100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Uitwerking leerdoelen kennistoets 5, toets behaald met een 10 $7.04   Add to cart

Summary

Samenvatting Uitwerking leerdoelen kennistoets 5, toets behaald met een 10

3 reviews
 118 views  7 purchases
  • Course
  • Institution

Uitwerking van de leerdoelen behorend bij blok 5 (kwaliteit van zorg).

Preview 6 out of 83  pages

  • July 18, 2023
  • 83
  • 2022/2023
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: anissa80 • 1 month ago

review-writer-avatar

By: VerpleegkundigeElizabeth • 8 months ago

review-writer-avatar

By: chanonmiddelkoop • 8 months ago

avatar-seller
De student kan uitleggen wat het SAFE-model inhoudt
SAFE-model is een rapportagemethodiek die wordt gebruikt voor de overdracht binnen de GGZ-zorg.
Kan bijv. ook gebruikt worden bij een MDO. Belangrijk is dat er objectief geformuleerd wordt.
S: situatie
A: actie
F: follow-up
E: evaluatie

De student heeft kennis van de inhoud en werkwijze van de zorgvorm Intensive Home Treatment.
Kortdurende thuiszorg voor patiënten die in crisis acuut, intensieve zorg nodig hebben. Deze
behandeling is erg vraag gestuurd, in de thuissituatie van de patiënt, afgestemd op de klachten maar
vooral ook op de vragen van de patiënt en heel erg in samenwerking met de familie. Daarin probeer
je pragmatisch te zoeken naar wat voor de patiënt en zijn omgeving de beste zorg is. Vaak denken
patiënten, familie en ook behandelaren dat een klinische opname de enige optie is bij een
psychiatrische crisis, met het idee dat er in een kliniek meer toezicht is, wat feitelijk gezien niet zo is.
Met IHT kunnen suïcidale patiënten goed in hun eigen thuissituatie worden behandeld. Voorwaarde
is wel dat er thuis voldoende nabijheid en veiligheid kan worden geboden en dat de patiënt en zijn
netwerk 24/7 kunnen terugvallen op ondersteuning van zorgverleners. Aanmelding voor een IHT
team gaat via de huisarts of via de behandelaar (verpleegkundig specialist en psychiaters). Is voor
max. 6 weken. Doel behandeling: herstellen dag- en nachtritme, uitleg psychische klachten, werken
naar zelfstandigheid, structuur aan dagelijkse activiteiten en het vergroten van het sociale netwerk.

De student heeft kennis en inzicht in de begrippen stigmatisering en destigmatisering
Stigmatisering: je plaatst mensen in een bepaalde groep en hebt hierover bepaalde
vooroordelen/een bepaald negatief beeld. Het hebben van vooroordelen van mensen in een
bepaalde groep en op basis hiervan ook je gedrag laten bepalen. Drie gebieden waarop
stigmatisering plaats vindt:
 lichamelijke gebreken en afwijkingen: huidaandoeningen, amputaties, mensen in een rolstoel
 als ongewenst beschouwde karaktertrekken: psychische stoornissen, homoseksualiteit,
verslaving
 collectieve stigmata: het behoren tot een bepaald ras, volk of religie.

Stigmatisering
 diagnostic overshadowing  je komt bij de huisarts vanwege buikpijn, bent bekend met
depressie. Vaak wordt de oorzaak van de klachten ondergeschoven aan de diagnose. Hierdoor
wordt diegene vaak niet goed onderzocht.
 Iatrogeen stigma  allerlei gedrag labels geven, bijv. als iemand een keer chagrijnig uit bed
komt, dat diegene dan depressief is. Normaal gedrag krijgt plotseling een psychiatrische label.
 Zelfstigma  mensen die een diagnose hebben gekregen, hebben hier zelf een beeld bij
gevormd door bijv. verhalen waardoor ze zichzelf negatiever gaan benaderen. Dit geeft een extra
last voor de gezondheid.
 Professioneel stigma  wat jij als professioneel zegt over iemand, weegt vaak zwaarder. Je moet
er dus op letten dat je niet zelf gaat stigmatiseren. Vanuit een ziekte lukken bepaalde dingen
niet, maar dit betekend niet dat het voor alle mensen met hetzelfde label niet lukt bijv. het
volgen van een opleiding.
 dé-stimatisering?  het tegengaan van stigmatisering

