Psychologie Van Individuele Verschillen 1 (BKULP0M07B)
Class notes
Volledige lesnotities van PID deel 1
18 views 0 purchase
Course
Psychologie Van Individuele Verschillen 1 (BKULP0M07B)
Institution
Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven)
Mijn lesnotities van het vak Psychologie van de Individuele Verschillen deel 1. Ik heb elke les bijgewoond en bijna alles vanuit de PowerPoint letterlijk of op een meer overzichtelijke manier uitgetypt. Met 4 dagen voorbereidingstijd behaalde ik een 14/20, de examenvragen waren vaak wel heel trick...
Psychologie Van Individuele Verschillen 1 (BKULP0M07B)
All documents for this subject (12)
Seller
Follow
philosophypsychology
Content preview
Psychologie van individuele verschillen 1
Er bestaan grote verschillen tussen mensen -> spreken over de “gemiddelde” persoon =
spreken over iemand die niet bestaat
bv. verschillen in emoties (reacties op gebeurtenissen die voor ons van belang zijn)
- inter-individueel: relatief stabiele verschillen tussen mensen
- intra-individueel: schommelingen over de tijd
ook meer algemeen op vlak van persoonlijkheid, gedrag, gedachten; intelligentie
=> deze verschillen zijn studieobject: beschrijven + verklaren
Deel 1: doelstelling, geschiedenis en methoden
Doelstelling
1. inzicht verwerven in
a. basisbegrippen
b. basistechnieken
c. theorieën
en kunnen toepassen in opdrachten of oefeningen, op psychologisch
/maatschappelijke vraagstukken
2. kennismaken met voornaamste bevindingen en controversen uit de PID op vlak van
persoonlijkheid en intelligentie
⇔ andere takken van psychologie: algemene wetmatigheden
=> aandacht voor rijke, complete plaatje van psychologie van de mens
Doel
1. Beschrijven van
a. verschillen: op welke vlakken verschillen mensen van elkaar/zichzelf? welke
zijn de belangrijkste verschillen?
bv agressie-zelfwaarde, intelligentie, persoonlijkheid
-> impliceert een vergelijking
- intra-individuele verschillen: over situaties of tijdstippen
- interindividuele verschillen
- interindividuele verschillen in intra-individuele verschillen (patroon)
b. verbanden tussen verschillen: met wat hangen verschillen samen?
= verschillen op vlak van een variabele in verband brengen met verschillen op
vlak van andere variabelen
-> doel
1. zicht krijgen op structuur en onderlinge samenhang van verschillen
2. verschillen verklaren: mogelijke oorzaken
2. Verklaren van verschillen: wat ligt er aan de basis?
genetisch, biologisch, cultuur, leergeschiedenis -> verschillende niveaus
- proximale verklaringen = factoren de in tijd en ruimte min of meer samengaan
bv fysiologie en emoties, hitte en agressie
- distale verklaringen = factoren die verderaf liggen in tijd
bv evolutionaire theorieën van geslachtsverschillen, genen, gebeurtenissen in
vroege levensfasen; hechtingstheorieën
Implicaties
1. Organisaties, bedrijven: selectie, betere leiders, gevoeliger voor burnout…
2. School- en klinische psychologie: verschillen schoolprestaties, hoe helpen,
effectiviteit therapie, wat maakt mensen veerkrachtig of kwetsbaar?
vroeg in data zichtbaar of depressieve
episode eraan komt?
lockdown
-> verschillende reacties op lockdown
4: oma gestorven maand ervoor
3. Theorie en onderzoek
Begrippenkader
verschillen op vlak van
1. Cognitief functioneren
a. intelligentie, IQ: prestaties op cognitieve taken - product
b. cognitieve stijlen: manier van verwerken bij taken - proces
bv analytisch ⇔ holistisch
2. Persoonlijkheid: affectief en sociaal
bv karakter, emoties, sociaal gedrag
door wetenschappers of leken?
● Expliciete theorieën
= theorieën en bevindingen in de wetenschappelijke en publieke wereld over de aard
en oorzaken van verschillen tussen mensen
○ voor anderen kenbaar, gepubliceerd
○ doorgaans door wetenschappers uitgevonden of geformuleerd
○ behoort tot domein PID
● Impliciete theorieën (hobbypsycholoog, differentieel)
2
, = impliciete opvattingen over aard en oorzaken van menselijk gedrag en verschillen
○ niet rechtstreeks kenbaar voor anderen
○ kunnen onrechtstreeks onderzocht (afgeleid) worden (bv inferenties)
○ doorgaans door leken uitgevonden en door wetenschappers onthuld of door
media beschreven
○ behoort tot domein persoonsperceptie, sociale cognitie
! expliciete theorieën worden beïnvloed door impliciete
1. via de wetenschapper: ook vooroordelen, partijdigheid -> moet bewust zijn
- geslachtsverschillen in hersenwetenschappen: overrepresentatie omdat
wetenschapper geïnteresseerd is, effect zoekt
- beter vooroordelen te erkennen dan negeren
2. via proefpersoon: demand effects, zelfrepresentatie -> antwoorden filteren door
impliciete theorieën
! impliciete theorieën worden beïnvloed door expliciete
onderzoeksresultaten verspreiden zich via media, populaire wetenschappelijke literatuur,
experten
=> bepalen mee hoe we mensen percipiëren
=> belang van goed en correct interpreteren en communiceren van onderzoeksresultaten!
