100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Overzicht grote bouwplannen: dieren $25.59   Add to cart

Summary

Samenvatting Overzicht grote bouwplannen: dieren

 18 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van alle hoofdstukken van de cursus Overzicht grote bouwplannen dieren gegeven door Peter Aerts.

Preview 4 out of 83  pages

  • August 1, 2023
  • 83
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Overzicht van de grote bouwplannen: dieren
Hoofdstuk 1: Inleiding
A) ALGEMEEN
1. Defenitie van dierlijk leven
1.1 Wat is dierkunde?
Dierkunde, biologie of zoölogie = studie van het leven
Wat is leven?? → moeilijk te definiëren want evolutie (verandering, gemeenschappelijke voorgeschiedenis, reeks
generieke kenmerken)
Bouwt op 3 aspecten: - gemeenschappelijke evolutionare oorsprong
- chemische en fysische grondbeginsels
- wetenschappelijke methode

Scientific method: 1. Observatie
2. Vraagstelling
3. Hypothese vorming
4. TESTEN; hypothese ondersteunen/ falscifieren → experiment of vergelijkende studie
5. conclusie
6. rapporteren
! oppassen met stappen overslaan = story telling!
Vraagstelling: 2 grote types vragen:
- Proximate vraag: hoe & wat vragen, het hier en nu; stap 4= EXPERIMENT
- Ultimate vraag: waarom & hoe vragen, evolutieve ontstaan en bestaan; stap 4= VGL. STUDIE

Generiek kenmerken van het ‘leven’:
Levende systemen vertonen een unieke en complexe moleculaire organisatie:
- Kleine moleculen zijn verenigd tot macromoleculen (nucleïne zuren, proteïnen, koolhydraten, lipiden)
- Hiërarchische niveaus (macromoleculen-cellen-organismen-populaties-species)
→ ontstaan kenmerken (evolutie) die op lagere niveaus niet kunnen ontstaan
Levende systemen kunnen zichzelf reproduceren, op elk niveau van de biologische hiërarchie:
(vb. genen repliceren, cellen delen, organismen planten voort, populaties fragmenteren, species splitsen)
Een genetisch programma zorg voor overerving van kenmerken:
- Code zit op DNA
- Evolutie = veranderende code
Organismen doorlopen een levenscyclus:
- De ontogenie beschrijft de karakteristieke veranderingen van een organisme, van het ontstaan tot het adulte
stadium
Metabolisme = zichzelf in stand houden van organismen door nutriënten uit hun omgeving op te nemen, eventueel af
te breken en opnieuw te gebruiken
- Metabole processen (vertering, respiratie v|d cel, synthese nieuwe molecules)
- In stand houden van interne milieu = homeostasis
Organismen interageren met hun omgeving = Ecologie
Belangrijke fysico-chemische grondbeginselen
- Wet behoud van energie (eerste wet thermodynamica)
- Wet van hogere entropie/wanorde (tweede wet thermodynamica)
Wat met: virussen, viroïden, prionen, … IS DIT LEVEN???




1

, 1.2 Wat is een dier?
Prokaryote cel Eukaryote cel




Onvolledige celbouw Door membraan afgelijnde kern
Geen organellen Genetisch materiaal georganiseer in
chromosomen
Enkele, grote DNA moleculen Complexe celbouw met meerdere door
membraan omgeven organellen
Geen kern

Op basis van rRNA vergelijking: indeling in drie domeinen:
- Bacteria + Archaea = prokarioten
- Eukarya = eukaryoten (ééncellig en meercellig)
- “virussen” staan naast systeem

a) Ontstaan eukaryote cel (hypothese):
Invouwen plasmamenbraan > kernmembraan en endoplasmatisch reticulum
b) Ontstaan ‘dierlijke’ eukaryote cel (hypothese):
Opname heterotrophe prokaryote cel (endosymbiose) > cellen met mitochondria
c) Ontstaan ‘plantaardige’ eukaryote cel (hypothese):
Bijkomende opname fotosynthtiserende prokaryote cel (endosymbiose) > cellen met plastiden (chloroplasten)

Verdeling in rijken:

Alternatieve verdeling:
- Regnum Archaebacteria of Archaea
- Regnum Eubacteria

- Regnum Protista
- Regnum Fungi
- Regnum Plantae
- Regnum Animalia




1.2.2 Diagnose van de zes rijken

ARCHAEBACTERIA
Microscopisch klein en prokaryoot; vb. methanogene bacteriën, extreem halofile bacteriën, thermofiele non-
methanogene bacteriën; eigen bacteriofage virussen

EUBACTERIA of MONERA

2

,Microscopisch klein en prokaryoot, zowel foto-autotroof als chemo-autotroof en heterotrofe organismen, beweeglijk
als onbeweeglijk, unicellulair als multicellulair, ubiquisten, sommige fotosynthese andere chemosynthese

PROTISTA
Alle unicellulair en kolonievormende eukaryote organismen, meestal microscopisch klein, vele foto-autotroof andere
heterotroof > eencellige foto-autotrofe Algae en heterotrofe Protozoa, basisgroep