,Indicaties:
 Aandoeningen waarbij vloeistof of elektrolytenverlies optreedt
 Toedienen van bloedproducten/toedienen van geneesmiddelen
 Het medicijn kan niet via het maag-darmkanaal worden opgenomen
 Het medicijn dient snel te werken
 Het medicijn moet geleidelijk worden toegediend en dit kan niet oraal, transdermaal of rectaal

Contra-indicaties
 Verlamd lichaamsdeel, littekenweefsel, hematoom, lokale ontstekingsverschijnselen, trombose
 Lymfeklier verwijderd (dit kan leiden tot oedeemvorming wegens verstoorde lymfedrainage en
een verhoogd infectierisico)

Complicaties
 Flebitis (aderontsteking) gekenmerkt door pijn in de ader, overgevoeligheid, lymfangitis (een
rode streep op de onderarm), erytheem (plaatselijke roodheid van de huid nabij de
insteekopening en uitbreidend naar proximaal), oedeem bij de insteekplaats. De bovenkant van
onderarm is het minst bewegelijk en ligt doorgaans vrij. Dit vermindert het risico op flebitis.
Handelen: contoleer de infuusoplossing en de toediende geneesmiddelen (vooral kaliumchloride
en hypertone oplossingen zijn irriterend voor de aderen), stop met de toediening en verwijder de
infuuscanule, breng een warm kompres aan, breng een infuuscanule aan op een andere plaats,
bij de toediening van irriterende stoffen moet je een grotere ader kiezen, zet de infuuscanule
vast om te voorkomen dat hij zich in de ader kan verplaatsen, meet de vitale functies en neem de
temperatuur op. Meld bij koorts de uitslag aan de arts, wees alert op een lijnsepsis.
 Subcutaan lopen van infusievloeistof. De infuusvloeistof kan naast het bloedvat lopen, onder de
huid. Dit gebeurt wanneer de infuuscanule niet meer goed in het bloedvat ligt. Symptomen zijn
zwelling, koele huid, lekkage van infuusvloeistof en kenmerken van een flebitis. Als dit gebeurt,
moet het infuus direct worden stopgezet, de canule worden verwijderd en het ledemaat omhoog
worden gelegd. In de acute fase kun je de plaats koelen, dit zorgt voor vasoconstrictie. De
gevolgen van subcutaan lopen van een infuus met bepaalde soorten antibiotica of cytostatica
kunnen zeer ernstig zijn. Er kan een infiltraat (lokale ontsteking met vochtophoping) of zelfs
necrose (afsterven van weefsel na ontsteking) ontstaan.
 Extravasatie van infusievloeistof met medicijnen: het onbedoeld buiten het bloedvat lopen van
een intraveneus bedoeld geneesmiddel. Dit kan gebeuren als er naast het bloedvat wordt geprikt
of als er lekkage optreedt. Symptomen: zwelling, koele huid, lekkage van infuusvloeistof,
kenmerken van een flebitis, maar er kunnen ook blaren en zelfs necrose ontstaan. Behandeling is
afhankelijk van de infuusvloeistof met de soort medicijn. Indien het gaat om een infuusvloeistof
die schade veroorzaakt zoals kalium en cytostatica: staak de toevoer direct, waarschuw de arts,
sluit een nieuwe infuuslijn aan met een neutrale vloeistof, dien in overleg met de arts of
apotheker een tegengif/neutralisator toe om mogelijke schadelijke effecten tegen te gaan. Doe
dit in combinatie met een ijskompres. Na toediening: verwijder de infuuscanule.
 Hematoomvorming
 Trombose en embolie
 Allergie
 Sepsis
 Hypervolemie (door teveel of te snel vocht toe te dienen)

Na 72 uur moet je een infuussysteem vervangen of als er veel lucht in zit, veel knikken waardoor het
niet meer goed doorloopt of als er eerst bloed is toegediend. De infuusvloeistof mag maximaal 24
uur aanhangen.


