100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Tekst en Taal MIC| Uitgebreide samenvatting $3.73   Add to cart

Summary

Tekst en Taal MIC| Uitgebreide samenvatting

4 reviews
 300 views  24 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

In deze samenvatting is alle stof voor het tentamen Tekst en Taal van de opleiding Media, Informatie en Communicatie te vinden. De collegestof, de spreekwoorden en gezegdes met betekenis en de opgegeven stof van de Schrijfwijzer van Jan Renkema. Kortom: alles in één samenvatting! Heel veel succes...

[Show more]

Preview 3 out of 34  pages

  • No
  • Stof uit modulehandleiding mic, vierde druk schrijfwijzer j. renkema
  • April 10, 2017
  • 34
  • 2016/2017
  • Summary

4  reviews

review-writer-avatar

By: jordangoulooze • 1 year ago

review-writer-avatar

By: evatenwolde1 • 3 year ago

review-writer-avatar

By: sietskewalles • 7 year ago

review-writer-avatar

By: nickelientje1992 • 7 year ago

avatar-seller
MT02
TEKST
EN
TAAL
JAAR
2
SPECIALISATIE
TEKSTSCHRIJVEN



TEKST
EN
TAAL
LES
1







TAAL
1
LEESTEKENS





3
groepen
leestekens:


1.   Zinsgeleiders:
,
;
:
-­‐
()


2.   Zinseindtekens:
.
?
!


3.   Markeerders
van
een
citaat
of
een
bijzonder
woord:
‘’
“”


4.   Overig:
/
\

-­‐

en
hoofdletter




Synesthesie
=
het
verbinden
van
zintuigen
om
een
indruk
weer
te
geven.


Voorbeelden:
stinkende
woorden,
schreeuwende
kleuren,
warme
herinneringen,
scherpe
geuren.




Interpunctie
=
een
goede
manier
van
de
leestekens
toepassen.




Punt


-­‐   Nooit
een
punt
in
de
titel.


-­‐   Gebruik
je
puntjepuntjepuntje
‘…’
(=het
beletselteken).
Voorbeeld:
Had
je
dat
niet
eerder

kunnen
zeggen



-­‐   Van
Woekom
zei:
‘(…
)
mijn
positie
is
onhoudbaar
geworden
(…)
antwoord
ik
niet.
Hier

gebruik
je
de
drie
puntjes
als
een
weglatingsteken.


-­‐   Werken
vind
ik
leuk

voor
anderen
dan


-­‐   Ik
zou
zeggen

eh

toch
maar
niet
doen.
Hier
aarzelt
iemand.




Vraagteken:
vragende
zinnen
sluit
je
af
met
een
vraagteken


-­‐   Bijvoorbeeld:
Komt
u
binnen?
Of
Komt
u
binnen.
Misschien
kun
jij
me
helpen?
Misschien
kun

jij
me
helpen.


-­‐   Als
je
het
als
vraag
bedoeld
moet
je
het
vraagteken
echt
gebruiken.




Uitroepenteken:
zinnen
of
woorden
die
extra
nadruk
moeten
krijgen,
sluit
je
af
met
een

uitroepteken


-­‐   Met
uitroeptekens
moet
je
zuinig
omgaan
anders
krijg
je
ordinaire
teksten.


-­‐   Bijvoorbeeld:
Ga
weg!
Of
Wat
een
ontzettende
eikel
ben
jij!


-­‐   Wat
natuurlijk
ook
kan:
Ze
schreeuwde
hem
toe
dat
ze
knetter
van
hem
werd.
(Hier
geen

uitroepteken
achter
plaatsen,
door
‘ze
schreeuwde’
is
al
duidelijk
genoeg)


-­‐   Less
is
more




Komma

-­‐   Tussen
twee
persoonsvormen:
Wie
hardloopt,
kan
hardvallen.


-­‐   Tussen
verschillende
bijvoeglijke
naamwoorden:
Ik
houd
van
harde,
rijpe
en
groene
appels


-­‐   Voor
onderschikkende
voegwoorden:
We
gaan
vandaag
veel
eerder
weg
dan
normaal,

omdat
we
de
files
willen
ontlopen.


-­‐   Voor
en
na
een
bijstelling:
Mijn
oma
droeg
haar
mooiste
juwelen,
een
gouden
ketting
en
een

armband,
alleen
op
zondag.


-­‐   En,
maar
en
want
noemen
we
nevenschikkende
voegwoorden.
Deze
verbinden
hetzelfde.

Bijvoorbeeld:
We
gaan
weg
en
we
eten
daarna.
Deze
woorden
verbinden
twee
hoofdzinnen.


-­‐   Bij
en
gebruik
je
nooit
een
komma.
Maar
en
want
hoeft
het
ook
niet,
maar
mag
wel.


-­‐   Voor
een
uitbreidende
bijvoeglijke
bijzin:
Sinaasappels,
die
veel
vitamine
C
bevatten,
zijn

gezond.



, -­‐   Voor
een
beperkende
bijvoeglijke
bijzin:
De
cd’s
die
ik
voor
mijn
achttiende
heb
gekocht,
heb

ik
aan
mijn
neefje
gegeven.


