Dit is een samenvatting van de gehele literatuur en alle voorgeschreven jurisprudentie van het vak Insolventierecht. Ik heb met behulp van deze samenvatting een 8,2 gehaald voor het tentamen.
Week 1 - Inleiding faillissement, surseance van betaling, WSNP en aansprakelijkheid
van de curator.
Literatuur
Hoofdstuk 1: De faillietverklaring
Faillissement is het onvermogen opeisbare schulden te kunnen voldoen ex art. 1 Fw.
Het vereiste van de ‘toestand opgehouden te zijn met betalen’, genoemd in artikel 1, omvat
twee eisen:
1. Pluraliteitsbeginsel: er moet sprake zijn van meerdere schuldeisers.
2. Er is ten minste een opeisbare schuld.
Daarnaast moet er natuurlijk ook daadwerkelijk sprake zijn van de toestand dat de
schuldenaar is gestopt met betalen ex art. 6 lid 3 Fw.
Faillissement kan zowel door schuldenaar als door schuldeiser worden aangevraagd. De
surseance van betaling alleen door de schuldenaar (ex art. 214 Fw). Natuurlijke personen
kunnen geen surseance, maar wel faillissement of WSNP aanvragen (ex art. 284 Fw).
WSNP staat voor de Wet schuldsanering natuurlijke personen. WSNP heeft voorrang op het
faillissement: de rechter zal dit verzoek eerder behandelen. Zelfs na de aanvraag van
faillissement kan de schuldenaar nog WSNP aanvragen.
Hoofdstuk 2: Hoofdrolspelers, hun bevoegdheden & bekendmaking
De rechtbank benoemt bij faillietverklaring een curator die zich met het beheer en
vereffening van de boedel is belast (ex art. 14 lid 1 Fw). De failliet blijft eigenaar, maar kan
zelf niet meer over de boedel beschikken of beheren ex art. 23 Fw. Bij surseance behoudt
het bestuur haar bevoegdheden, maar voor beheren en beschikken is een machtiging van
de bewindvoerder vereist.
De curator heeft beleidsvrijheid. Dit kan hij echter misbruiken. Er dient voor persoonlijke
aansprakelijkheid van de curator wel sprake te zijn van een persoonlijk verwijt. Uit HR
Maclou volgt de norm voor deze aansprakelijkheid: hij behoort te handelen zoals in de
redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende
curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht.
HR Prakke/Gips: De Maclou-norm geldt als er beleidsvrijheid was. Ook dient er sprake te
zijn van een persoonlijk verwijt: ‘daarvoor is vereist dat hij heeft gehandeld terwijl hij het
onjuiste van zijn handelen inzag, dan wel redelijkerwijs behoorde in te zien. Hierbij wegen de
belangen van de gezamenlijke schuldeisers zwaar mee en maatschappelijke belangen zijn
secundair ex HR Mobell/Interplan.
Daarnaast kan de curator ook in zijn hoedanigheid worden aangesproken: de curator
qualitate qua (q.q.). Als hij in die hoedanigheid een OD pleegt, is de boedel aansprakelijk
voor de schade. Indien er een machtiging vereist is van de r-c (ex art. 68 lid 2) voor een
bepaalde handeling en deze ontbreekt, is de curator aansprakelijk. De handeling blijft dan
wel geldig. Een uitzondering hierop is de opzegging van een aovk.
,Het faillissement moet worden gepubliceerd in de Staatscourant (ex art. 14 lid 3 Fw), dit
heeft gevolgen voor de goede trouw en de derdenbescherming.
Hoofdstuk 3: De boedel
De failliet verliest de beschikkingsbevoegdheid over de boedel en kan deze niet meer
binden. Het fixatiebeginsel houdt in dat het vermogen van de failliet ten tijde van de
faillietverklaring wordt ‘vastgezet’. Het faillissement omvat ook wat tijdens het faillissement
wordt verworven ex art. 20 Fw. Art. 21 geeft aan wat buiten het faillissement blijft.
Hoofdstuk 5: Het vervolgen van aanspraken door of tegen failliet
Art. 25 Fw bepaalt hoe rechtsvorderingen door of tegen de failliet moet worden ingesteld.
Voor zover het gaat om rechten of verplichtingen die tot de boedel behoren, moet dit door of
tegen de curator worden gedaan. Vorderingen tegen de failliet moeten worden ingesteld
dmv indiening ter verificatie ex art. 26 jo 108 Fw. De schuldeiser stuurt dan een brief aan de
curator met zijn vordering en korte toelichting.
Hoofdstuk 7: Afwikkeling van de boedel
In beginsel hebben de schuldeisers gelijke rang om naar evenredigheid te
worden voldaan en hun schulden terugbetaald te krijgen (ex art. 3:277 lid 1 BW
→ paritas creditorum). Een hogere rang kan slechts door de wet. Eerst worden de
boedelschulden voldaan, daarna pas de andere schuldeisers met
prefaillissementsvorderingen. Prefaillissementsvorderingen kunnen alleen door
indiening ter verificatie worden behandeld (ex art. 26 jo. 108 e.v. Fw). Te laat
ingediende vorderingen kunnen tot twee dagen voor de verificatievergadering
nog toegelaten worden (ex art. 127 lid 1 Fw).