Agressie

,Het toebrengen van schade aan materiaal of aan een persoon door het overschrijden van grenzen,
normen of regels van een ander, zich uitend in verbale agressie, bedreiging, fysieke agressie of
agressie gericht naar objecten.

Oorzaken van agressie
 Biologische aspecten: tekort aan serotonine (reguleren en onderdrukken van emoties), verhoogd
niveau testosteron
 Cognitieve aspecten: waarneming en reactie, aangeleerd, pathologische problematiek (NAH, licht
verstandelijke beperking)
 Sociale aspecten: verwaarlozing, mishandeling, maatschappelijke positie
 Culturele aspecten

Reacties in stresssituaties:
 Freeze (bevriezen, toegeven), fight, flight
 Rots en water
o Rots: zelfvertrouwen, durven en doen, staan voor je mening.
o Water: hulpvaardig, denken aan een ander, luisteren

Soorten agressie:
 Frustratie agressie: iemand is gefrustreerd over iets of iemand en is om die reden agressief bijv.
omdat iemand lang moet wachten. Hierbij kan het helpen om uitleg te geven over de
beweegredenen, diegene even te laten ventileren/even leeg laten lopen. Aanpak:
o Spanning reguleren: bewaar afstand, non verbaal.
o Actief luisteren: erken gevoelens.
o Standpunt verhelderen: wees eerlijk en realistisch.
o Samen zoeken naar een oplossing.
 Instrumentele agressie: wordt ook wel doelgerichte agressie genoemd. Mensen gebruiken bij
deze vorm weloverwogen agressie om hun zin te krijgen. Agressie wordt ingezet als middel tegen
jou als persoon om bij jou een bepaald doel te bereiken. Aanpak:
o grenzen stellen: helpend hierbij is de als-dan methode (als u nu niet stopt met
schreeuwen, dan bel ik de beveiliging). Blijf hierbij rustig.
o Bij aanspreken: geef een ik-boodschap, benoem concreet het gedrag dat je stoort, zeg
dat je wilt dat het stopt, speek duidelijk, gebruik niet te veel woorden
o Non-verbaal: sta stevig, kijk de ander aan
o Als de ander zich niet laat aanspreken: herhaal de boodschap (eventueel meerdere
malen), aangeven wat de consequenties zijn bij niet stoppen (als-dan methode).
 Willekeurige agressie: het gaat om mensen die weinig of geen controle over hun impulsen
hebben en onwillekeurig reageren. Als het tot agressief gedrag komt is dat vaker ongeremder.
Dit gedrag is onvoorspelbaar. Vaak ten gevolge van langdurig alcohol- of drugsgebruik, bij
bepaalde ziektebeelden zoals NAH, dementie, tumoren in de frontaalkwab, schizofrenie,
bipolaire stoornis. Deze mensen zijn moeilijker te kalmeren. Aanpak:
o Om iemand bij zinnen te krijgen, kun je diegene bij zijn naam noemen
o Heb voldoende kennis van stoornissen/ziektebeelden
o Leg positief en vriendelijk contact
o Tolereer geen afwijking van de/jou regels/grenzen
o Ga niet in op problemen die onoplosbaar zijn
o Ga niet in discussie
o Schakel hulp in (collega’s of de politie) en houdt afstand
o Maak geen grappen of veroordelende opmerkingen

,uitleggen wat het doel is van preoperatief onderzoek en waaruit dit kan bestaan.
Voorafgaand aan een operatie wordt een preoperatieve screening gedaan, waarbij de
gezondheidstoestand van de zorgvrager in kaart wordt gebracht. Daarmee kan ook een inschatting
worden gemaakt van de risico’s van de operatie. De uitgebreidheid van de screening hangt af van de
soort operatie, de leeftijd en de aandoeningen van de zorgvrager. Vaak krijgen zorgvragers een
gezondheidsvragenlijst om thuis alvast in te vullen en wordt de medicatie in kaart gebracht.

