Samenvatting 4VWO Biologie voor Jou H3 'Genetica' & H4 'Evolutie'
11 views 1 purchase
Course
Biologie
Level
VWO / Gymnasium
Book
BVJ
In deze uitgebreide samenvatting van 4VWO Biologie voor Jou H3 'Genetica' & H4 'Evolutie' heb ik gebruik gemaakt van veel afbeeldingen uit het boek. Verder heb ik de hoofdlijnen + leerdoelen van elke paragraaf duidelijk samengevat. Ook heb ik gerefereerd naar de bijbehorende BINAS tabel. Veel succe...
Fenotype van een organisme = alle waarneembare eigenschappen van een individu
De informatie voor erfelijke eigenschappen ligt op de chromosomen (=langgerekte dunne
‘draden’ in de celkern).
Erfelijke eigenschappen nakomelingen à bij bevruchting via chromosomen zaadcel en eicel
Genotype van een organisme = de informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een
individu
Chromosomen zijn alleen bij delende cellen zichtbaar. Ze bevatten één zeer lang molecuul
van de stof DNA en veel eiwitmoleculen.
Karyotype = de rangschikking van chromosomen in een cel. Dit wordt ook
chromosomenportret of karyogram genoemd.
Chromosomenparen = autosomen à er zijn 22 gelijke chromosomenparen
Homologe chromosomen = elk chromosoom van een chromosomenpaar is gelijk in lengte en
vorm à het 23e chromosomenpaar kan het geslacht van een individu bepalen =
geslachtschromosomen. Bij man: geslachtschromosomen zijn niet gelijk, maar vormen wel
een paar. Bij vrouw: geslachtschromosomen zijn wel gelijk.
Gen (ook wel erffactor genoemd) = een deel van een chromosoom dat de informatie bevat
voor één of meer erfelijke eigenschappen of een deel van een erfelijke eigenschap.
Bij een bepaalde eigenschap is vaak meer dan één gen betrokken.
DNA
- Twee ketens die in een dubbele spiraal om elkaar gewonden liggen
- Opgebouwd uit vier verschillende bouwstenen (= nucleotiden)
o Nucleotiden bestaat uit een fosfaatgroep, desoxyribose en een stifstofbase
- Elke keten bestaat uit veel duizenden aan elkaar gekoppelde nucleotiden
(=bouwstenen)
DNA van schimmels, planten en dieren bevindt zich in de kern en in mitochondriën
(=bolvormige organellen. Eiwitten, koolhydraten en vetten worden in het cytoplasma
afgebroken). In plantaardige cel komt DNA voor in de kern, mitochondriën en
bladgroenkorrels.
Genoom = alle DNA-moleculen in een cel van een organisme.
,de bouw van een chromosoom met DNA (schematisch)
In een DNA-molecuul zitten 4 verschillende stikstofbasen:
1. adenine (A)
2. thymine (T)
3. cytosine (C)
4. guanine (G)
Stikstofbasen van twee ketens zijn met elkaar verbonden.
Basenparing = de met elkaar verbonden stikstofbasen van de twee ketens vormen vaste
paren
, Adenine is steeds verbonden met thymine (A + T) (T + A).
Cytosine is steeds verbonden met guanine (C + G) (G + C).
Een chromosoom heeft veel genen. Één gen bestaat uit honderden nucleotiden.
DNA-sequentie = stikstofbasen in een gen die op een bepaalde volgorde gerangschikt.
Allel = variatie in DNA-sequentie
Bij een allel bestaan verschillende vormen van een gen voor een bepaalde eigenschap, zoals
zwart haar heeft een andere volgorde van stikstofbasen dan blond haar.
Genexpressie = het aanzetten en tot uiting komen van een gen
Inactivatie = het uitstaan van een gen
Fenotype wordt bepaald door het genotype en milieufactoren (voorbeelden: licht, lucht,
voeding, ziekten).
Modificatie = het veranderen van het fenotype.
Bij modificatie verandert de informatie in de chromosomen niet. Het wordt niet
doorgegeven aan nakomelingen.
Aangeboren afwijking = afwijking, aandoening of ziekte die in de baarmoeder ontstaat.
Erfelijke ziekte = afwijking, aandoening of ziekte die genetisch via de ouders wordt
doorgegeven.
§2 genenparen
Lichaamscellen à chromosomen en genen in paren
Locus = de plaats van een gen in een chromosoom
Homologe chromosomen à lengte en vorm komen overeen en bevatten genen voor
dezelfde erfelijke eigenschappen.
Homozygoot = personen met een rechte haarlijn waarbij het genenpaar voor de haarlijn
bestaat uit twee allelen voor een rechte haarlijn.
Heterozygoot = personen met twee allelen voor de haarlijn die ongelijk zijn à drager van de
recessieve eigenschap van de rechte haarlijn.
Dominante allel = één van beide allelen komt tot uiting in het fenotype
Recessieve allel = dit allel komt alleen tot uiting als er geen dominante allel aanwezig is.
Het dominante allel is sterker dan het recessieve allel.
Onvolledig dominant = het recessieve allel komt toch een beetje tot uiting in het fenotype.
Intermediair = beide allelen komen een beetje tot uiting in het fenotype.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller meike82. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.33. You're not tied to anything after your purchase.