Geschiedenis
1) Benaming differentiële psychologie/PID
● Henri & Binet kondigen nieuwe discipline aan: La psychologie individuelle
oplossen van 2 problemen
1. hoe variëren psychische processen interindividueel
2. hoe variëren psychische verschillen binnen individu
● William Stern: 1e gebruik term ‘differentiële psychologie’
3-voudige taakomschrijving
1. beschrijven van aard en grootte verschillen tussen individuen en
groepen
2. hoe manifesteren deze verschillen zich (handschrift,
gelaatsuitdrukkingen) -> methode
3. welke factoren bepalen verschillen (erfelijkheid, cultuur) -> verklaren
● Robert Yerkes: eenheid in takken van psychologie die vergelijken =
comparatieve psychologie
○ object of vergeleken groepen is van ondergeschikt belang
○ indien men maar vergelijkende of correlationele methode gebruikt
-> werken met natuurlijke variatie; variabelen manipuleren = soms
onethisch (intelligentie, persoonlijkheid)
● ‘individuele psychologie’ wordt niet meer gebruikt voor PID
○ te veel connotatie met specifieke psychoanalytische theorie
(individuaal)
○ verwijst naar intra-individuele verschillen binnen één persoon
(personologie), case study
● ‘comparatieve psychologie’: focus op experimentele dierstudies
● ‘differentiële psychologie’ niet zo vaak gebruikt want domein te groot
3
, 2) Meten en beschrijven
● 2200 v.C. in oude China
○ testafnames van ambtenaren -> mensen op juiste positie krijgen in
staatsapparaat obv eigen sterktes (muziek, boogschieten, schrijven)
○ tot in moderne tijd
○ na bezoek Engelse diplomaten en missionarissen -> competitieve
ambtenarenexamens
● Pythagoras - 6e eeuw v.C.
○ broederschap met allerlei regels, taboes, geloften van geheimhouding
-> zeer selectief
○ toetreden via ingangsproeven obv fysionomie = uiterlijke kenmerken
zeggen iets over innerlijke persoonlijkheidseigenschappen
● Plato - 5e-4e eeuw v.C.
○ in ideale staat krijgen mensen taken toegewezen waarvoor ze best
geschikt zijn + militaire geschiktheidstests
○ geen 2 personen exact gelijk geboren, verschillen qua natuurlijke
begaafdheden
● Theophrastus - 4e-3e eeuw v.C.
○ 1e systematische studie van karakterverschillen (vleier, veinzer)
● Juan de Dios Huarte y Navarro - 16e eeuw
○ examen de ingenios para las ciencias
○ verschillende beroepen vereisen verschillende vaardigheidspatronen
○ grote individuele verschillen in intelligentie en specifieke vaardigheden
door klimaat, lichaamssappen, brein
○ belang professionele diagnostiek door staat -> jongeren verplichten
specifiek domein (voordeel staat en individu)
○ relevant: oriënteringsproef, ijkingstoets
● Francis Galton - 19e-20e eeuw
○ vergelijkt gemiddelde nemen met bergen in meren zetten in
Zwitserland -> vlak
○ pionier
■ ontwerpen meetinstrumenten
■ databestanden aanleggen
■ statistische analyses: frequentieverdeling, correlaties
■ discussie nature-nurture, eugenetica
○ stelde vast dat uiteenlopende vaardigheden onderling samenhangen
● James McKeen Cattell - 19e-20e eeuw
○ in eerste plaats geïnteresseerd in algemene wetmatigheden
○ ‘mentale testen’ = metingen van individuele vaardigheidsverschillen
○ grote rol in Amerikaanse wetenschap
● Binet - 20e eeuw
○ verschillen in hogere processen > sensori-motorische taken
○ ontwikkelt eerste officiële intelligentietest
● rest vorige eeuw
○ WO 1: recrutering voor verschillende functies, detecties combat
stress/PTSD
○ 1960: crisis
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller philosophypsychology. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.57. You're not tied to anything after your purchase.