100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Aantekeningen Grasple lessen $4.70
Add to cart

Summary

Samenvatting Aantekeningen Grasple lessen

 1 view  0 purchase
  • Course
  • Institution

In dit document staan aantekeningen van de Grasple lessen die horen bij het vak KOM. Er staan een aantal vragen in verwerkt met daarbij een uitleg bij een foutief antwoord.

Preview 3 out of 30  pages

  • July 30, 2023
  • 30
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Grasple lessen
K1: Selecte steekproefmethoden (SA)

Sneeuwbalsteekproef vooral bij mensen die een ‘gemeenschap’ vormen (gamers, zwervers etc.).

Iteratief = wisselen tussen fases in het onderzoek.

Doelgericht lijkt op een gemakssteekproef, maar je bent op zoek naar specifieke kenmerken.

Sequentieel = 2 steekproeven trekken.

C1: Meetniveaus

Twee kenmerken van een variabele:
1. Een variabele heeft numerieke waarden
2. Een variabele varieert van persoon tot persoon

Bij meetniveau kijken we naar de numerieke waarden.
Er zijn 2 soorten variabelen:
- Categorische variabelen: de waarden geven groepen/ categorieën aan.
- Kwantitatieve variabelen: de waarden geven een kwantiteit (hoeveelheid/ grootte) aan.

1. Categorische variabelen:

- Nominaal meetniveau. Nominale variabelen vertegenwoordigen de waarden: namen/ woorden/
categorieën. 1 = appel, 2 = peer, 3 = banaan. Kwalitatieve classificatie zonder ordening. Categorieën
zonder volgorde (bijv. verschillende smaken ijs). Volgorde is niet van belang. Als het namen bevat.

2. Kwantitatieve variabelen:

- Ordinaal meetniveau. Kwantitatieve óf kwalitatieve classificatie mét een logische ordening.
0 = geen, 1 = code geel, 2 = code oranje, 3 = code rood of 1 = de beste film, 2 = de tweede beste film,
3 = de derde beste film… de numerieke waarden betekenen verder niks. Je kan er niet mee rekenen.
Natuurlijke ordening: goud – zilver – brons.
Variabelen hebben een betekenis:
- Interval meetniveau. Natuurlijke ordening en de verschillen tussen waarden zijn meetbaar en
relevant: gelijke verschillen tussen de waarden hebben dezelfde betekenis. CITO, 537 is beter dan
536 en het verschil tussen 530-532 is even groot als 532-534. Je kan ermee rekenen. Temperatuur.
- Ratio meetniveau = interval meetniveau + wél een absoluut nulpunt. Een gewicht of lengte van 0
betekent dat het object geen gewicht of lengte heeft. 0 betekent een afwezigheid. Je kan ermee
rekenen. Reistijd van 60 minuten is 2x zo lang als een reistijd van 30 minuten.

Als je meerdere vragen samenvoegt tot een schaalscore dan wordt het een variabele met een
interval meetniveau.

C2: Operati onaliseren

Theoretische begrippen/ constructen: termen zoals sportiviteit, oplettendheid, agressie en angst.
Conceptuele definitie is: wat de onderzoeker bedoelt met een bepaald theoretisch concept.
Operationele definitie is: hoe het theoretische begrip gemeten zal worden. Incl. meetinstrument(en).

Theoretisch begrip  conceptuele definitie  operationele definitie  variabele.

Uit die meetbare variabele (categorisch en kwantitatief) komen weer meetniveaus.

,C4: Beschrijvende stati sti ek (SA)

Gemiddelde, mediaan & standaardafwijking bij alle waarden met 5 omhoog.
- Gemiddelde en mediaan gaan ook 5 omhoog. Standaardafwijking blijft hetzelfde.
Wanneer alle scores op dezelfde manier veranderen, spreken we van transformatie.

Optellen/ aftrekken: Wanneer bij alle scores dezelfde hoeveelheid opgeteld of afgetrokken wordt,
noemen we dit een translatie (verplaatsing). Alle punten schuiven dezelfde hoeveelheid op naar links
of rechts (verplaatsing). SD is immuun voor translaties, de spreiding verandert namelijk niet.

Delen/ vermenigvuldigen: Steekproef 2x zo groot? Dan worden gemiddelde, mediaan én SD ook 2x
zo groot. Steekproef 2x zo klein? Dan alle 3 ook 2x zo klein.

Bij een uitschieter: gemiddelde en SD is hoger en mediaan is hetzelfde. Mediaan is niet gevoelig voor
uitschieters.

Hoe groter de steekproef hoe minder gevoelig het gemiddelde is voor een uitschieter.

C5: Aselecte steekproeven (SA)

Inferentie = conclusies generaliseren naar mensen.

