Deze samenvatting omvat de leerstof van 'ergotherapie in de geriatrie 1'. Dit document is gebaseerd op de Powerpoints, de cursus en vele aanvullingen en notities uit de hoorcolleges.
Veel succes met de verwerking!
• Practicum: voorbereiden
• PEME (20%):
o Filmpje van rollator gebruik
o Assessments afnemen (VOTO en MMSE)
o Filmpje van positioneren in bed
• Examen: schriftelijk (80%)
1. INLEIDING
• Geriatrie = zieke oudere met beperking
• Gerontologie = wetenschap van alles met ouderen
1.1 BEGRIPSBEPALING
• Definitie oudere:
o Moeilijk: er zijn verschillende definities en synoniemen
o Grote variabiliteit tussen ouderen: elke oudere heeft zijn eigen verhaal
o Vanaf 75 jaar zegt leeftijd niets meer: afhankelijk van mogelijkheden en beperkingen
• Naamgeving oudere:
o Jaren 60: ‘bejaarde’: geen onderscheid tussen activiteiten, mogelijkheden en beperkingen
o Jaren 80: opsplitsing bejaarden:
▪ Jongbejaarde of senior
▪ Bejaarde
▪ Hoogbejaarde
o Nu: ouderen met nadruk op activiteiten
▪ 3de leeftijd: ouderen met veel mogelijkheden, geen last van
functioneringsbeperkingen (zowel fysiek als psychosociaal)
▪ 4de leeftijd: fragiele, kwetsbare oudere die te maken krijgt met beperkingen, verlies
▪ 5de leeftijd: ouderen in palliatieve zorgfase, op enkele stappen van overlijden
• Tijdsgebonden visies op verouderen
o Plato en Aristoteles hadden al een visie over ouderen
▪ Plato: ‘ouderen hebben inzichten, ervaring en kennis en dit moeten we gebruiken
voor oa advies, ouderen kunnen ons leiden’ (positief)
▪ Aristoteles: ‘ouderen hebben geen nut in onze maatschappij, ze moeten berusten in
hun lot dat ze gaan sterven, ze moeten zich distantiëren van de maatschappij en
wachten tot ze dood zijn’ (negatief)
→ een continuüm van negatief naar positief (1886)
o Als mensen niet gingen werken kregen ze ook geen loon dus bleef iedereen werken tot zijn
dood
o Industriële revolutie: opkomst van vakbonden: als we allemaal een paar cent van ons loon
afgeven kan een oudere wanneer hij ziek wordt toch een brood kopen ’s avonds
3
,• Disengagement theorie (Cumming en Henry, 1961)
o Uitgangspunten (volgt Aristoteles):
▪ Maatschappij ‘promoot’ disengagement: maatschappij heeft geen nood aan niet-
functionele delen
▪ Gelijktijdig ‘loskoppelen’: naar egocentrisch bestaan gaan → maakt overgang naar
overlijden ‘zachter’
= natuurlijk en wenselijk proces dat zal leiden tot een hoger welzijn bij ouderen, ‘je
wordt hier gelukkiger van’ (itt. actief blijven)
→ hier kwam kritiek op
• Activiteitstheorie (Ruth Cavan et al, 1949, Havighurts en Albrecht, 1953)
o Als reactie op disengagement theorie
o Uitgangspunten:
▪ De sociale integratie en een hoge betrokkenheid bij sociale netwerken: je moet bezig
blijven, actief zijn
▪ Verlies van rollen en activiteiten = alternatief
→ ook hier kwam kritiek op
• Continuïteitstheorie (Atchley, 1989)
o Als reactie op twee bovenstaande
o Voortgevloeid uit vorige 2 theorieën:
▪ Na pensioen de nood om gelijk(aardig)e activiteiten, interesses na te streven
• Aantal activiteiten is niet van belang maar wel of je het leuk vindt
• Morele tevredenheid is positief gecorreleerd met het uitvoeren van
activiteiten
• Levensloop stabiel houden: alles blijven doen wat je graag doet
▪ Uitgaan van de persoonlijkheid van de individu
= Differential disengagement
→ ook hier kwam kritiek op
• Successful ageing (Rowe & Kahn, 1987; Baltes & Baltes, 1990)
o Als gevolg van continuïteitstheorie:
▪ Avoidance of disease: ziektes vermijden
▪ High cognitive capacity: zo goed mogelijke cognitieve capaciteit hebben om gelukkig
te worden
▪ Active engagement within later life
→ hier kwam kritiek op want je MOET succesvol zijn
• Active ageing (WHO, 2002)
o Je moet actief proberen te verouderen aan de hand van je eigen mogelijkheden en
beperkingen
o Leeftijd mag activiteit niet bepalen
o Factoren die activiteiten kunnen bepalen
▪ Economische factoren
▪ Sociale factoren
▪ Fysieke omgeving
▪ Persoonlijke factoren
▪ Gedragsfactoren
▪ Gezondheid en sociale voorzieningen
o Je moet niet ziektevrij zijn
→ hoe kunnen we er toch voor zorgen dat personen actief blijven?
