Wat is ontwikkeling?
- Smalle (nauwe) visie op ontwikkeling (Zo denken we er nu niet meer over)
o Sequentieel - ontwikkeling bestaat uit verschillende fases/stadia. Ze volgen
elkaar op, je moet eerst de ene fase hebben afgerond om naar de volgende
te gaan.
o Uni directioneel - eerdere veranderingen zijn een voorwaarde voor latere
o Eindstaat - altijd ontwikkelen naar iets wat beter is
o Onomkeerbaar - als je een hoger niveau hebt bereikt, kan je niet meer terug
naar een lager niveau
o Kwalitatief - er is altijd een structurele verandering
o Biologische groei - biologie is drijvende factor, cultuur speelt geen rol
o Universeel - het is hetzelfde voor iedereen
- Brede visie op ontwikkeling (huidige visie)
o Niet noodzakelijk gebaseerd op fases die elkaar opvolgen (niet alle kinderen
beginnen in dezelfde fase met leren van taal)
o Heeft niet altijd een eindstaat die een hogere waarde heeft
(persoonlijkheden, de ene persoonlijkheid is niet beter dan de ander)
o Is zowel kwalitatief als kwantitatief (taal steeds meer woorden leren)
o Kan universeel zijn, maar ook verschillen tussen personen (Inter individueel)
o Wordt beïnvloed door cultuur en biologie
o Kan binnen personen in positieve zin maar ook in negatieve zin, afhankelijk
van de omstandigheden. Ontwikkeling kan binnen een persoon beter gaan
maar ook slechter zijn. (Plastisch)
Kind zit in een slechte gezinssituatie (slechte verandering)
Oudere met een slechte gezondheid die meer gaan bewegen (positieve
verandering)
Twee manieren om ontwikkeling te onderzoeken:
1. Binnen personen (Intra individuele, binnen personen veranderingen)
2. Tussen personen (Inter individuele, tussen personen veranderingen)
Ontwikkelingsleer = de veranderingen binnen personen gedurende de levensloop, en de
verschillen en overeenkomsten tussen personen met betrekking tot de aard van de
veranderingen. Het doel is niet alleen om deze intra persoonlijke veranderingen en
interpersoonlijke verschillen te beschrijven maar ook om te verklaren waarom ze
plaatsvinden en om te zoeken naar manieren om ze zo optimaal mogelijk te beïnvloeden.
,Wat ontwikkelt wanneer, hoe en waarom?
Alle gebieden binnen ontwikkelingsleer ontwikkelen niet in isolatie maar zijn gerelateerd
aan elkaar.
Dit zijn gemiddeldes, er zijn grote verschillen tussen mensen.
Prenatale periode = voor de geboorte
Zuigelingenperiode/ babytijd = eerste 2 jaar van leven
Peuter/kleutertijd = 2-5 jaar
Lagere school = 6-10 jaar
Adolescentie = 10-18 jaar
Jongvolwassen = 18-25 jaar
Vroege volwassenheid = 25-40 jaar
Midden volwassenheid = 40-65 jaar
Late volwassenheid = 65+
- Jong oud 60 -80 jaar
- Oud oud 80-100 jaar
Biologische leeftijd is nooit verantwoordelijk voor veranderingen, en verklaart
veranderingen daarom ook niet.
- Veranderingen kunnen alleen correleren met leeftijd - “vehicle” of change
- Doel = het linken van de veranderingen aan de “waarom”: welke mechanismen
drijven ontwikkeling?
- Leeftijd is niet de oorzaak van ontwikkeling of verandering.
Verschillende tijdschalen van ontwikkeling:
- Variabiliteit = korte termijn veranderingen die min of meer omkeerbaar zijn, emotie
- Verandering = lange termijn, zijn min of meer blijvend
- Variabiliteit kan verandering voorspellen!
Leeftijd op verschillende manieren meten:
- Continue manier dan meet je de correlatie tussen leeftijd & vaardigheid.