de aandachtspunten van de anamnese bij het preoperatieve onderzoek benoemen.
Bij de anamnese is aandacht voor welke aandoeningen en operaties de zorgvrager heeft (gehad), of
hij allergieën heeft en of hij eerder problemen heeft gehad rondom verdoving of narcose. Het kan
nodig zijn om rondom de operatie te stoppen met het gebruik van medicatie die invloed heeft op de
bloedstolling zoals anticoagulantia en trombocytenaggregatieremmers. Daarnaast vindt er lichamelijk
onderzoek plaats. Hierbij worden de lengte en het gewicht bepaald, de bloeddruk en de saturatie
gemeten en vindt er auscultatie van het hart en de longen plaats. Inspectie van de mond is nodig om
de ademweg te beoordeling in verband met eventuele beademing tijdens de operatie. Wanneer de
zorgvrager in aanmerking komt voor epidurale of spinale anesthesie (via een ruggenprik) kan
inspectie van de rug plaatsvinden.

beschrijven welke classificatie wordt gebruikt bij de operatieve risico-inschatting.
Op basis van de bevindingen bij de preoperatieve screening wordt een zorgvrager ingedeeld in een
klasse van de ASA-classificatie, welke loopt van klasse 1 tot 5.
 1: een normale gezonde patiënt, niet rokers, geen of minimaal alcoholgebruik
 2: een patiënt met een milde medische aandoening die onder controle is en zonder weerslag op
het dagelijks functioneren bijv. roken, matig alcoholgebruik, zwangerschap, obesitas, hypertensie
of diabetes die goed onder controle is.
 3: een patiënt met een ernstige medische aandoening of 1 of meer matig tot ernstige
aandoeningen bijv. morbide obesitas (BMI >40), COPD, pacemaker, hartinfarct of beroerte gehad
 4: een patiënt met een ernstige medische aandoening die levensbedreigend kan zijn bijv. een
hartinfarct, ernstige hartklepproblemen, sepsis
 5: een patiënt die zonder operatie waarschijnlijk zal overlijden

uitleggen welk aanvullend onderzoek gedaan kan worden bij een preoperatieve screening
Op basis van de ASA-klasse, het soort operatie en het risico voor het hart wordt verder aanvullend
onderzoek gedaan zoals bloedonderzoek of een ecg. Bij bloedonderzoek wordt o.a. gekeken naar
stollingswaarden en lever- en nierfunctie vanwege inschatten van het bloedingsrisico en mogelijke
interactie met geplande medicatie. Thorax: bij verdenking op longontsteking, ernstige COPD.
Glucose: bij slecht ingestelde diabetes mellitus bv. Een te hoge suiker.

verpleegkundige aandachtspunten benoemen bij de preoperatieve fase op een afdeling.
Een operatie is spannend. Voorlichting over het verloop van de operatie en over wat de zorgvrager
na de operatie kan verwachten, kan de spanning verminderen. Bij de verpleegkundige anamnese
kunnen er nieuwe bevindingen zijn zoals allergieën, nieuwe medicatie of zelfmedicatie, die nog niet
bekend waren bij de preoperatieve screening. Ook kan blijken dat de zorgvrager niet (op tijd) met
bepaalde medicatie is gestopt, terwijl dit wel de afspraak was vanuit de preoperatieve screening.
Overleggen met een arts! Op de afdeling is vaak per operatie een preoperatief protocol met alle
afspraken en interventies. Dit kan worden aangevuld met specifieke afspraken bijv. wanneer een
zorgvrager DM heeft. Vaak vindt er een preoperatieve controle van de vitale functies plaats. Bij
algehele anesthesie en sedatie moet de zorgvrager nuchter zijn (>6 uur  alles eten en drinken, >2
uur  heldere dranken en vloeistof, snoepje zuigen). Ook wordt voorafgaand aan de operatie op de
afdeling al medicatie gegeven. Dit wordt premedicatie genoemd.
Acties als de patiënt besteld wordt:
 Instrueer de patiënt het toilet te gebruiken

, Verstrek operatiekleding
 Controleren en toedienen van eventueel voorgeschreven premedicatie
 Naambandje/barcode/identificatie aanbrengen
 Gebitsprothese, sieraden, piercings verwijderen
 Transport regelen/verzorgen

uitleggen wat de werking en bijwerking is van de premedicatie die wordt gebruikt
Inname 30-90 minuten voor operatie:
 Paracetamol en NSAID’s
 Heparine (fraxiparine) afhankelijk van protocol (grote orthopedische ingreep)
 Insuline en glucose via infuus bij DM1
Op OK: benzodiazepinen (sedatie), kan na time-out- procedure en analgetica (opiaten). Op de
verkoever: metoclopramide (voorkomt braakneigingen en misselijkheid).

