Samenvatting - Dierkunde (behaald cijfer in eerste zit: 15/20)
67 views 3 purchases
Course
Dierkunde En Proefdierkunde
Institution
Universiteit Antwerpen (UA)
De samenvatting is een zelfgeschreven samenvatting die bestaat uit noties genomen tijdens de les gecombineerd met de inhoud van de powerpoints. De samenvatting is volledig!! Het behaalde cijfer in eerste zit met deze samenvatting bedraagt 15/20.
- Cellulair: opgebouwd uit cellen ééncellig of meercellig
Indien meercellig: hiërarchisch georganiseerd = vormen weefsels
- Bevatten genetische informatie die ze gebruiken om zichzelf te reproduceren
= voortplanting en ontwikkeling
- Zijn met elkaar verwant door proces van evolutie
- Kunnen moleculen uit omgeving opnemen en omzetten in nieuwe biologische moleculen
= metabolisme
- Kunnen hun interne milieu reguleren om het in evenwicht met de omgeving te houden
= homeostase
- Kunnen energie opnemen uit omgeving + gebruiken om homeostase te onderhouden, te
kunnen ontwikkelen en te kunnen groeien
op basis van deze kenmerken moeten worden gesteld of virussen, viroïden en prionen levende
wezens zijn
- Viroïden = infectieuze DNA of RNA
- Prionen = infectieuze eiwitten
Geschiedenis van het leven op aarde
- 4 miljoen jaar geleden: ontstaan van eerste protobionten (= voorlopers van het echte
cellulaire leven) o.b.v. fysische eigenschappen lijken op liposomen (= druppels omgeven
door vetmantel)
- Ontstaan van prokaryoten uit protobionten geen celkern
- Ontstaan van organismen die zuurstof produceren gevolg: ontstaan van snelle aerobe
metabolisme + productie van ozon
- Ontstaan van eencellige en meercellige eukaryoten
- Ontstaan van landdieren: pas wanneer de beschermende ozonlaag voldoende is
Leven in drie grote rijken/domeinen onderverdeeld o.b.v. moleculaire technieken (rRNA):
1. Bacteriën (prokaryoten)
2. Archaea (prokaryoten)
3. Eukaryoten = organismen met celkern (ééncellig en meercellig)
cladogram (= diagram dat evolutionaire afstamming weergeeft) geeft weer hoe deze onderling
aan elkaar gerelateerd zijn
Ontstaan van eukaryote cel
- Stap 1: cel is gaan instulpen en membranennetwerk gaan vormen wat aanleiding geeft tot
kernmembraan en endoplasmatisch reticulum (ER)
- Stap 2: ontstaan van endosymbiose door opname van heterotrophe prokaryote cel wat
aanleiding geeft tot cellen met mitochondria (= celmembraan van oorspronkelijke
proteabacterie) vanaf nu ‘dierlijke’ eukaryote cel
- Stap 3: ontstaan van endosymbiose* door opname van fotosynthetiserende prokaryote cel
wat aanleiding geeft tot cellen met mitochondria
*= het opnemen van aerobe prokaryoten cellen in een primitieve eukaryote cel
vanaf nu ‘plantaardige’ eukaryote cel
, 2. H2: Diversiteit van het dierenrijk
Hoe een dierlijk organisme karakteriseren?
- O.b.v. voedingswijze: dieren zijn heterotrofen, want moeten organische materie opnemen
- O.b.v. celstructuur en specialisatie:
Multicellulair
Geen celwanden, wel cellulose als wand + plasmamembraan
Hebben structuureiwitten (= collageen, 40% van alle eiwitten in het menselijk
lichaam) wat nodig is voor structuur
Hebben zenuw- en spierweefsel functie: prikkelbaarheid om signalen uit de
omgeving op te nemen + beweging
- O.b.v. reproductie en ontwikkeling
Voortplanting van dieren: seksuele reproductie
Uit diploïde stadium (2 x 23 paar = 46 chromosomen) domineert de levenscyclus
Zygote gaat snel delen wordt meercellig krijgt structurele opbouw met
germinatieve cellagen/kiembladen
Vaak larvale stadia (immatuur) met metamorfose tot adult
Skeletspierweefsel
Bewegelijkheid en verplaatsing
= een essentiële ecologische functie bv. lopen naar prooien
- Ook al in ééncellige structuren zaten myosine en actine
functie : spieropbouw + contracties (myosine koppen pakken actines vast)
- Skeletspierweefsel is dwarsgestreept: spier spierbundels vezels myofibrillen
myofilamenten actine + myosine
Drie grote types van skeletten in het dierenrijk:
1. Endoskelet bv. mens en hond
voordeel: endoskelet groeit mee, dus er moet geen nieuw worden aangelegd
2. Exoskelet bv. kreeftachtige, insecten
nadeel: exoskelet gaat vervellen waardoor men een nieuw moet aanleggen
3. Hydro(statisch) skelet = skelet van lichaamsvocht bv. wormen, tong, slurf olifant
Hoe dieren catalogeren?
