een duidelijke samenvatting met accurate bladzijdes van het boek: de sociale kwestie hervat, druk uit 2012. de samenvatting verwijst naar de bladzijdes uit het boek. het is handig om plakkers te plakken op de belangrijke bladzijdes van het boek.
Thank you for your review, do you have feedback so I can improve the summary?
Seller
Follow
rleert
Reviews received
Content preview
Participatie samenvatting periode 3 jaar 2, open boek tentamen
Blz. 22
1.2 De Sociale quaestie? Aan het eind van de 19e eeuw industrialiseerde Nederland in hoog tempo. Er ontstond een omvangrijke
arbeidersklasse en Nederland verstedelijkte snel. De arbeidsomstandigheden waren erbarmelijk, grote gezinnen woonden veelal
in eenkamerwoningen, kinderarbeid was de regel, er heerste hongersnood en de hygiënische omstandigheden waren
schrikbarend. Deze sociale uitwassen van de rap industrialiserende kapitalistische samenleving werden wel aangeduid als ‘de
sociale quaestie’. De elite profiteerde van de economische groei, maar voelde zich lullig tegenover de extreme sociale gevolgen
die dit voor grote delen had van de bevolking.
Wat deden de elite precies? De inkomsten tussen de rijke en arme was zeer groot na de tweede wereldoorlog en de rijken wilde
de arme helpen. Bepaalde zaken hebben de rijken een groot eigenbelang en daarom helpen ze de armen om er beter van te
worden.
Interdependentie > onderling van elkaar afhankelijk zijn
1850: industrialisatie, verstedelijking
1872: kinderwetje van Houten
Tussen 1874 en 1900 kwam de basis van SW
1900: de sociale kwestie Verdijk. 1e school 1889. Leerplichtwet 1900. 1e volkshuizen(buurthuizen).
Woningwet+ gezondheidswet
Tussen 1900 en 1950 SW particulieren initiatief
1925: start opbouw werk
1945: einde oorlog. Rijk bemoeid meer in sociaal domein rijksregeling socialiseren participeren zowel met maatschappelijke
opbouwwerk als MW gezinsgericht.
1965: algemene bijstandswet (blz. 24) meer buurthuizen
1970- 1980: opbouwwerk omhoog. Burger was probleem nu is de samenleving het probleem. Decentralisatie
blz. 27: na 1980: welzijnswet, minder opbouwwerk meer maatschappelijk werk.
1990: behoud verzorgingsstaat. Van verzorgen + verzekeren naar verheffen+ verbinden
2007: WMO(synthese) 1e transitie
blz.31 rond 2012: wet werken naar vermogen (WWnV) wet op jeugdzorg. AWNZ= WLZ en gemeente. Wet welzijn. Wet
verstandelijk gehandicapten plan. Huishoudelijke hulp.
2015: grote transitie.
2017: oefening a.h.v. programma boekje KPSD
Kinderwetje van Houten 1874 > deze wet moest overmatige arbeid en verwaarlozing van kinderen tegengaan. De parlementaire
enquête naar de uitwerking van het kinderwetje leidde tot de invoering van de Arbeidswet. Daarin werd bepaald dat kinderen van
12-15 jaar en vrouwen niet langer dan 11 uur achtereen mochten werken.
Blz. 25: 1974 knelpuntnota: opgesteld door socioloog, er wordt gehamerd op samenhang tussen verwante voorzieningen, de
borging van toegankelijkheid, het democratische karakter van het aanbod (cliëntenparticipatie) en de flexibiliteit van de
voorzieningenstructuur om te kunnen inspringen pp actuele situaties en urgente maatschappelijke vraagstukken.
Blz. 25 Uiteindelijk worden de welzijnswerken volledig door de gemeenten ingevuld: zowel maatschappelijk werk, opbouwwerk en
sociaal-cultureel werk.
Wat is het verschil hiertussen?
Opbouwwerk samenwerk in buurten
Maatschappelijk werk Individuen gericht en zelfredzaam worden
Sociaal-cultureel werk Het organiseren van activiteiten
De scheiding wordt steeds minder relevant, deze 3 gebieden lopen in elkaar over.
1
, Blz. 28
Het sociaal werk levert een bijdrage aan het ‘welzijn’ van burgers. Welzijn is een niet grijpbaar begrip. Het is alles omvattend.
Aan hoe social work ingevuld kan worden liggen drie verschillende opvattingen ten grondslag, elk geworteld in één van de grote
drie politieke stromingen: liberalisme, confessionalisme en socialisme. Liberalisme > iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen
geluk
Confessionalisme > gemeenschap heeft morele plicht om te zorgen voor burgers die buiten de boot vallen
Socialisme > dat de staat meer moet betalen voor iedereen, vooral de zwakkeren. Er moet zo min mogelijk ongelijkheid zijn.
Blz. 32
lokaal sociaal beleid: het beleid van en binnen een gemeente, gericht op het integraal voorkomen en oplossen van sociale
problemen.
opbouw WMO 2007: bestond uit: de welzijnswet, de wet voorzieningen gehandicapten (WVG), de huishoudelijke verzorging.
Blz. 34
compensatiebeginsel: de volstrekking van een voorziening (scootmobiels etc.) niet meer volgens automatismen verliep, maar dat
een aanvrager gecompenseerd moest worden op basis van zijn werkelijke vraag en beperking. Er wordt gezocht naar de vraag
achter de vraag.
acht bakens wet welzijn nieuwe zorg.
Blz. 36
Civil society > alle vormen van georganiseerde en ongeorganiseerde burgerverbanden In de WMO is vervolgens een aantal
prestatievelden geformuleerd, waaraan gemeenten in hun sociaal beleid aandacht moeten schenken.
blz. 39
AWBZ: volksverzekering.
6 grondslagen: somatisch, psychogeriatrisch of psychische aandoening of beperking, verstanelijke, lichamelijke of zintuigelijke
handicap.
awbz zorgvragers: chronisch zieken en ouderen, verstandelijk gehandicapten, lichamelijk en zintuigelijk gehandicapten, chronisch
psychiatrisch.
Blz. 41
Decentralisatie vindt plaats in 3 transities: - jeugd – wmo (AWBZ) - participatiewet (Wet Werken Naar Vermogen, WWNV)
Blz. 45
Verschillende modellen van maatschappelijke ondersteuning. Oftewel verschillende soorten verzorgingsstaten: - statelijke
verzorgingsstaat- familiaire verzorgingsstaat - corporatieve verzorgingsstaat - ondernemende verzorgingsstaat - gemengde
verzorgingsstaat
Blz. 48
Actief burgerschap > legt de nadruk op de burger als een persoon die zelf verantwoordelijk is voor zijn gedrag en zijn leef- en
werkomstandigheden. Hiernaast mag en moet de burger aangesproken worden op zijn medeverantwoordelijkheid binnen de
familie, werk, directe omgeving en de samenleving (civil society).
Blz. 49
decentralisatie: verwijst naar het op een zo laag mogelijk overheids niveau neerleggen van bevoegdheden. ‘Het afstoten van taken
door de rijksoverheid naar lagere overheden’
Armoede
Armoede heeft verschillende definities in Nederland:
- basisbehoeftencriterium (lijst van basisbehoeften die iemand moet bezitten) > moeilijk om een grens te trekken, want wat is nou
armoede en wat niet? Wat heb je echt nodig? Waar ligt de grens?
- lage-inkomensgrens (als je minder dan 110% van de bijstandniveau bezit)
- beleidsmatige armoedegrens
- niet-veel-maar-toereikend-criterium
- at-risk-of-poverty EU
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rleert. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.