FUNGI
Eukaryoot, geen fotosynthetische pigmenten, heterotroof

PLANTAE
Alle planten, eukaryote, multicellulaire foto-autotrofe organismen, stijve celwand

ANIMALIA
Alle eukaryote, multicellulaire organismen die een heterotrofe levenswijze hebben, koolhydraten opslaan als
glycogeen, geen stijve celwand wel plasmamembraan, sturctuureiwitten, zenum- en spierweefsel zijn uniek
(prikkelbaarheid&beweging), autonome beweging, meestal seksuele reproductie

2. Verschillende organisatieniveaus
Zie de generieke kenmerken van het leven

B) REPRODUCTIE & ONTWIKKELING
1. Celvermeerdering
Mitose: vorming gewone cellen= somatische cellen
- Verdubbeling celmateriaal (vooral erfelijk materiaal)
- Verdeling kernmateriaal over 2 dochterkernen
- Splitsing tot 2 dochtercellen
Meiose: (=reductiedeling) vorming geslachtscellen = germinatieve cellen
- Enkel in voortplantingsorganen tijdens gametogenisis (spermatogenesis,
oögenesis)
- Reductiedeling: diploïde (2n) moedercel naar haploïde (n) dochtercellen
- Één verdubbeling van aantal chromosomen (4n)
- Twee opeenvolgende delingen (meiose 1 & 2)

2. Voortplantingsvormen
2.1 Aseksuele voortplanting
Slechts door 1 ouder, geen tussenkomst van gameten, ontstaan klonen
- Binaire deling: deelt cellichaam mitotisch in 2 ong gelijke delen die elk uitgroeien tot individuele cellen
- Knopvorming: ongelijke deling, nieuw ontstane organisme is uitgroei (knop) van ouder
- Gemmulatie: vorming nieuw individu uitgaande van aggregatie van cellen omgeven door een resistente
membraan die men gemmula noemt
- Fragmentatie: multicellulaire organismen in twee of meer fragmenten opbreken

2.2 Seksuele voortplanting
Biparentale voortplanting:
- Gameten afkomstig van 2 ouders
- Gameten geproduceerd in speciale organen (testes, ovaria)
- Vaak ook secundaire voortplantingsorganen (transport en opvang van gameten)
Parthenogenese: embryo ontwikkelt uit niet-bevruchte eicel
- Ameiotische parthenogenese:
o Eicel gevormd door mitose
3

, o Nakomeling exacte kloon van moeder
o Soms stimulus door mannelijk sperma nodig
- Meiotische parthenogenese:
o Haploïde eicel
o Ontwikkeling zonder bevruchting
o Soms stimulus door mannelijk sperma nodig
Hermafroditisme:
- Hetzelfde individu produceert zowel ova als spermatozoa
- Soms zelfbevruchting, meestal kruisbevruchting
- Soms sequentieel hermafroditisme
IS SEKS WEL DE MOEITE?
- Hoge kosten
- Trager dan aseksuele voortplanting
- Voordelen:
o Grote variabilitiet bij nakomlingen
o Betere respons op andere omstandigheden
o Betere respons tegen parasieten (‘red queen’ hypothese)
Samensmelting van haploïde gameten
o Spermatozoa (zaadcellen)
- Zeer beweeglijk, vrij klein
- Weinig mitochondria, weinig andere organellen
- Cel met (meestal) lange flagel
- Kop beschermt met acrosoom
o Ova (eicellen)
- Onbewijglijk, vrij groot, veel mitochondria
- (meestal veel) dooier (vitellus, deutoplasma) in cytoplasma
- Polaritieit: animale pool: celkern, ribosomen, mitochondria – vegetatieve pool:
dooier – vershcillende typen




▪ Oligolecitaal ei: kleiner dan 1mm; weinig dooier, gelijkmatig verdeeld
▪ Mesolecitaal ei: van 1-10 mm; veel dooier, duidelijk concentreert in vegetatieve pool, aan
andere pool kern
▪ Telolecitaal ei: enkele mm tot verscheidene cm; zeer veel dooier (=macrolecitaal) cytoplasma
samengedrukt aan oppervlakte (kiemschijf)
▪ Centrolecitaal ei: enkele mm; veel tot zeer veel dooier, omringd door dunne
cytoplasmatische schorslaag, kern centraal
3. Ontwikkeling
- Gameten smelten samen tot een diploïde zygote
- Verhoogde kans op fertilisatie:
o Externe bevruchting: grote aantallen zaadcellen, in nabijheid eicellen geloosd
o Interne bevruchting: spermatoforen opgenomen door vrouwtjes in receptaculum OF coïtus: sperma
met semen afgezet in vrouwtje in oviducti of in spermatheca/receptacculum seminis
- Na fertilisatie verdere onwikkeling
o Zygote
o Klieving:


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jolienvanaelst. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $25.59. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62491 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$25.59
  • (0)
  Add to cart