→ kritiek: te veel nadruk op het ‘actieve’
4
, • Healthy aging (WHO, 2015-2030)
o “The process of developing and maintaining the functional ability that enables wellbeing in
older age.”
o “De zorg om gezond ouder te worden”
o Iedereen moet de kans krijgen om zo lang en gezond mogelijk te leven, mensen in staat
stellen om te doen wat ze willen doen
o Adding life to years: enabling older people to be and to do what they value the most
1.2 DEMOGRAFIE
• Lange tijd was oud worden een uitdaging:
o Begin 20ste eeuw: een honderdjarige was een unicum
o 2022: 2561 Belgen >100 jaar
o 5-jaarlijks maakt de Verenigde Naties het rapport ‘World Population Ageing’ op:
Demografische cijfers van 200 landen wereldwijd
o Wereldwijd fenomeen: de hele wereld wordt ouder (Europa wordt ouder dan andere
continenten)
1.2.1 BELGIË
• Bevolkingspiramide:
o 1953: mooie piramide (smalle top, brede basis)
o 2050: beam top: (brede top, brede basis)
• Vergrijzen en verzilveren (EXAMEN)
o Vergrijzing: totaal aantal ouderen (65+) dat ten opzichte van de (totale) beroepsactieve
bevolking groter is
o Verzilvering: aantal 80 plussers dat binnen de groep ouderen groter wordt, vergrijzing binnen
vergrijzing
→ Tot 2040 en daarna zal het stilvallen
• 3 oorzaken:
o Levensverwachting stijgt: betere geneeskunde: mensen leven langer met ziektes
▪ Beter welvaart: betere rioleringen, drinkbaar kraanwater
• In andere werelddelen beschikken ze niet over deze middelen
▪ Verschil vrouwen en mannen: biologische verschillen, mannen gingen langer (fysiek)
werken en vrouwen bleven meer thuis → vrouwen blijven langer leven
5
, o Babyboom: mensen die geboren zijn na WOII (1945-1954)
o Tijdens WOII weinig kinderen geboren, maar na de oorlog was er zicht op de
toekomst waardoor er veel kinderen zijn geboren
o Na Corona is er geen babyboom geweest want mensen hadden geen zicht over
de toekomst (onzekerheid over job enzovoort)
o Anticonceptie:
o Jaren 70: babyboomers waren 25 jaar
o Ontkerkelijking: kerk verloor belang en aanzien, er werd minder naar geluisterd
o Anticonceptie: plots konden vrouwen beslissen wanneer vrouwen een kind in
hun buik willen
▪ Geboortecijfers zijn verminderd = ontgroening
• Uitdagingen:
o Chronisch gebrek aan gekwalificeerde medewerkers: druk gaat alleen maar verhogen
▪ Generatiepact: mensen moeten langer werken om chronisch gebrek aan
medewerkers op te lossen
o Verschuiving intra naar extramurale zorg: enkel diegenen die écht niet meer thuis kunnen
wonen gaan naar intramurale zorg
▪ Belang van mantelzorgers neemt toe (leeftijdsgenoten?): er zijn onvoldoende
zorgverleners om zorg ook thuis aan te bieden
• Veel ouderen zijn kinderloos dus kunnen ze mantelzorg ook niet opvangen:
leeftijdsgenoten moeten elkaar helpen
▪ Meer plaatsen in WZC?: onhoudbaar
o Pensioenmiddelen: werkende bevolking moet er voor betalen, maar als deze groep kleiner
wordt zorgt dit ook voor problemen
▪ Generatiepact
→ We willen kwaliteit bieden: zorg op maat blijven bieden
1.3 BEELDVORMING
• Zwart-wit beeldvorming van oudere: heel stereotiep
o Al van in de Middeleeuwen is dit ons zo aangeleerd
• Deficitmodel → competentiemodel