Gestratificeerde steekproef: wanneer je de verdeling in evenwicht wilt houden. Er wordt een strata
getrokken waarna een aselecte steekproef wordt getrokken. Steekproefgrootte wordt bepaald door:
1. Populatieverhouding: je wilt de verhoudingen uit de populatie terug laten komen in je steekproef.
2. Oversampling: groepen die niet vaak/veel voorkomen opzettelijk laten voorkomen om daar ook
wat over te kunnen zeggen.

Als er verschillende groepen zijn binnen een steekproef (bijv. uit de stad of op het platteland) en het
heeft geen invloed op de resultaten  enkelvoudige aselecte steekproef. Als deze kenmerken wel
invloed hebben op de resultaten dan gestratificeerd. Bij een enkelvoudige steekproef heeft iedereen
evenveel kans om in de steekproef te komen.

Voor gestratificeerd en aselect een lijst nodig van de populatie. Is vaak niet beschikbaar, dus dan
clustersteekproef (clusters selecteren en van die clusters doet iedereen mee). Vaak is steekproef dan
nog veel te groot (bijv. 10 scholen met 400 kinderen = 4000)..

Dan doe je een getrapte steekproef. Dit is een clustersteekproef gevolgd door een aselecte
steekproef.

C6: Validiteit en betrouwbaarheid

Betrouwbaarheid = consistentie/ precisie.
Validiteit = juistheid/ nauwkeurigheid. Hoe ver wijk je af van de werkelijke waarde?

!! Interne betrouwbaarheid wordt gemeten door naar de samenhang (correlaties) tussen vragen te
kijken. Cronbach’s alfa.

Criterium validiteit = hangen de metingen van het meetinstrument samen met een andere
uitkomstvariabele waarbij we weten dat er een verband is? 2 groepen is altijd criteriumvaliditeit.

C8: Correlati e vs. causati e

Correlatie kun je alleen meten op interval/ratio meetniveau!! Bij ordinaal meetniveau kun je de
Spearman correlatie gebruiken. Correlatie betekent niet meteen causaliteit!

, C9: Populati e en steekproef

Populatie = de complete groep mensen waarover onderzoeker informatie wilt krijgen.
Voor populatie worden Griekse symbolen gebruikt en voor steekproef worden Romeinse letters
gebruikt.

Steekproef < populatie  inferentiële/ inductieve statistiek
Steekproef = populatie  beschrijvende statistiek
µ = populatie gemiddelde
σ = populatie standaarddeviatie
p = correlatie populatie
M = steekproef gemiddelde
s = steekproef standaarddeviatie
r = correlatie steekproef

C11: Correlati es in steekproeven (SA)

Elke keer wanneer er een steekproef getrokken wordt, zal de correlatie verschillen =
steekproevenspreiding.

Hoe groter de steekproef, hoe kleiner de spreiding in de histogram.

Standaardafwijking van steekproevenverdeling = standaardfout. Hoe groter de steekproef, hoe
kleiner de standaardfout.

C12: Stati sche validiteit correlati e

Je hebt 4 soorten validiteit: intern, extern, begrips & statistische. Bij statische validiteit kijken we naar
geschiktheid: is de juiste toets gekozen? Is de toets op de juiste manier uitgevoerd? Zijn de resultaten
van de toets op de juiste manier geïnterpreteerd? Is er voldaan aan de voorwaarden van de
uitgevoerde hypothesetoets? Dit heet de Pearson correlatie.

Voorwaarden correlatie toets:
1. De steekproef is aselect (onafhankelijke waarnemingen + hoge externe validiteit).
2. Beide variabelen zijn van ratio/interval meetniveau (zodat er berekeningen mogelijk zijn).
3. De relatie is lineair (berekeningen zijn gebaseerd op een rechte lijn).

Als een lijn alléén daalt of alléén stijgt dan is die monotoon.
Correlaties worden genoteerd als r = .891 (dus 3 decimalen en géén 0). Bij Spearman staat er nog een
s achter de r.

Bij ordinaal meetniveau kun je de Spearman correlatie gebruiken of als beide variabele van interval
niveau zijn maar de relatie niet lineair is.

Toets kwalitati ef

- Waarop is empirisch onderzoek gebaseerd? Observaties!
 Kenmerken onderzoek: PEC (probabilistisch, empirisch & controleerbaar)
 Kenmerken goede theorie: FOS (falsifieerbaar, onderhoud door data & spaarzaam)
 Datamanagement: TCR (transparant, controleerbaar & reproduceerbaar)
- Datamanagementplan: hoe gaan de onderzoekers data verzamelen, opslaan & analyseren en
hoe wordt de privacy gewaarborgd.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vandenhoorn99. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.70. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.70
  • (0)
Add to cart
Added