-­‐   Eerst
bijzin
en
daarna
de
hoofdzin
mag
ook:
bijvoorbeeld:
Omdat
we
de
files
willen
ontlopen,

gaan
we
vandaag
eerder
weg
dan
normaal.
Het
is
niet
het
mooiste
om
te
doen.
Je
laat
de

lezer
eerst
alle
bij
informatie
lezen.
Je
put
je
lezer
uit.
Ze
willen
de
kerninformatie
weten.
Als

je
het
ritme
van
je
tekst
wil
afwisselen
is
het
goed
om
dit
af
en
toe
te
gebruiken,
maar
maak

er
niet
je
schrijfstijl
van.
Gebruik
het
bewust!

-­‐   Vermijd
overdaad


-­‐   Streef
zo
snel
mogelijk
naar
een
punt

-­‐   Hoe
meer
komma’s
in
een
tekst,
des
te
slechter
vaak
de
stijl.


-­‐   Een
bijstelling,
een
andere
verwijzing
naar
eenzelfde
persoon
of
zaak,
staat
tussen
komma’s

-­‐   Een
tussenvoegsel
staat
tussen
komma’s:
‘Dat
is,
goddank,
achter
de
rug.


-­‐   Een
aangesproken
persoon
staat
tussen
komma’s:
‘Heb
ik,
meneer
Jansen,
u
werkelijk

verkeerd
begrepen?’


-­‐   We
plaatsen
een
komma
bij
voorop
geplaatst
of
achterop
geplaatst
zinsdeel
dat
via
een

verwijzing
verbonden
is
met
de
rest
van
de
zin:
‘Dat
ziekenhuis,
daar
ben
ik
bevallen.


-­‐   Komma
na
zin
geleiders
(echter,
tenminste
bijv.)


Ø   Helaas,
het
gaat
niet
door


Ø   Geen
komma
als
deze
woorden
midden
in
de
zin
staan


Ø   Het
gaat
helaas
niet
door


-­‐   Komma
bij
voegwoorden


Ø   Er
komt
een
komma
voor
‘en’
als
de
hoofdzinnen
lang
zijn.


Ø   Komma
voor
‘en’
dat
een
nevengeschikt
zinsdeel
inleidt


Ø   Komma
voor
‘en’
als
er
anders
verwarring
ontstaat.


-­‐   Komma
als
de
zin
ook
met
een
andere
betekenis
kan
worden
gelezen.




Functies
van
de
komma


-­‐   De
structuur
van
de
zin
verduidelijken
(=structuurkomma)


-­‐   Aangeven
waarbij
hardop
lezen
een
korte
rust
wordt
gehoord
(=de
leeskomma)


-­‐   De
betekenis
van
de
zin
verhelderen
(=de
betekeniskomma)




•   Voor
.
,
;
:
?
!
komt
geen
spatie,
erna
wel.
Bij
openingshaak
andersom
De
man
zei
‘Donder

op!’


•   Interpunctie
=
goede
manier
van
leestekens
toepassen.


•   Komma:
structuurkomma,
leeskomma,
betekeniskomma.


•   Streef
zo
snel
mogelijk
naar
een
punt.




Hoofdzin:
onderwerp
en
persoonsvorm
staan
naast
elkaar


-­‐   Persoonsvorm
kan
je
vinden
door
het
onderwerp
te
veranderen.
De
persoonsvorm
verandert

mee.


-­‐   Bijvoorbeeld:
Ik
hou
van
harde,
rijpe
en
groene
appels.
We
houden
van
harde,
rijpe
en

groene
appels.


-­‐   Tussen
hoofzinnen
zonder
voegwoord
komt
een
komma;
Deze
paragraaf
is
behoorlijk

uitgebreid,
de
volgende
is
gelukkig
iets
korter.


-­‐   In
bovenstaand
voorbeeld
kan
de
komma
vervangen
worden
door
het
voegwoordje
‘maar’.

-­‐   Als
de
hoofzinnen
te
lang
zijn
of
zelf
al
een
komma
bevatten,
kan
je
beter
een
punt
of
een

puntkomma
gebruiken.


-­‐   Een
hoofdzin
in
een
andere
hoofdzin
staat
tussen
komma’s

Ø   Tussen
aandachtsstreepjes
wanneer
er
extra
aandacht
op
gevestigd
moet
worden


Ø   Tussen
haakjes
wanneer
minder
van
belang




, Bijzin:
onderwerp
en
persoonsvorm
staan
niet
bij
elkaar.


-­‐   Bijzin
kan
niet
alleen
voorkomen.
Ik
hou
van
harde,
rijpe
en
groene
appels,
omdat
die
zo

gezond
zijn.
Hier
is
de
eerste
zin
dus
de
hoofdzin
en
tweede
de
bijzin.


-­‐   De
tweede
zin
kan
niet
losstaand
zijn.


-­‐   Tussen
hoofdzin
en
bijzin
staat
een
komma,
behalve
als
de
deelzinnen
kort
zijn.