- Vergelijken tussen groepen leeftijdsgroepen
Cross-sectionele designs = individuen van verschillende leeftijden op hetzelfde tijdsmoment
(verschillen tussen personen onderzoeken).
Longitudinale designs = dezelfde individuen op verschillende tijdsmomenten (veranderingen
binnen personen onderzoeken)
,Cohort = iedere groep uit dezelfde culturele omgeving en dezelfde tijdsinterval
Cohorteffect = verschillen in variabelen die relevant zijn voor de ontwikkeling, die
voortkomen uit (niet-leeftijd gerelateerde) factoren waaraan iedere geboortecohort is
blootgesteld. Oorlog, onderwijsplicht, coronapandemie (Nog steeds zichtbaar)
Geobserveerde verschillen zijn veroorzaakt door cohortkenmerken, NIET door de leeftijd
zelf. IQ test bij mensen voor de onderwijsplicht zou verschillen van mensen na
onderwijsplicht, dit komt niet door de leeftijd.
Ze vormen een groot probleem voor cross-sectionele designs en longitudinale designs
omdat de leeftijdseffecten verstrengeld zijn met cohorteffecten.
Cross sectionele designs:
+ Economisch mbt tijd
+ Redelijk goedkoop
+ Toont overeenkomsten en verschillen tussen leeftijdsgroepen
-Leeftijdseffecten zijn verstrengeld met cohorteffecten
-Geen informatie over individuele ontwikkeling (interpersoonlijke verschillen i.p.v. intra
persoonlijke verandering)
-Beperkt generaliseerbaar naar andere meetmomenten
Longitudinale designs
+ Echte meting van intrapersoonlijke verandering
+ Meting van stabiliteit en verandering van variabelen
-Beperkt generaliseerbaar naar andere cohorten
-Leeftijdseffecten zijn verstrengeld met tijd-van-meting effecten. Mate van piekeren komt
door de pandemie en niet door de leeftijd zelf.
-Test-hertest effecten + attrition (uitval)effecten
-Kost veel tijd en geld
Oplossing voor cohorteffecten Sequentieel design
Sequentieel design = combinatie van cross-sectionele en longitudinale designs.
Longitudinale studie over verschillende cohorten. Verschillende leeftijdsgroepen worden op
verschillende momenten getest.
, 2 groepen kinderen zijn getest (6 jaar en 8 jaar). In 2000, 2002 en 2004 getest.
Cross sectoinele vergelijking 6 en 8 jaar in 2000 meten
Longitudinale vergelijking hoe de 6 jarige zich hebben ontwikkeld (6, 8, 10)
Cohorte vergelijking/ sequentiele vergelijking de 8 jarige kinderen uit 1992 vergelijken
met de 8 jarige kinderen uit 1994. Wanneer er een verschil is, is er een cohort effect. Het ligt
niet aan de leeftijd maar aan het feit dat ze in een ander jaar geboren zijn.
Uitdagingen in onderzoek (jongeren en ouderen):
- Receptie en productie van spraak
- Sensomotorische vaardigheden
- Suggestibiliteit (beïnvloed kinderen hoe ze bepaalde testen maken)
- Aandacht spanne/vermoeidheid
- Subjectieve betekenis van concepten (concepten kunnen andere betekenis hebben)
- Ongediagnosticeerde klinische beperkingen (problemen gehoor, geheugen)
Pas de methoden aan, aan de mogelijkheden van de individuen!
Experimenteel onderzoek met baby’s kan worden gebruikt bij het onderscheiden van
bijvoorbeeld geluiden
- Habituatie (gewenning)/ dishabituatie
1. Oriënterend respons (heel veel aandacht naar nieuwe stimuli)
2. Habituatie (na vaak aanbieden van stimuli, steeds minder aandacht)
3. Dishabituatie (gewenning wordt verbroken, nieuwe stimuli aanbieden)
- Sucking preference hard zuigen is meer aandacht
- Head turn preference hoofd draaien, is meer aandacht
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jmbornewasser. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.