Dit zijn de uitwerkingen van de opgaven uitwerkingen van de artikelen van het vak SEBTI van studiejaar 16/17. Gezien het feit dat het vak nauwelijks inhoudelijk verandert, kan dit gebruikt worden voor meerdere jaren.
1. Bespreek hoe de participatiegraad verandert wanneer de werkloosheid stijgt.
De participatiegraad bestaat uit LF/N.
LF = L+U.
N = LF + O
De participatiegraad is het aantal werkenden (L) + werklozen (U) = (LF/Labor Force)
gedeeld door de Potentiële beroepsbevolking (N). N = LF + O, dus de beroepsbevolking +
inactieven. Als de werkloosheid stijgt dan neemt het aantal werklozen toe in de
beroepsbevolking. De participatiegraad zal niet veranderen. Er vindt slechts een verschuiving
plaats binnen de beroepsbevolking.
2. Leg aan de hand van een figuur uit hoe de lonen en werkgelegenheidsratio
(employment rate) veranderen wanneer de vraag naar arbeid stijgt dan wel daalt.
W
LS
WD2
WD
WD 1
LD 2
LD
LD 1
L
LS 1 LS LS 2
Als de vraag naar arbeid stijgt, dan zal de vraaglijn naar rechts verschuiven (LD 2) waardoor er
ook een hoger loon wordt aangeboden. Omdat er meer loon wordt aangeboden stijgt de
werkgelegenheidsratio. Als de vraag naar arbeid daalt, dan zal de lijn naar links verschuiven
(LD1)en het loon dalen. Ook daalt de werkgelegenheidsratio in deze situatie.
1
, 3. Leg aan de hand van een figuur uit hoe de lonen en werkgelegenheidsratio
(employment rate) veranderen wanneer het aanbod van arbeid stijgt dan wel daalt.
W
LS2
LS
LS1
WD2
WD
WD 1
LD
L
LS 2 LS LS 1
Wanneer het aanbod afneemt dan zal het loon stijgen (WD2), maar neemt de
werkgelegenheidsratio af (LS 2 ). En als het aanbod toeneemt dan daalt het loon (WD1) en
stijgt de werkgelegenheidsratio(LS 1).
4. Veronderstel dat een bedrijf dat werknemers aantrekt op een arbeidsmarkt met
volledige concurrentie een schema van het geldelijk grensproduct (marginal revenue
product) heeft zoals weergegeven in de eerste twee kolommen van de volgende tabel:
, a. Als dit bedrijf werknemers kan inhuren tegen een loon van €16, hoeveel
werknemers zal het dan inhuren?
Het bedrijf moet dan kijken naar MO=MK. En het neemt toe met €2. Dus hij zal 5
werknemers in dienst nemen, omdat hij dan onder de kosten van 16 euro komt.
Bij volledige concurrentie wordt het loon gegeven door de markt, maar bij een monopsonie
macht kan hij zelf het loon bepalen. Dus eerst laag betalen, maar als hij meer mensen moet
aannemen dan moet hij meer betalen.
b. Wat zijn de totale arbeidskosten voor het inhuren van twee werknemers?
Die zijn 16€
c. Wat zijn de marginale arbeidskosten van de derde werknemer?
Die zijn €14
d. Bij hoeveel werknemers maximaliseert het bedrijf de winst?
Dat is bij MO=MK., dus bij 4 werknemers
Want dan is het MP (24) > dan MK 18.
e. Welk loon betaalt het bedrijf bij dit aantal werknemers?
3
,Het bedrijf betaald dan 12€.
f. Vergelijk de uitkomst van vraag 4e met de uitkomst van vraag 4a.
Hij kan nu minder werknemers aannemen en betaald een lager loon. Dus hij heeft een
monopsoniemacht waardoor hij dat kan. Eerst betaalde hij voor 5 werknemers voor 16€ en nu
betaald hij 4 werknemers voor 12€.
5. Waarom is de vraag naar arbeid een afgeleide vraag?
De vraag naar arbeid is afhankelijk van de omvang van productie en die omvang is weer
afhankelijk van de vraag naar het product. Als de omvang van de productie laag is als gevolg
van een lage vraag naar het product, dan heb je ook niet veel arbeiders nodig. Omgekeerd als
de vraag naar het product hoog is, dan zal de omvang van de productie stijgen en heb je meer
arbeiders nodig.
6. Waarom verloopt de arbeidsvraagcurve dalend?
Afnemende marginale nut van een extra eenheid arbeider, omdat zij steeds minder efficiënt
gaan werken.
7. Waarom verloopt de arbeidsaanbodcurve stijgend?
Deze loopt stijgend omdat mensen zichzelf zullen aanbieden als het aangeboden loon
hoger is dan hun reserveringsloon. Dit is het loon waartegen een persoon wil werken. Hoe
hoger je loon is dat wordt aangeboden, hoe meer mensen zich aanbieden en dus de
arbeidsaanbodcurve stijgend is. De werkgever moet wel telkens meer geld aanbieden om
mensen aan te trekken.
4
, 8a. Floris heeft een uurloon van €10. Verder heeft hij geen inkomsten. Veronderstel dat
er geen regelgeving bestaat omtrent het aantal gewerkte uren per week. Teken zijn
wekelijkse budgetcurve.
C
1680 7 x24 = 140 + 28 = 168 uren
168 x 10€ = 1680 consumptie
L
168
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller leidenab123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.58. You're not tied to anything after your purchase.