-­‐   Een
(niet-­‐bijvoeglijke)
bijzin
in
een
hoofdzin
staat
tussen
de
komma’s.

-­‐   Tussen
bijzinnen
verbonden
door
en
of
maar,
komt
een
komma
als
een
bijzin
lang
is
of
als
de

hoofdzin
lang
is.


-­‐   Een
bijzin
in
een
bijzin
staat
tussen
komma’s.


-­‐   Bijvoeglijke
bijzin
=
bijzin
die
hoort
bij
een
zelfstandig
naamwoord.


-­‐   Aan
het
einde
van
een
bijvoeglijke
bijzin
komt
een
komma
als
de
hoofdzin
doorloopt.



Ø   Aan
het
begin
geen
komma
als
de
bijzin
beperkend
is:
‘Sinasappels
die
nog
niet

helemaal
oranje
zijn,
kun
je
beter
niet
eten.


Ø   Gaat
alleen
om
sinaasappels
die
nog
niet
helemaal
oranje
zijn
en
daarom
beperkend.

Ø   Een
beperkende
bijzin
kan
nooit
worden
weggelaten.

Ø   Wel
een
komma
als
de
bijzin
uitbreidend
is:
‘Sinasappels,
die
veel
vitamine
C

bevatten,
kunnen
een
verkoudheid
voorkomen.


Ø   Hier
is
het
uitbreidend,
want
het
geeft
extra
informatie.


Ø   Uitbreidend
=
weg
laat
baar.


-­‐   Aan
het
begin
van
een
bijvoeglijke
beperkende
bijzin
komt
geen
komma
als
de
bijzin
direct

achter
het
woord
staat
waarbij
het
hoort.
Bijv.:
sinaasappels
die
nog
niet
helemaal
oranje

zijn,
kun
je
beter
niet
eten.


-­‐   Aan
het
begin
van
een
bijvoeglijke
bijzin
komt
wel
een
komma
als
de
bijzin
gescheiden
is
van

het
woord
waar
hij
bij
hoort.
Bijv.:
‘Ik
heb
overal
gezocht
naar
een
goed
exemplaar
van
het

onderdeel
in
deze
radio,
dat
nu
al
jaren
kapot
is.


-­‐   Aan
het
begin
van
een
beperkende
bijvoeglijke
bijzin
komt
wel
een
komma
als
de
bijzin
op
de

hele
voorafgaande
zin
slaat.
Bijv.:
Het
plan
bevat
enkele
fouten,
waarmee
uiteraard
niet

gezegd
is
dat
het
helemaal
van
tafel
moet.


-­‐   Aan
het
begin
van
een
bijvoeglijke
uitbreidende
bijzin
komt
een
komma.


-­‐   Beknopte
bijzin
=
bijzin
waaruit
een
of
meer
woorden
zijn
weggelaten
zoals
het
voegwoord

of
de
persoonsvorm
à
vaak
een
zin
met
‘te’
en
een
heel
werkwoord.


-­‐   Beknopte
bijvoeglijke
bijzin
hoort
bij
zelfstandig
naamwoord.


Ø   Staat
tussen
komma’s


Ø   Een
korte
beknopte
bijvoeglijke
bijzin
die
begint
met
een
voltooid
of
tegenwoordig

deelwoord,
krijgt
geen
komma.


-­‐   Beknopte
bijwoordelijke
bijzin
hoort
bij
de
hele
zin.


Ø   Tussen
hoofdzin
en
beknopte
bijwoordelijke
bijzin
alleen
een
komma
als
duidelijk

onderscheid
nodig
is:
‘Ik
stel
u
voor,
dit
jaar
bijzondere
aandacht
te
besteden
aan

kwaliteitsbewaking.’

Ø   Komma
vervangt
in
bovenstaand
voorbeeld
het
voegwoord
‘om’.


Ø   Beknopte
bijwoordelijke
bijzin
in
een
hoofdzin
staat
tussen
komma’s.


-­‐   Tussen
twee
werkwoordsvormen
die
niet
tot
dezelfde
deel
zin
behoren
komt
een
komma


Ø   Bij
hele
korte
zinnen
geen
komma:
‘wie
dit
leest
is
gek’.


-­‐   Een
bijwoordelijke
bepaling
die
niet
van
hetzelfde
belang
is
als
de
rest
van
de
zin,
staat

tussen
komma’s:
‘Wilt
u,
indien
mogelijk,
vandaag
reageren’.


-­‐   Tussen
gelijkwaardige
bijvoeglijke
naamwoorden
komt
een
komma;
ze
zijn
gelijkwaardig
als

ze
kunnen
worden
omgedraaid.


-­‐   Tussen
ongelijkwaardige
bijvoeglijk
naamwoorden
komt
geen
komma

Ø   Bijv.:
‘Ernstige
verstandelijke
handicap’.

Ø   In
bovenstaand
voorbeeld
kunnen
de
bijvoeglijk
naamwoorden
niet
worden

omgedraaid.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AmberOomen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.73. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79650 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.73  24x  sold
  • (4)
  Add to cart