1. Overeenkomstig hun bouwplan: morfologische en ontwikkelingskenmerken
Symmetrie (1)
- Radiale symmetrie = langs elke kant gelijk, beweeglijke organismen, maar bewegen niet
voort
- Bilaterale symmetrie = tweezijdig gebouwde dieren met beweging in een richting
resulteert in:
Sagittaal vlak: deelt in linkerkant en rechterkant
Transversaal vlak: deelt in voorkant en achterkant
Frontaal vlak: deelt in bovenkant en onderkant
Ontwikkeling (2)
- 2 kiembladen: diploblasten (heeft ecto- en endoderm)
- 3 kiembladen: triploblasten (heeft ecto-, endo- en mesoderm)
- Vroege ontwikkeling van triploblasten: protostomen + deuterostomen
, Lichaamsholte (= coelom, ruimte tussen ecto- en endoderm gevuld met vocht van triploblasten in
mesoderm (3)
- Coelomaten = organismen met holtes die zijn ontstaan binnenin mesoderm
meeste bilaterale dieren hebben dit
- Pseudocoelomaten = organismen die pseudocoel (= valse holte) hebben wat toch een
volledige functionele lichaamsholte is
- Acoelomaten = organismen die geen echte lichaamsholte hebben, want hun organen maken
rechtstreeks contact met epitheel
Modelorganismen = modellen in geneeskunde, biologie en genetica die vaak gebruikt worden omdat
deze ook aspecten van de mens hebben
- Nematode Caenorhabditis elegans = eenvoudige rondworm gekenmerkt door euthely:
elk individu heeft hetzelfde aantal cellen (celontwikkelingskaarten) die gebruikt wordt in de
ontwikkelingsbiologie en moleculaire biologie
- Arthropoda (= geleedpotigen) Drosophila melanogaster = fruitvlieg
Homeobox (= DNA-sequentie) genen ontdekt bij fruitvlieg, gebruikt bij genetica en fysiologie
- Chordata (= gewervelden) zebravis (Danio rerio), rat (Rattus norvegicus) gebruikt bij
ontwikkelingsbiologie en geneeskunde
2. Overeenkomstig hun moleculaire gelijkenis (2)
Een ‘grade’ = groep van organismen met identieke biologische kenmerken
Monophyletische groep = groep van alle organismen die evolutief afstammen van éénzelfde
ancestraal organisme = een ‘clade’
Paraphyletische groep = gemeenschappelijke voorouder + alle nakomelingen behalve een groep die
er heel anders uit zien
Bv. reptielen, maar vogels vallen eruit (horen bij de dino’s)
Polyphyletische groep = gemeenschappelijke voorouder + alle nakomelingen + een groep met
andere voorouder
Inzoomen op bepaalde dieren doorheen de evolutie
Vanuit een ancestrale protist ontstonden sponzen en Eumetazoa
Eumetazoa
= een clade van dieren met echte weefsels
- Radiale symmetrie: Calcarea en Silicea + Cnidaria (= neteldieren)
- Bilaterale symmetrie:
• Lophotrochozoa + Deuterostomia = groepen gekenmerkt door een lophofoor (=
tentakelkrans voor voeding) en/of trochofoor-larve (= larven met ciliaire kraag)
• Ecdysozoa = organismen met vervelling/ecdysis bv. insecten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller siengeudens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.05. You're not tied to anything after your purchase.