vaak om een kleine groep personen.

Interview guide: leidraad bij het interview
 Wederzijdse kennismaking
 Introductie van jezelf en het onderwerp van het onderzoek
 Uitleg over het doel van het onderzoek
 Informatie over gegevensverwerking: licht toe dat je de gegevens anoniem en vertrouwelijk
verwerkt

, Wat als de respondent wil stoppen omdat diegene bijv. geëmotioneerd raakt. Altijd de
mogelijkheid bieden om te stoppen en eventueel op een later moment verder te gaan.
 Lengte interview  ongeveer 20 minuten
 Vertel dat je het gesprek opneemt en waarom  alles moet woord voor woord worden
uitgeschreven
 Wat je verder nodig vindt om te vertellen

Topic lijst: onderdeel van de interview guide en bevat onderwerpen en/of vragen die relevant zijn
voor de beantwoording van de onderzoeksvraag. Je leest je van te voren in in het onderwerp en
komt tot deelonderwerpen die van belang zijn voor het interview. Doorvragen is belangrijk.

Tijdens het interview:
 Start
o Benadruk: onderwerp en doel interview, verwerking gegevens, privacy/anonimiteit, duur
interview, recht om te stoppen.
o Geef ruimte voor het stellen van vragen.
o Doel: achterhalen meningen, gedachtes, beweegredenen om wel/niet te veranderen
 Beginvraag:
o Brede, neutrale vraag die afhangt van het doel van het interview:
 Mening: ‘Wat vindt u van …?’
 Ervaring: ‘Kunt u iets vertellen over …?
o Niet te breed  risico op ‘verdwalen’.
o Niet suggestief  als interviewer ben je onderdeel van het onderzoek en dat kan de
resultaten vertekenen.
 Vervolgvragen bijv. op welke manier ziet u het voor zich om meer te bewegen. Zorg ervoor dat
deze vragen concreet, niet-sturend, geen toevoegingen geven (hoe is dat voor u, prettig of niet
 alleen de vraag hoe is dat voor u), begrijpelijk formuleren, een ding tegelijk vragen, geen
vraag-antwoord spel (doorvragen!!), neem de tijd om te luisteren.
 Doorvragen: vraag door als het antwoord niet duidelijk of onvolledig is, of als het antwoord
diepgang mist. Denk bijv. aan ‘Op welke wijze?’, ‘Kunt u een voorbeeld geven?’, ‘Het is mij nog
niet helemaal duidelijk’, ‘Kunt u daar nader op in gaan?’, ‘U geeft aan dat de implementatie
moeizaam verliep, kunt u dit verder toelichten?’
 Non-verbale stimulatie: actief luisteren (hummen, papegaaien, knikken), stiltes laten vallen,
juiste condities scheppen denk bijv. aan gespreksruimte, kleding/uitstraling, zithouding,
gezichtsuitdrukking
 Samenvatten: ordent het gesprek, werkt stimulerend, versterkt de band, werkt controlerend,
biedt een rustpunt om vanuit daaruit verder te gaan.
 Zorg dat je structuur biedt en overzicht houdt: topic list, interview guide, aantekeningen maken
tijdens interview; denk na over je vragen: open of gesloten; vermijd suggestieve vragen en
‘waarom’ vragen; ga bewust om met stiltes, probeer deze niet te snel op te vullen
 Na het interview:
o Transcriberen  letterlijk uitschrijven wat er gezegd is en samenvatting maken
o Membercheck: transcript en/of samenvatting terugsturen naar respondent ter controle
o Herhaaldelijk transcript doorlezen en samenvatten:
 Wat is de kern van het interview
 Wat is het antwoord op de (hoofd)vraag?
o Start data-analyse
 Bepaal de fragmenten. Fragment = een klein relevant deel van je interview dat je
in één begrip of trefwoord kunt samenvatten (alinea)
 Plak er een code op. Code = omschrijving van het begrip in 1 begrip of trefwoord
(of een paar woorden)