uitleggen wat de werking, mogelijke bijwerkingen en complicaties bij algehele anesthesie zijn.
Algehele anesthesie (narcose): voornamelijk bij grote operaties. Hierbij worden middelen toegediend
waarmee tijdelijk het bewustzijn wordt verlaagd. De zorgvrager kan zich achteraf niks meer
herinneren van de operatie zelf. Opeenvolging toediening van geneesmiddelen met als doel:
 Analgesie (opioïd: fentanyl)
 Bewustzijnsverlaging (sedatie): benzodiazepine (midazolam (dormicum)) en propofol
 Reflex immobiliteit / paralyse: spierrelaxantia zoals atracurium

Mogelijke bijwerkingen zijn slaperigheid, misselijkheid, braken (door de toegediende medicatie) en
keelpijn/heesheid door de endotracheale tube (beademingsbuis) of het larynxmasker. Er kunnen
daarnaast complicaties optreden zoals een allergische reactie op de gebruikte medicatie,
gebitsbeschadiging tijdens het inbrengen van de endotracheale tube of het larynxmasker en
neuropathie met tintelingen en krachtsverlies door een beknelde zenuw als gevolg van een
verkeerde positie van het lichaam tijdens de operatie.

Sedatie: lichte vorm van algehele anesthesie. Bestaat uit een benzodiazepine als slaapmiddel,
gecombineerd met een pijnstiller. Hierdoor maakt de zorgvrager de operatie minder bewust mee,
maar blijft hij wel zelf ademen. Kan worden gecombineerd met een vorm van regionale anesthesie.
Mogelijke bijwerkingen zijn misselijkheid, braken, daling van saturatie en bloeddruk.

uitleggen wat de werking, mogelijke bijwerking en complicaties van de verschillende vormen van
regionale anesthesie zijn.
Regionale anesthesie: de zenuwgeleiding wordt geblokkeerd, waardoor de
signalen niet meer in de hersenen aankomen en de zorgvrager geen pijn voelt.
 Spinale anesthesie: via een ruggenprik wordt medicatie toegediend in de
subarachnoïdale ruimte, door de dura mater. De medicatie komt daardoor
in de liquor terecht. Dit leidt tot sensorische en motorische blokkade. De
zorgvrager kan tijdelijk zijn benen niet gebruiken en voelt geen pijn. Soms
voelt hij aanraking of beweging wel. Wanneer geen sedatie wordt
toegepast, is de zorgvrager tijdens de operatie bij bewustzijn.
 Epidurale anesthesie: via een ruggenprik wordt een slangetje ingebracht in
de wervelkolom langs de dura mater. Het slangetje ligt buiten het spinale
kanaal waarin het myelum ligt. Meestal geen volledig motorisch blok. De zorgvrager kan zijn
benen na het wakker worden wel bewegen. Het wordt toegepast met als doel optimale
pijnstilling na de operatie onder algehele anesthesie. Deze vorm van anesthesie kan tot
meerdere dagen na de operatie worden gegeven (postoperatieve pijnbestrijding). Vaak krijgt de
zorgvrager een blaaskatheter.

,  Perifeer zenuwblok: de verdovende medicatie wordt rondom de zenuwen geïnjecteerd. Wordt
vooral gebruikt bij operaties aan de schouders, armen en benen. Om de plek van de injectie goed
te bepalen, wordt echografie gebruikt.

