In deze samenvatting staan alle punten die je moet weten voor je examen verwerkt. Gebaseerd op de exameneisen lijst. Daarnaast staan er handige afbeeldingen in die je kunnen helpen bij het leren
Anatomie & fysiologie samevatting
Natuur en scheikunde
Een molecuul is het kleinste gedeelte van een stof dat nog alle oorspronkelijke eigenschappen
van de stof bezit. Denk aan een suiker kontje wat uit elkaar valt.
Elementen zijn stoffen die niet verder ontleed kunnen worden. De elementen hebben elk een
eigen naam en worden aangeduid met een symbool. Het symbool is een hoofdletter, soms
gevolgd door een kleine letter. Denk aan waterstof H en ijzer FE.
Een atoom is het kleinste deel van een element. Een atoom bestaat uit en kern en 1 of
meerdere schillen aan de buitenkant. In de kern bevinden zich positief geladen deeltjes wat je
ook wel protonen noemt. In de schil zitten elektronen, deze zijn negatief geladen. De
elektronen draaien om het atoom heen en kunnen van de ene naar de andere schil verspringen
en daar nieuwe verbindingen aangaan met andere atomen. Hierbij komt elecktrische energie
vrij.
Bij een neutraal atoom is het aantal protonen in de kern hetzelfde als het aantal elektronen in
de schillen eromheen.
atomen kunnen elektronen opnemen of afstaan.
Ø Een atoom wat elektronen opneemt, wordt negatief ten opzichte van de lading in de
kern. Er ontstaat dan een negatief geladen ion (anion)
Ø Een atoom dat elektronen afstaat, wordt positief ten opzichte van de lading in de kern.
Dan onstaat er een positief ion (kation)
Elementen kun je indelen in metalen en niet-metalen.
Ø Metalen zijn niet ontleedbaar en hebben de volgende eigenschappen:
- Ze zijn glanzend en hebben een vaste vorm, uitzondering kwik
- Ze hebben vaak een hoog smeltpunt
- Ze voelen koud aan
- Ze glijden stroom
- Ze zijn te vervormen door walsen en smeden
Ø Voorbeelden van metalen
- Kalk (calcium) Ca
• Komt niet vrij in de natuur voor
• Gaat snel reacties aan met zuurstof en water
• Zit in cosmetica met een licht schurende werking
- Kalium C
• Is erg actief en wordt onder petroleum of parafine bewaard
• Zit in nagelriemolie/verwerkers
• Een verbinding van kalium wordt kaliloog genoemd
- Natrium Na
• Is erg actief en wordt onder petroleum of parafine bewaard
• Trekt vocht aan
• Wordt verwerkt in wasmiddelen, zeep en producten voor waterontharding
• Is ook aanwezig in lichaamsvochten
, - Magnesium Mg
• Heeft een goed vocht opnemend vermogen
• Heeft een goede hecht- en dekkracht
• Worden verwerkt in toiletartikelen en tandpasta
- Ijzer (ferum) Fe
• Vind je in rode klei
• Wordt gebruikt in maskers en pakkingen en als kleurstof in cosmetica
• Is ook in het lichaam aanwezig
Ø Eigenschappen van niet-metalen
- Zijn broos en zacht
- Komen voor in alle 3 de aggregatietoestanden (gas, vast en vloeibaar)
Ø Voorbeelden van niet-metalen
- Chloor Cl
• Is een gas met een prikkelende geur
• Heeft een desinfecterende werking
• Wordt verwerkt in reinigingsproducten en desinfecteermiddelen
- Fosfor P
• Komt alleen in verbindingen voor > geelwitte die giftig is > rode welke niet
giftig is
• Is een belangrijke bouwstof van het celmembraan
- Jodium I
• Lost niet goed op in water, wel in alcohol
• Werkt sterk desinfecterend
• Is werkzaam in bijna alle ziekteverwekkende micro-organisme
- Koolstof C
• Komt voor in de vrije natuur als diamant en grafiet
• Grafiet wordt in cosmetica als kleurstof gebruikt
- Stikstof N
• Is een gas welke geen kleur of geur heeft
• Wordt vererkt in lysings
- Waterstof H
• Is een gas welke geen kleur of geur heeft
• Komt in veel verbinding voor
- Zuurstof O
• Is een gas welke geen kleur of geur heeft
• Het komt in bijna alle verbindingen voor
- Zwavel S
• Is een gele, vaste, brandbare stof welke makkelijk smelt
• Heeft hoorn splitsende eigenschappen en wordt dus vaak verwerkt in
cosmetica ter bestrijding van acne.