,De student legt uit wat zelfmanagement is
Zelfmanagement: de mogelijkheid van het individu om de symptomen, behandeling, fysieke en
psychosociale consequenties, en de veranderingen in levensstijl die inherent zijn aan het leven met
een chronische aandoening, te managen.
Zelfredzaamheid: de mate waarin iemand zichzelf kan redden op verschillende levensterreinen, zoals
lichamelijk, psychisch en cognitief functioneren, met zo min mogelijk professionele ondersteuning en
zorg.
Eigen regie: het vermogen om je eigen leven en noodzakelijke ondersteuning te regelen en het
praktische vermogen om jezelf te redden in lichamelijk, sociaal en psychisch opzicht”. Het gaat om
het zelf beslissen over je leven en zorg en ondersteuning daarbij. Onderdeel van zelfmanagement.
Zelfredzaamheid legt de nadruk op zelfstandig functioneren en zelf doen. Zelfmanagment legt de
nadruk op zelf bepalen en kwaliteit van leven bij mensen met een chronische aandoening.

Voorwaarden:
 De patiënt is gemotiveerd, ziet het belang van zelfmanagement in.
 De patiënt is ertoe in staat: wat kan de patiënt
 De juiste ondersteuning kan geboden worden

De student kan uitleggen wat de ICF is
Het ICF model beschrijft het menselijk functioneren, eventuele problemen die mensen tijdens het
functioneren ondervinden en factoren die van invloed zijn op het functioneren. Bij dit model staan de
activiteiten centraal en niet de aandoeningen/ziektes. Deze zijn van ondergeschikt belang. Er zijn
verschillende onderdelen die van invloed zijn op de activiteiten namelijk functies (lichamelijk en
mentaal functioneren) en anatomische eigenschappen, participatie (meedoen in de maatschappij),
externe factoren (omgeving, familie) en persoonlijke factoren (opleiding, leeftijd, geslacht, leefstijl,
persoonlijkheid).

De student kan uitleggen wat de 'Gezonde school - aanpak' inhoudt.
Een Gezonde School is een school die op een structurele manier werkt aan gezondheid en waarbij dit
onderdeel uit maakt van het schoolbeleid. Pijlers:
 Gezondheidseducatie: in de lessen is er structurele aandacht voor gezondheid bijv. door op een
thema een lespakket uit te voeren.
 Fysieke en sociale omgeving: gezond gedrag stimuleren door aanpassingen in de fysieke en
sociale omgeving. Hierbij kan gedacht worden aan een beweegvriendelijk of groen schoolplein en
aan het betrekken van ouders.
 Signaleren: gezondheidsproblemen worden gesignaleerd bijv. door gebruik te maken van een
volgsysteem voor het bewegingsonderwijs of de sociaal emotionele ontwikkeling.
 Beleid: alle maatregelen voor de gezondheid van leerlingen en leraren zijn vastgelegd in het
schoolbeleid.

Als een school binnen het gekozen thema alle vier de pijlers op orde heeft, kan de school zich
profileren als gezonde school met een vignet voor dat thema. Voorbeelden van thema's zijn:
Voeding, Bewegen en sport, Mediawijsheid, Roken, alcohol- en drugspreventie, Fysieke veiligheid,
Slaap, Hygiëne of Relaties en seksualiteit. Activiteiten zijn bijv. gezonde schoollunches, lessen over
voeding, schoolfruit, gezonde traktaties, meer bewegen, actief buitenspelen, rookvrije schoolpleinen.

, De student kan de ABCDE-methode theoretisch beschrijven.
A: bewustzijnsniveau controleren met AVPU, afwijking: angstig, onrustig, blauw, bewusteloosheid;
kijken naar abnormale ademhalingsgeluiden zoals snurken, inspiratoire/expiratoire stridor en
gorgelen; inspectie van de mond; beoordelen van mogelijk nekletsel.

B: ademhaling: frequentie, diepte, regelmaat, symmetrie, ademhalingsspieren, cyanotisch,
ademgeluiden, geur; meting van de saturatie.

