Samenvatting H29 Guyton Physiology - Urine Concentration and Dilution
5 views 0 purchase
Course
Fysiologie
Institution
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Book
Guyton and Hall Textbook of Medical Physiology
Compacte samenvatting met de belangrijkste punten uit H29 van Guyton and Hall Textbook of Medical Physiology - Urine Concentration and Dilution; Regulation of Extracellular Fluid Osmolarity and Sodium Concentration
Test Bank for Guyton and Hall Textbook of Medical Physiology (Guyton Physiology) 13th Edition by John E. Hall Chapter 1-85
Test Bank in Conjunction with Guyton and Hall Textbook of Medical Physiology,Hall,13e
Summary of reabsorption in renal tubules
All for this textbook (147)
Written for
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Geneeskunde
Fysiologie
All documents for this subject (6)
Seller
Follow
LisanWH
Content preview
Samenvatting Hoofdstuk 29 Guyton - Urine Concentration and Dilution; Regulation of
Extracellular Fluid Osmolarity and Sodium Concentration
Normale nieren hebben een grote mogelijkheid om relatieve hoeveelheden water en
oplosbare stoffen in de urine te variëren als reactie op verschillende omstandigheden.
Wanneer er te veel water in het lichaam aanwezig is en de osmolariteit omlaag gaat, kunnen
de nieren urine uitscheiden met een lage osmolariteit (extra water dus). Andersom,
wanneer er te weinig water in het lichaam is en de osmolariteit in de ECF hoog is, kunnen de
nieren urine uitscheiden met een hoge osmolariteit.
De nieren kunnen grote hoeveelheden verdunde urine of kleine hoeveelheden
geconcentreerde urine uitscheiden zonder dat er grote veranderingen zijn in de mate van
excretie van oplosbare stoffen zoals natrium en kalium.
De veranderingen in water excretie vinden plaats in de laatste delen van de tubule.
Als de vloeistof door de proximale tubule stroomt, wordt hier evenveel water als oplosbare
stoffen opgenomen. Hier vindt dus weinig verschil plaats in osmolariteit, deze blijft hier dus
ook ongeveer 300. Als de vloeistof naar beneden gaat door de lis van Henle wordt water
geabsorbeerd door osmose en staat de tubulaire vloeistof in evenwicht met de interstitiële
vloeistof van de renale medulla. De renale medulla is er hypertoon, en er stroomt hier dus
veel water naartoe. De tubulaire vloeistof is op dit moment dus meer geconcentreerd.
De osmose van water komt door het tegenstroom-multiplicatie principe.
De belangrijkste factoren die bijdragen aan een stijging van de osmolariteit in de renale
medulla:
Opstijgende been:
Pomp pompt natrium, kalium en chloride het filtraat uit de cel in. Vervolgens wordt natrium
, ook de cel uit gepompt en kalium en chloride volgen ook. Hier kan water niet de tubulaire
cellen in. In het opstijgende been worden dus zouten eruit gepompt (uit het filtraat, terug
het lichaam in). De osmolariteit in het opstijgende been daalt. Als alle deeltjes (zouten) in
het bloed terecht komen, zal de osmolariteit in het bloed stijgen. Het bloed stroomt in
tegengestelde richting dan het filtraat in de Lis van Henle. Naarmate het bloed dieper in de
Lis van Henle komt (dieper in de medulla), neemt de osmolariteit van het bloed steeds meer
toe. Daarnaast is er ook nog gefaciliteerde diffusie van ureum de interstitiële vloeistof in.
Als we dan aankomen bij het dalende been, deze is niet doorgankelijk voor natrium, maar
wel voor water. Omdat er zo’n hoge osmolariteit in het bloed heerst, zal er water vanuit de
Lis van Henle naar het bloed gaan.
Doordat er water niet door het opstijgende been van de lis van Henle kan, gaat dit water
niet mee met de deeltjes, waardoor de osmolariteit in de interstitiële vloeistof en de vasa
recta hoog blijft.
Even kort maar dan in een stappenplan:
1. de osmolariteit van het filtraat in de lis van Henle is gelijk aan de plasma osmolariteit
2. actieve ion pompen in het opstijgende been van de lis van Henle zorgen voor een
lagere concentratie binnen in de tubule en laat de interstitiële concentratie stijgen
3. de tubulaire vloeistof in het dalende been gaat door osmose de interstitiële ruimte in
totdat er een evenwicht ontstaat. De concentratie in de interstitiële vloeistof blijft
400 door het continu pompen van deeltjes uit het opstijgende been.
4. Extra instroom van vloeistof vanuit de proximale tubule. De vloeistof uit het dalende
been gaat nu naar het stijgende been.
5. In het dalende been worden de ionen weer uit de vloeistof gepompt de interstitiële
vloeistof in, waardoor hier de osmolariteit stijgt.
6. Door de stijging van de osmolariteit van de interstitiële vloeistof zal water uit het
dalende been via osmose hier heen gaan.
Door herhaling van deze stappen krijg je een hoge osmolariteit van de interstitiële vloeistof
van de renale medulla.
→ Onafhankelijk van of er ADH aanwezig is, vloeistof die in de distale tubules komt is
hypotoon, met een osmolariteit van ongeveer ⅓ als die van het plasma.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LisanWH. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.