• Beeld is anders dan realiteit: steeds meer ouderen zijn mee met internet,…
• Leeftijdsdiscriminatie (ageïsme): ouderen als geheel zijn vaak het slachtoffer van stereotypen en
discriminatie
o Positief ageïsme: schattige man
o Negatief ageïsme: stugge, regide man, vrouw met hangborsten
• Mogelijke negatieve stereotypen:
o Ouderen verliezen hun intellectuele vaardigheden: minder kans op arbeidsmarkt
o Ouderen hebben een negatieve persoonlijkheid: persoonlijkheid heeft niets te maken met
leeftijd, wel met de context waarin je opgroeit (normen en waarden)
o Ouderen zijn eenzaam
o Ouderen worden steeds meer afhankelijk en hulpbehoevend: we maken onze ouderen soms
hulpbehoevend
o Ouderen worden aseksueel
o Ouderen behoren tot een grote probleemgroep
o Ouderen zijn onproductief en futloos: ouderen vangen kleinkinderen op, vrijwilligerswerk,…
o Ouderen hebben geen “rol” meer te vervullen
6
, • Mogelijke positieve stereotypen
o Ouderen zijn wijs
o Vandaag de dag gaan ouderen sporten, naar de gym,…
o Ouderen gaan op vakantie
o Ouderen zijn mooi (en verdienen eigen beauty-producten)
• Stereotype content model: omschrijft hoe groepsstereotypen en vooroordelen zijn opgebouwd
o Key idea = 2 dimensies spelen een belangrijke rol in stereotypering en vooroordelen
▪ Warmth = empathie, geloofwaardigheid, vriendelijkheid, goedaardig,…
• Je hebt medelijden voor een lieve, schattige vrouw
▪ Competence = intelligentie, bekwaamheid, zelfzekerheid
• Je voelt afkeer voor knorrige oude man die seksuele opmerkingen maakt en
in een rolstoel zit
• Oppassen voor:
o Zwart/wit denken
o ‘Self-fulfilling-prophecy’ = gedragen naar je stereotype bv. ouderen gaat niet op date want
‘das toch niet voor hun’
o Ageism vs. leeftijdsgedifferentieerd gedrag
▪ Leeftijdsdifferentiatie = gedrag dat verschilt in functie van de leeftijd van de
doelgroep
• Bv. onderwijs is anders voor kleuters, voor kinderen, jongeren,
volwassenen,…
▪ Ageist gedrag = gedrag dat geen onderscheid maakt in de heterogeniteit van mensen
binnen een leeftijdsgroep
• Resultaat van incorrecte uitgangspunten, vooroordelen over ouderen (of
jongeren)
1.4 VARIABILITEIT
• Oud → leeftijd
o Mogelijke leeftijden
▪ Kalender of chronologische leeftijd
▪ Biologische leeftijd: leeftijd van organisme
▪ Psychologische leeftijd: mentale processen (intelligentie, geheugen, leervermogen)
en veerkracht
▪ Functionele leeftijd: mate waarin je in staat bent om een bepaald werk uit te voeren
bv. topsporter op 35 jaar op pensioen
▪ Sociale leeftijd
▪ Subjectieve leeftijd: vergelijking met leeftijdsgenoten bv. ‘ik voel mij nog geen 21
jaar’
7
, • We verouderen op verschillende vlakken
o Intervariabiliteit
o Intravariabiliteit
o Gebeurtennissen veroorzaken veroudering op verschillende leeftijden:
▪ Leeftijdsgebonden normatieve gebeurtenissen: bv. als kind niet leren stappen heeft
een grotere invloed dan later op pensioen gaan
▪ Historisch normatieve gebeurtenissen: iets wat gebeurt als je adolescent bent heeft
een veel grotere invloed dan als je kind/volwassen/oudere bent bv. corona, oorlog,…
▪ Niet-normatieve gebeurtenissen (individuele gebeurtenissen): hoe ouder je bent,