De curator maakt een uitdelingslijst die door de r-c moet worden goedgekeurd. Concurrente
schuldeiser krijgen een bepaald percentage van hun vordering, terwijl schuldeisers met
voorrang het bedrag krijgen waarvoor zij batig worden gerangschikt.
Hoofdstuk 8: Het akkoord in faillissement
Een faillissement kan naast het verbindend worden van de slotuitdelingslijst ook eindigen
door homologatie van een akkoord door de rechtbank (ex art. 161 Fw). Dit akkoord bindt in
beginsel alleen de schuldeisers zonder voorrang. De schuldenaar zelf biedt het akkoord aan
zijn schuldeisers aan (ex art 138 Fw). Door homologatie worden ook de schuldeisers
gebonden die tegen dit akkoord waren. Dit moet worden gedaan door de rechtbank. Als de
schuldenaar niet voldoet aan het akkoord, kan iedere schuldeiser ontbinding van het
akkoord vorderen, dit zorgt voor heropening van het faillissement.
Hoofdstuk 12: Surseance van betaling
Surseance is gericht op het overleven van de onderneming en het voorkomen van
faillissement. Gedurende de surseance kan de schuldenaar niet worden gedwongen zijn
schulden te betalen (ex art. 233 Fw). Surseance werkt niet tegenover vorderingen die tijdens
de surseance periode zijn ontstaan en vorderingen met voorrang. Alleen de schuldenaar kan
surseance aanvragen. Er wordt na een dergelijke aanvraag een bewindvoerder en een r-c
benoemd. Wordt dit verzoek niet ingewilligd, dan kan de schuldenaar binnen 8 dagen in
hoger beroep.
, Ook bij surseance van betaling kan er een akkoord worden aangeboden aan de
schuldeisers door de schuldenaar.
Hoofdstuk 23: Inleiding en het uitspreken van de schuldsaneringsregeling
De WSNP zorgt voor een schuldsaneringstraject met aan het einde een ‘schone lei’ voor de
schuldenaar, om het faillissement van natuurlijke personen te vermijden. Een natuurlijk
persoon kan de rechtbank verzoeken om de WSNP toe te passen indien is te voorzien dat
hij niet zal kunnen voortgaan met betaling, of indien hij in de toestand verkeert dat hij is
gestopt met betalen ex art. 284 Fw. Ook is het mogelijk om de WSNP toe te passen indien
er maar sprake is van 1 schuld. Uit artikel 285 Fw blijkt wat de vereisten zijn van het
verzoekschrift. De rechtbank kan een verzoek toewijzen als voldaan is aan de drie vereisten
van art 288 lid 1. Ook lid 2 (afwijzingsgronden) en 3 (onder controle) zijn belangrijk.
Hoofdstuk 24: De gevolgen van de toepassing van de schuldsaneringsregeling
De boedel omvat de goederen ten tijde van de uitspraak tot toepassing van de WSNP en de
goederen die hij tijdens de toepassing van de regeling verkrijgt. De schuldenaar kan niet
meer beschikken over de boedel, dat is nu de taak van de bewindvoerder naast het toezien
op de naleving door de schuldenaar van zijn verplichtingen.
Hoofdstuk 27: Termijn en beëindiging van de schuldsaneringsregeling, bijzondere- en
slotbepalingen
De schuldsaneringstermijn is in beginsel drie jaar (art. 349a lid 1 Fw). De regeling kan
eindigen op de volgende manieren:
1. Het verstrijken van de termijn.
2. De vereenvoudigde afwikkeling bij voortijdige beëindiging (omdat voortzetting geen
zin heeft). Criteria staan in art. 354a lid 2.
3. Tussentijdse beëindiging (omdat alle vorderingen zijn of kunnen worden betaald of
omdat de schuldenaar niet meewerkt of als de regeling ten onrechte uitgesproken
blijkt te zijn). Gronden hiervoor worden genoemd in art. 350 lid 3.
4. Door een akkoord.
Alleen in de eerste twee gevallen kan een schone lei worden verleend door de rechtbank.
Dit zal de rechtbank doen als de schuldenaar zijn verplichtingen naar behoren is
nagekomen. Een vordering die onvoldaan is gebleven, wordt dan niet langer afdwingbaar.
Jurisprudentie
Y → De Hoge Raad heeft beslist dat een faillissementsaanvraag in sommige uitzonderlijke
situaties een misbruik van bevoegdheid kan opleveren. Een faillissementsverzoek kan
worden afgewezen als een redelijk belang ontbreekt. Dit is in ieder geval zo als dit een
misbruik van recht oplevert. Hiervan is sprake als het geschiedt met een ander doel dan
waarvoor de bevoegdheid is verleend. R.o. 3.1-3.3.
Unitco → Bij de beslissing van de rechter in hoger beroep over faillissementsaanvraag,
moet deze uitgaan van de toestand ten tijde van zijn uitspraak (ex nunc). Alle op dat moment
bestaande omstandigheden moet hij in aanmerking nemen. R.o. 3.3.1
Maclou → zie samenvatting. R.o. 3.6.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jvdutrecht. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.