Superfijne samenvatting van alle artikelen voor het Topic Organisaties in de Media.
In het Nederlands.
Lekker overzichtelijk.
Inclusief studievragen.
Inclusief afbeeldingen e.d.
De herkansing is in juli. Met deze samenvatting ga je het zeker halen :)
1. Rainey, Backoff & Levine (1976) – Comparing Public and Private
organisations.
Studievraag: Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen publieke en private organisaties?
Noem er vier en leg ze uit.
Samenvatting artikel:
- In dit artikel: een aantal stellingen over de verschillen in de publieke en private organisaties
> hebben gevolgen voor hun management.
o De stellingen verfijnen en breiden het eerder onderzoek van Murray uit: hij
suggereerde dat publieke en private organisaties convergeren > soortgelijke
beperkingen en uitdagingen > management in alle organisaties moet worden gezien
als een generiek proces.
o Maar het onderzoek van dit artikel stelt dat het te vroeg is om tot de conclusie te
komen dat de betekenis van publiek-private verschillen en de gevolgen daarvan aan
management training en praktijk zijn toe te schrijven.
- Er is al veel onderzoek gedaan naar de vergelijkende kwestie. Er is echter nog geen
systematische inspanning gedaan om recente bijdragen te integreren. Daarom dit artikel:
o Consensus gevonden over een aantal belangrijke verschilen.
o Algemene redenen om het onderwerp zorgvuldig te benaderen:
1) Normatieve, voorschrijvende implicaties:
Veel besproken bezorgdheid over de vraag of de verschillende aspecten van
convergentie tussen de twee sectoren goed of slecht zijn.
- oplossingen worden voorgesteld;
- argumenten over de rollen en functies van de organisaties in de 2 sectoren.
Voorbeeld: bezorgdheid over de ‘capture’ van regelgevende agentschappen.
2) Implications for Knowledge and Understanding:
‘Prescriptions will be no better than our understanding of the phenomena’ >
oplossingen kunnen alleen maar succesvol zijn als de onderliggende aannames
kloppen.
- Voor zover er dan nog steeds een verschil is tussen publieke en private
organisaties, moet die divergentie worden geïsoleerd en bestudeerd als bron van
informatie over de werking van organisaties in een in toenemende mate
complexe maatschappij.
3) Theoretische implicaties:
Overweging van de vergelijkende vraag betekent ook bepaalde basic issues in de
poging om kennis over organisaties en management te systematiseren > dus ook
inbegrip van de keuze in units en levels van analyse en in hoofd variabelen.
- Deze keuzes zijn dan weer gerelateerd aan de poging om concepten, proposities
en modellen te bedenken.
, - Het analyseren van overeenkomsten en verschillen tussen publieke en private organisaties
veroorzaakt grote moeilijkheden in classificatie en definitie, die niet gemakkelijk zijn op te
lossen. Toch moet er een poging worden gedaan om de zaak op te helderen door
oplossingen te suggereren voor deze classificatie problemen, alvorens de vergelijking zelf te
maken > Approaches to Classification and Definition (minder belangrijk voor tentamen) >
o Twee belangrijke stappen:
1. Een heldere definitie van ‘publiek’ en ‘privaat’ > waaruit de essentiële verschillen
tussen de twee blijkt. Lijkt onhaalbaar.
2. Specificatie van de volledige range in variatie > is empirisch en logisch gerelateerd
aan de basis- of gedefinieerde verschillen.
o Verschillende benaderingen in de literatuur:
Common sense approaches (zonder expliciete definities, omdat ervan wordt
uitgegaan dat iedereen begrijpt wat er bedoelt wordt met bepaalde termen).
Practical definitions (d.m.v. vuistregels)
Denotative approaches (d.m.v. opsommingen van activiteiten van
organisaties).
Analytic approaches (onderscheid maken d.m.v. het definiëren van
factoren/sets van factoren).
o Geen enkele van deze benaderingen slaagt erin een heldere grens te trekken tussen
de sectoren > er zijn altijd tussen-vormen, en vormen met overlap > ‘blurring of the
sectors’ > heeft twee gerelateerde fenomenen tot gevolg:
1. Vermenging van overheids- en niet-overheids activiteiten.
2. Een toenemende gelijkheid in functie, context of rol van de organisatie binnen
de twee sectoren.
o Toch kan er, ondanks ‘blurring’, nog wel een betekenisvol onderscheid worden
gemaakt > er kunnen nog steeds belangrijke verschillen tussen publieke en private
organisaties worden benoemd > er bestaat wel een harde kern van typisch publiek of
privaat, gezien het feit dat ze op een groot aantal basis eigenschappen
onderscheidend zijn > de ‘typische’ overheids- cq. businessorganisaties.