Ø Organische verbindingen bevatten het element koolstof. Dit zijn voorbeelden van
organische verbindingen:
- Alcoholen
- Eiwitten
- Vetten
- Koolhydraten
, Ø Voorbeelden van anorganische verbindingen zijn:
- Kaukenzout of natriumcloride
- Soda of natriumcarbonaat
- Koolzuurgas of kooldioxide
- Kolendamp of koolmonoxide
- Water
Anorganische stoffen kunnen we indelen in zuren, basen en zouten
Ø Eigenschappen van zuren:
- Prikkelende smaak
- Een samentrekkende werking op de huid
- Eiwitsplitsende werking
- Blekend vermogen
- Bieden weerstand tegen ziekteverwekkende micro-organismen
- Een sterk zuur bevat veel waterstofionen
Ø Eigenschappen van basen:
- Hebben een zeepachtige smaak
- Zwakke basen verweken de hoornlaag
- Sterke basen tatsen het weefsel aan
- Sterke basen hebben veel OH-ionen
Ø Als je een base en een zuur bij elkaar brengt, ontstaat er zou en water. Een sterk zuur
en een sterke basen vormen een neutraal zout.
- Een sterk zuur + zwakke basen = zuur zout
- Een zwak zuur + zure basen = basisch zout
Ø Elektrolyten zijn basen, zuren en zouten opgelost in water. Deze stoffen zijn in staat
om goed stroom te geleiden.
Zichtbare stralen zijn alle stralen die je met het blote ogen waar kan nemen. Ze worden
gevormd door alle kleuren in het kleurenspectrum. Deze bevat spectrale kleuren: rood,
oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet. Dit zijn de kleuren waaruit een straal wit zonlicht
bestaat.
Onzichtbare stralen vallen buiten het spectrum wat het menselijke oog kan waarnemen
Ø Ze worden ingedeeld in:
- Infrarode stralen
• Zijn niet zichtbaar, maar wel voelbaar in de vorm van warmte
• Ze verbeteren de huiddoorbloeding
- Ultraviolette stralen
• 3 soorten stralen, UV-A, UV-B en UV-C
• UV-A en B bereiken de aarde
• UV-B zorgt voor zonverbranding, verdikking van de hoornlaag, maakt
vitamine D aan
• UV-C wordt gefilterd door de ozonlaag en is zeer gevaarlijk, het kan namelijk
huidkanker veroorzaken
Ø Synthetische stoffen zijn in een fabriek gemaakt
,Ø Elektronen stoten elkaar af, de druk die achter het stoten staat noemen we spanning.
Ø De spanning drukken we uit in Volt V. hoe meer volt, hoe meer elektrische spanning.
Ø De stroomsterkte geeft aan hoeveel elektronen per tijdseenheid in en elektrische
geleider bewegen. Dit wordt uitgedrukt in Ampére A.
Ø Het begrip elektrisch vermogen geeft aan hoeveel energie een apparaat per
tijdseenheid gebruikt wordt. Dit wordt aangegeven in Watt W
Ø Met frequentie wordt aangegeven hoeveel trillings golven er per seconde worden
gemaakt. Dit wordt uitgedrukt in Hertz HZ
Ø Gelijkstroom betekend dat de stroom door een geleider voorydurend in dezelfde
richting loopt. Denk aan iontoforese, desincustatie, hydrolyse
Ø Wisselstroom betekent dat de stroomrichting door de geleider regelmatig veranderd.
Deze energie kan nooit uitgeput raken. Je kunt het indele in 3 soorten
- Laagfrequente wisselstroom (1-100 HZ)
- Middelfrequente wisselstroom (100-10.000 HZ)
- Hoogfrequente stroom (meer dan 10.000 HZ)
Ø Inferente stroom ontstaat wanneer 2 wisselstroomkringen van verschillende frequentie
in het weefsel tot stand worden gebracht. Je gebruikt het tijdens een behandeling met
een kinesieapperaat.
Ø Voorbeelden van goede stroomgeleiders zijn:
- Koper
- Ijzer
- Goud
- Neon
- Water
Ø Elektrolyten zijn basen, zuren en zouten opgelost in water. Deze stoffen zijn in staat
om goed stroom te geleiden.