Bijwerkingen kunnen worden veroorzaakt door de procedure zelf of door de (te hoge dosering van
de) toegediende medicatie bijv. bloeddrukdaling, daling van de hartfrequentie, krachtsverlies,
misselijkheid en slaperigheid. Andere complicaties zijn hoofdpijn, een bloeding, een infectie en
zenuwschade als gevolg van de injectie. De hoofdpijn kan tot een aantal dagen na de ruggenprik
ontstaan. Deze wordt veroorzaakt door perforatie van de dura mater wat zorgt voor lekkage van
liquor uit het gaatje van de ruggenprik, waardoor de liquordruk afneemt (bij spinale anesthesie).
Kenmerkend voor deze vorm van hoofdpijn is dat de pijn vaak afneemt bij plat liggen en verergert bij
het omhoogkomen van het hoofd zoals bij zitten of staan. Soms is er een nieuwe injectie nodig om
deze hoofdpijn te behandelen. Hierbij wordt op de plek van de ruggenprik een beetje bloed van de
zorgvrager zelf ingespoten om het lek te dichten (bloedpatch). Er kan een hematoom optreden op de
insteekplaats, wat kan leiden tot een dwarslaesie. Ook kan er postoperatief urineretentie optreden
omdat je niet goed kunt voelen dat je moet plassen en dit vaak ook niet lukt. Ook kan de dosering
omhoog kruipen, wat kan leiden tot ademhalingsproblemen.

de verpleegkundige aandachtspunten in de verkoeverperiode na algehele en regionale anesthesie.
Na de uitleiding begint de verkoeverperiode, waarbij de zorgvrager enige tijd na de operatie wordt
gemonitord. De vitale functies worden goed in de gaten gehouden en er is aandacht voor
vroegsignalering van postoperatieve complicaties zoals een nabloeding. Daarnaast is pijnbestrijding
een belangrijk onderdeel van de zorg. Een zorgvrager mag de verkoeverkamer verlaten als hij
voldoende uit de narcose ontwaakt is en zijn vitale functies weer stabiel zijn. Infuus: intact en
functionerend, drains: functionerend, wondverband: niet lekkend, pijnscore (heeft de patiënt al
medicatie gehad?), voeding en uitscheiding (misselijkheid, braken, honger, dorst, mictie).

de meest voorkomende postoperatieve complicaties beschrijven.
 Een nabloeding in het operatiegebied kan in korte tijd gepaard gaan met veel bloedverlies. Dit
kan zichtbaar zijn (bijv. via een drain) of niet zichtbaar (inwendige bloeding). Hierbij kan de
zorgvrager in shock raken en kan er acute anemie ontstaan. De zorgvrager moet vaak opnieuw
worden geopereerd. Ook kan er een bloedtransfusie nodig zijn.
 Postoperatieve infecties zijn een pneumonie, een urineweginfectie en een wondinfectie. Een
postoperatieve infectie kan leiden tot een langere opnameduur en tot een nieuwe operatie. Het
risico kan worden verkleind door naleving van de hygiëneprotocollen en toediening van
antibioticaprofylaxe. De lichaamstemperatuur moet regelmatig worden gemeten, omdat koorts
kan wijzen op een infectie. Daarnaast is het belangrijk om vroege symptomen van een
(wond)infectie te signaleren. Dit zijn pijn, gevoeligheid ter plaatse van de wond, zwelling,
roodheid, warmte, pus uit de incisie en wonddehiscentie (wijkende wondranden).
 Een postoperatief delier komt regelmatig voor. Hierbij is er sprake van acute verwardheid, met
daarbij een wisselende verstoring van de aandacht, het cognitief vermogen en het bewustzijn.
Het kan uitgelokt zijn door de operatie zelf, maar ook door bijv. een bijkomende infectie.
 Postoperatieve pijn zorgt voor ongemak bij de zorgvrager, maar kan ook leiden tot meer
complicaties. Daarom is goede pijnbestrijding ook na een operatie van belang.
 Bij verschillende operaties is het nodig dat de zorgvrager tijdelijk postoperatief preventief
antistollingsmedicatie gebruikt vanwege het risico op veneuze trombo-embolie (diepe veneuze
trombose en longembolie). Hoe hoog dit risico is hangt mede af van de soort operatie en de duur
van de bedlerigheid. Preventie bestaat uit subcutane toediening van heparine. Daarnaast is het
belangrijk zo snel mogelijk te mobiliseren.
 De voedingstoestand is belangrijk. Ondervoeding kan zorgen voor een langzamer herstel en gaat
gepaard met een verhoogde kans op infecties, decubitus en vertraagde wondgenezing. Sommige
zorgvragers hebben sondevoeding of drinkvoeding nodig.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sdpilon. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.04. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.04  7x  sold
  • (3)
  Add to cart