C: uitwendige bloeding, huidskleur/huidstemperatuur (bleek, rood, klam, koud), polsfrequentie
(kracht, frequentie, regelmaat), bloeddruk, capillaire refill (<2 seconden, >5 seconden kan duiden op
ondervulling door bijv. uitdroging of een interne bloeding. Heeft iemand een slechte doorbloeding
door bijvoorbeeld shock, dan neemt de capillaire refill toe, en blijft de vinger langer wit),
urineproductie (als de druk in de nierarterie te laag is door bijv. shock, gaat het lichaam veel vocht
vasthouden. Hierdoor is er meer circulerend volume, en blijft de bloeddruk in stand. De
urineproductie wordt hierdoor minder), beoordeling van de centraal veneuze druk (CVD). Wanneer
de halsvenen duidelijk zichtbaar of voelbaar zijn, is de CVD verhoogd, dit kan wijzen op problemen
met het hart of de longen zoals een pneumothorax of obstructief hartfalen.

Bij de C kun je ook checken op shock. Shock: onvoldoende circulerend volume  bloeddruk daalt,
hartfrequentie stijgt, zwakkere pols, ademhaling stijgt (om meer zuurstof op te nemen). Ook voelt de
patiënt koud en klam aan, ziet er bleek uit. De vaten die bloed vervoeren, trekken dan namelijk
samen. Bij een septische of anafylactische shock voelt de patiënt warm aan, de huid is rood en droog.
Dit komt door de vasodilatatie.
 Distributieve shock: vaatverwijdende shock. Hierbij verschillende vormen:
o Anafylactische shock: bij allergie, alle vaten gaan openstaan
o Septische shock: bloedvergiftiging, kan ontstaan door een ontsteking op lokaal gebied.
Heeft je lichaam niet voldoende afweer, dan kan de ontsteking zich over het hele lichaam
verspreiden en krijg je een sepsis. Ook hierbij staan alle vaten open. Zie je ook veel bij
ouderen, bij mensen met brandwonden.
o Neurogene shock: wanneer de neurologische regulatie uitvalt om de diameter van de
bloedvaten te regelen door bijv. ruggenmergletsel of traumatisch hersenletsel. Dit
trauma veroorzaakt een plotseling verlies van sympathische stimulatie naar de
bloedvaten. Hierdoor ontspannen de bloedvaten (vasodilatatie)
 Hemolytische/hypovolemische shock: actieve bloeding, groot verlies van bloed en/of plasma. Bij
bloedverlies wordt het ook wel hemorragische shock genoemd, overig: non-hemorragische shock
(te veel vocht verliezen door bijv. braken of diarree of geen toegang tot water).
 Obstructieve shock: bloedvat wordt afgesloten waardoor het hart het bloed niet meer goed kan
rondpompen bijv. bij een longembolie.
 Cardiogene shock: het hart pompt niet meer goed rond bijv. door een hartinfarct.

D: pupillen (PEARL  pupils are equal and react on light: pupillen zijn gelijkmatig rond en reageren
op licht), luisteren naar de spraak, AVPU, EMV (bewustzijnsscore, hoe lager de score hoe slechter. E
 ogen openen, M  motoriek, V  verbale reactie (Verwardheid kan duiden op achteruitgang
EMV of op een ontwikkeling van een delier (lichamelijk lijden ligt hierbij ten grondslag). Bij acute
verwardheid  een DDOS -schaal afnemen, hierdoor kun je erachter komen of iemand een delier
ontwikkeld heeft), FAST-test/lateralisatie (knijpen met beide handen, kijken of hier geen verschil in
is), glucose, menigeale prikkeling (hoofd naar voren, been omhoog, geeft dit een prikkeling dan kan
dit duiden op een meningitis). Stoornissen in het bewustzijn: intoxicatie, trauma, neurologische
aandoeningen (CVA/TIA), epilepsie, hypoglykemie

E: kijken naar het hele lichaam (zijn er verwondingen zichtbaar, fracturen), lichaamstemperatuur.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sdpilon. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.04. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.04  9x  sold
  • (3)
  Add to cart