Ø Niet geleiders of isolatoren hebben een grote electrische weerstand. Voorbeelden zijn
rubber, vetten, plastics en porselein.
Ø Elektrolyse is het elektrisch ontleden van basen, zuren en zouten in een vloeistof door
middel van gelijkstroom.
Ø Hard water bevat veel kalk, zacht water bevat bijna geen kalk. Je kunt door middel van
een waterontharder zacht water krijgen.
- Hydrofiele sroffen lossen goed op in water
- Hydrofobe stoffen lossen niet goed op in water
- Lipofiele stoffen lossen goed op in olien en vetten
- Lipofobe stoffen lossen niet goed op in olien en vetten
, - Hygroscopisch betekend vocht opnemend.
Beenderstelsel
Botten noem je ook wel beenderen. Het skelet word daarom ook wel het beenderstelsel
genoemd.
Ø Het beenderstelsel heeft meerdere functies:
- Het geeft vorm en steun aan het lichaam
- Het beschermt belangrijke organen
- Het zorgt ervoor dat je kunt bewegen, en wordt daarom ook wel een passief
bewegingsapparaat genoemd.
- Het maakt rode, witte bloedcellen en bloedplaatjes aan in het rode beenmerg
Botten bestaan uit calciumzouten en lijmstof. Calcium zout maakt het bot hard en stevig.
Lijmstof zorgt ervoor dat het bot een beetje buigzaam is. Bij oudere kan botontkalking
ontstaan, dit noem je ook wel osteoporose. Het beenmerg bevindt zich in de holte van de
botten. Je hebt rood en geel beenmerg. In het rode beenmerg worde de rode, witte bloedcellen
en de bloedplaatjes gemaakt. Naarmate je ouder wordt, wordt het rode beenmerg vervangen
door het gele beenmerg. Het gele beenmerg is geel door de vetcellen.
Ø Het beenderstelsel bestaat uit 4 soorten:
- Pijpbeenderen
- Platte beenderen
- Sesambeentjes
- Onregelmatige beenderen
Beenderen Kenmerken Functie voorbeelden
Pijpbeenderen Kunnen zo wel lang als kort zijn Maken grote bewegingen en Dijbeen (lang)
en hebben een duidelijk lengtegroei mogelijk en Opperarmbeen (lang)
eindstuk aan beide zijden, de Vingerkootjes (kort)
holte is gevuld met rood of geel middenhandsbeentjes
beenmerg (kort)
Platte beendeden Hebben een platte vorm en zijn Beschermen kwetsbare Ribben
gevuld met rood beenmerg organen en maken rode Borstbeen
bloedcellen en bloedplaatjes Schouderblad
in het rode beenmerg Schedel
heupbeen
, Sesambeentjes Kleine botjes die in de pees Ze helpen de pezen bij In het kleinste
liggen en geen verbinding met beweging, omdat ze er voor handwortelbeentje en
andere botten hebben zorgen dat de spier meer in de knieschijf
kracht op de pees kan
uitoefenen
Onregelmatige Hebben geen specifieke vorm of Ze beschermen kwetsbare Handwortelbeentjes
beenderen structuur. Zijn meestal niet hol organen Voetwortelbeentjes
en kunnen groeien in de lengte, Sommige
breedte en in de dikte. Ze schedelbeenderen
bevatten rood beenmerg wervels
Gewrichten
Gewrichten kun je indelen naar bewegelijkheid. Gewrichten die weinig beweging van de
verschillende botdelen toelaten, noem je straffe gewrichten. Bij deze gewrichten zijn
gewrichtsvlakken vergroeid tot een taai kussentje van kraakbeen.
Ø Voorbeelden van straffe gewrichten:
- De handwortelbeentjes onderling
- De meeste voetwortelbeentjes onderling
- De verbinding tussen de voetwortelbeenderen en de middenvoetsbeenderen
- De verbinding tussen het scheenbeen en het kuitbeen
- De verbinding tussen het heiligbeen en het darmbeen
Gewrichten die een grote bewegelijkheid toelaten heten bewegelijke gewrichten
Gewrichtsuiteinden
Ø Voorbeelden van bewegelijke gewrichten:
Dit zijn de botuiteinden die
- De elleboog
samen het gewricht vormen.
- De knie en de verbinding tussen het dijbeen
Ze zijn bekleed met
kraakbeen, en worden door
gewrichtskapsel en
gewrichtsbanden bij elkaar
gehouden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amberroffel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.