hoe meer invloed het heeft op je verouderen
▪ Off-time of non-events: gebeuren niet volgens de verwachte norm bv. grootmoeder
worden op 35 jaar (off-time) of net geen grootmoeder worden (non-event)
• DUS oorzaken van variabiliteit
o Leeftijdsgebonden normatieve gebeurtenissen
o Historische normatieve gebeurtenissen
o Niet normatieve gebeurtenissen
o Non events
1.5 CHRONICITEIT
• Chronisch ziek zijn: verschillende criteria:
o Aard van de aandoening
o Duur van de aandoening
o Ernst van de aandoening
o Zorgenbeslag
• Chronische ziekte = irreversibele aandoening zonder uitzicht op herstel met een relatief lange
ziekteduur bv. reuma, Parkinson, MS, CVA, diabetes, epilepsie, astma, dementie,…
o Steeds meer mensen hebben hier last van
• Uitdagingen en gevolgen voor de gezondheidszorg
o Focus verschuift van cure (genezen) naar care (begeleiden)
o Zorgkosten verhogen
o Grotere rol voor mantelzorgers
• Zelfmanagement: patiënt leren omgaan met chronische ziekte dat hij optimaal inpast in zijn leven
o Doel: zo actief mogelijk blijven met zijn aandoening, chronische aandoening inpassen in het
leven
o Patiënt
▪ Stelt eigen doelen
▪ Regie of leiding in eigen zorgproces
o Evenwicht tussen belasting en belastbaarheid
8
, o Model van self-management:
▪ Fase 1: informatie verzamelen op holistische en eclectische wijze
• Holistisch: in zijn geheel, kijken naar omgeving
• Eclectisch: gegevens verzamelen op systematische en gestructureerde
manier
▪ Fase 2: informatie delen met cliënt zodat je allebei voldoende informatie hebt om
doelen te bepalen op activiteitenniveau
▪ Fase 3: samen gezondheidsdoelen stellen en hoe ze het kunnen volhouden
• Patiënt motiveren om zelf naar oplossingen te zoeken
• Psycho-educatie: vertellen hoe chronische aandoening kan manifesteren
aan patiënt en omgeving
▪ Fase 4: follow-up fase
• Bv. Is er blijvende gedragsverandering aanwezig of moet er iets bijgestuurd
worden
→ eigen regie in zorgproces staat centraal!
1.6 TAAK ERGOTHERAPEUT
1.6.1 TAAK
• Hulpverlening = ”help cliënten hun problemen in het leven effectiever aan te pakken en ongebruikte
mogelijkheden en gemiste kansen vollediger te ontwikkelen” & “help cliënten zichzelf beter te helpen
in hun dagelijks leven”
o Behandelen bv. MMSE (mini-mental state evaluation)
o Begeleiden bv. bij liedje zingen doorzingen als cliënt het even vergeet
o Advies geven
→ grootste doel: welbevinden en levenskwaliteit van ouderen zo hoog mogelijk te houden
• Taakomschrijving Belgische wetgeving (Koninklijk Besluit, 8 juli 1996):
o Kwalificatievereisten voor het beroep
o Lijst van technische prestaties: uitgediept door de Vlaamse Onderwijsraad
▪ Behandelen
▪ Preventieve zorg
▪ Het geven van informatie, voorlichting, advies
▪ Toegepast wetenschappelijk onderzoek
• Het Vlaamse ergotherapeutenverbond
• Het Jaarboek Ergotherapie
▪ Bijdragen tot het ontwikkelen van het beroep
• Werkgroepen rond specifieke thema’s
▪ Evalueren van beroepsmatig handelen
• Inter- en intradisciplinaire kwaliteitsevaluatie
9
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laura-schellekens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.