Findings van het onderzoek
- De punten waarop consensus is gevonden zijn in verschillende categorieën in te delen (In deze tabel
gezien vanuit publieke organisatie t.o.v. private organistatie):
1. Environmental Factors: factoren die extern zijn aan organisaties > ze liggen buiten
hun controle.
a. Mate van blootstelling aan de markt (afhankelijkheid van kredieten).
i. Hoe minder blootstelling, hoe minder drijfveer tot kostenvermindering,
efficiëntie, effectieve performance.
ii. Minder blootstelling resulteert in lagere efficiëntie allocatie (reflectie van
consumer voorkeuren, aanpassen van aanbod op vraag, enz.).
iii. Minder blootstelling betekent minder beschikbaarheid van marktindicatoren
en informatie (prijzen, winst, enz.).
b. Wetmatige en formele beperkingen (rechtbank, wet, hiërarchie).
i. Meer beperkingen op procedures, sferen van operatie (minder autonomie
van managers in het maken van keuzes).
ii. Grotere neiging tot proliferatie van formele specificaties en controles.
iii. Meer externe bronnen met formele invloed, en een grotere fragmentatie
van deze bronnen.
c. Politieke invloed
i. Grotere diversiteit en intensiteit van externe informele invloed op
beslissingen (onderhandelingen, publieke opinie, belangengroepen, enz.)
, ii. Grotere behoefte aan het ondersteunen van ‘kiesdistricties’ (klantgroepen,
sympathieke formele autoriteiten, enz.).
2. Organization-Environment Transactions: de relatie tussen de organisatie en de
entiteiten in haar omgeving.
a. Coerciveness (dwang) (monopolistisch, onvermijdelijke natuur van vele
overheidsactiviteiten).
i. Overheid heeft unieke sancties en dwangmatige macht > ‘force of law’ > het
is waarschijnlijker dat participatie in consumptie en financiering van services
onvermijdelijk/verplicht is.
b. Nature of policy impacts.
i. Bredere impact, grotere symbolische significantie van acties van publieke
administrators (een ruimere scope of concern, zoals ‘public interest’).
c. Public scrutiny (publieke controle)
i. Grotere publieke controle van publieke ambtenaren en hun acties.
d. Unieke publieke verwachtingen.
i. Grotere publieke verwachtingen dat publieke ambtenaren handelen met
meer eerlijkheid, verantwoordelijkheid, verantwoording en
rechtvaardigheid.
3. Interne structuren en processen: binnen een organisatie, zoals besluitvorming,
individuele autoriteit en motivatie.
a. Complexiteit van doelen, evaluatie en besluitvormingcriteria.
i. Grotere multipliciteit en diversiteit van doelen en criteria.
ii. Grotere vaagheid en ontastbaarheid van doelen en criteria.
iii. Grotere neiging van doelen om te conflicteren (more ‘tradeoffs’ =
afwegingen).
b. Autoriteitsrelaties en de rol van de beheerder.
i. Minder besluitvormende autonomie en flexibiliteit bij publieke beheerders.
ii. Zwakkere en meer gefragmenteerde autoriteit door ondergeschikte en
lagere levels. ( - om ondergeschiktheid te omzeilen, kan er een beroep
worden gedaan op alternatieve autoriteiten).
iii. Grotere terughoudendheid om te delegeren, meerdere levels van review,
groter gebruik van formele regulering (als gevolg van problemen in het
toezicht en de delegatie, die voortkomen uit de vaagheid/ontastbaarheid).
iv. Meer politieke, tentoongestelde rol voor topmanagers.
c. Organisatorische performance.
i. grotere voorzichtigheid, stijfheid; minder innovatief.
ii. Meer frequente wisseling van topleiders als gevolg van verkiezingen en
politieke benoemingen, resulteert in een grotere verstoring van de
uitvoering van plannen.
d. Drijfveren/motieven (incentives) en incentive structuur.
i. Grotere moeilijkheid in het bedenken van incentives voor effectieve en
efficiënte performance.
ii. Lagere waardering voor financiële prikkels door werknemers.
e. Persoonlijke eigenschappen van werknemers.
i. Variatie in persoonlijkheid, eigenschappen en behoeften, zoals bijv. grotere
overheersing en flexibiliteit, grotere behoefte aan prestatie bij
overheidsmanagers.
ii. Lagere werkbevrediging en lagere organisatorische toewijding.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller heididanils. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.07. You're not tied to anything after your purchase.