Principes en definitie
Ontwikkeling: bestaat uit onomkeerbare veranderingen in de tijd die cumulatief, volgens een vaste
volgorde in de richting van grotere complexiteit verlopen.
Het ontwikkelingsproces bevat 3 basisprincipes:
1. De ontwikkeling verloopt cumulatief (Elke fase in de ontwikkeling bevat al het voorgaande, het
geheel is groter dan alle afzonderlijke fases “opgeteld”)
2. Het proces verloopt volgens vaste volgorde en is tevens onder normale omstandigheden
onomkeerbaar. (VB: Kruipen komt voor lopen)
Het proces verloopt altijd richting grotere complexiteit en bestaat uit differentiatie(bijvoorbeeld;
bevruchte eicel ontwikkelt tot cellen met specifieke functies) en integratie (bijvoorbeeld coördinatie
zien en bewegen). Differentiatie en integratie leiden tot reorganisatie op hoger niveau.
De bestudering van de ontwikkeling kan worden opgesplitst in 6 fundamentele vragen
De meest basale vraag is hoe aanleg (nature) en omgeving (nurture) samengaan in de ontwikkeling.
Ontwikkeling kan worden gezien als het product van drie factoren:
1. De erfelijke basis van het ontwikkelingspotentieel van het kind vastgelegd in het erfelijke
materiaal, de genen.
2. De voorgaande ontwikkeling, de zogenoemde ontwikkelingsgeschiedenis van het kind, waarin
zowel genetische als omgevingsinvloeden een rol hebben gespeeld.
3. Actuele omgevingsinvloeden. Ontwikkeling kan worden opgevat als een dynamisch-interactief
proces tussen deze drie factoren.
De tweede vraag is in hoeverre kinderen de passieve ontvangers zijn van omgevingsinvloeden of juist
actief reacties van de omgeving ontlokken. Voor jonge kinderen zijn het vooral de ouders die de
omgeving van het kind bepalen, bijvoorbeeld door de keuze van het speelgoed, school en de
hoeveelheid aandacht. Kinderen kunnen ook zelf actief hun omgeving creëren, door de manier
waarop zij op anderen reageren, de voorkeur voor een bepaald spel, vriendjes of activiteiten.
De derde vraag is in hoeverre de ontwikkeling een gradueel of continu veranderingsproces is of een
discontinu proces waarbij het kind van het ene stadium abrupt overgaat naar een volgend stadium.
Continue ontwikkeling: de toename van het aantal woorden dat een kind kent.
Discontinue of stapsgewijze ontwikkeling: de overgang van kruipen naar lopen.
Hoewel lopen na kruipen volgt, is lopen een fundamentele verandering ten opzichte van kruipen.
De vierde vraag is wat het verschil is tussen eigenschappen die mensen met elkaar gemeen hebben
en eigenschappen die een mens uniek maken. Vaardigheden als taalgebruik, staan en lopen zijn
universeel. Daarnaast zijn er zeer grote verschillen tussen kinderen; intelligentie, activiteitniveau,
flexibiliteit, taalvaardigheid of temperament.
De vijfde vraag is in hoeverre bij de ontwikkeling sprake is van stabiliteit of verandering.
De zesde vraag is of de oorzaken van de ontwikkeling van gedrag is biologische of psychologische
factoren moet worden gezocht.
,Geschiedenis van de voorwetenschappelijke belangstelling voor de kinderontwikkeling
De humanist Desiderius Erasmus (1469-1536) richtte zich op menselijke vrijheid en christelijke
naastenliefde. Hij benadrukte het belang van een liefdevolle omgang met kinderen die ertoe moest
leiden dat zij werden opgevoed tot humane wezens.
De twee filosofen in de voorwetenschappelijke periode die het denken over de kinderontwikkeling
sterk hebben beïnvloed zijn de Engelsman John Locke (1632-1704) en de Fransman Jean-Jacques
Rousseau (1712-1778).
- Locke: ontwikkeling van kinderen wordt hoofdzakelijk bepaald door de opvoeding en dat alle
kennis voortkomt uit ervaringen. Tabula rasa, onbeschreven blad, noch goed noch slecht.
Kinderen worden gevormd door ervaringen van beloning en straf. Het doel is om van
kinderen volwassenen te maken die zich verantwoordelijk gedragen. Lockes ideeën zijn terug
te vinden in leertheoretische principes waarin beloning, straf en leerervaringen het gedrag
van kinderen vormen.
- Rousseau: kinderen zijn van nature goed en de neiging zich in positieve zin te ontwikkelen
kan door volwassenen worden verstoord. Kinderen straffen had in zijn ogen geen zin. Hij zag
kinderen als actieve onderzoekers van de omgeving en niet als passieve ontvangers van door
volwassenen aangedragen oplossingen en voorbeelden. Rousseaus opvatting klinkt door in
theorieën over erfelijke invloeden op de ontwikkeling en in theorieën over interactief leren.
Kinderontwikkeling als onderwerp van wetenschappelijk onderzoek
Darwin (1859) heeft een grote invloed op wetenschap in kinderontwikkeling gehad. Met zijn
evolutietheorie benadrukt hij het belang van ontwikkeling als proces.
- Evolutionaire verandering door natuurlijke selectie heet fylogenese.
- De kinderontwikkeling gaat over een korter tijdsverloop, ook wel ontogenese genoemd.
Andere belangrijke namen in de geschiedenis naar de ontwikkeling van het kind en het
wetenschappelijk onderzoek hiernaar, zijn o.a.
Alfred Binet (1857-1911) en Theodore Simon (1873-1961) met het opstellen van een
IQ-test.
- Stanley Hall (1844-1922) met zijn vragenlijsten over gegevens als gedrag, attitudes en
interesses.
- Sigmund Freud (1856-1939) met zijn theorie over de invloed van kinderjaren op
volwassenheid en zijn psychoanalyse.
- Arnold Gesell (1880-1961) met zijn onderzoek naar motorische ontwikkeling van
kinderen.
- Jean Piaget (1896-1980) met zijn cognitieve ontwikkelingstheorie.
- Vygotsky (1896-1934) met zijn onderzoek naar de sociale context van
taalontwikkeling.
En Konrad Lorenz (1903-1989) en Harry Harlow (1905-1981) met hun observatie van een individu in
een natuurlijke omgeving. Deze komen later aan bod.
, Belangstelling voor de afwijkende ontwikkeling
Vroeger werden kinderen meteen algemene ontwikkelingsachterstand zwakzinnig genoemd.
Jean Itard was de eerste die een systematische beschrijving gaf van de ‘Wilde van Aveyron’; een 12-
jarige jongen die hij probeerde te trainen.
- Voor 1800: Geen aandacht voor mensen met een verstandelijke handicap.
- Na 1800: De eerste speciale scholen
Tot de 2e helft van de 19e eeuw werd er geen onderscheid gemaakt tussen zwakzinnige en psychisch
gestoorde kinderen (deze heetten toen ‘krankzinnig’).
Tegenwoordig wordt er onderscheid gemaakt tussen kinderen met een VSH, een algemene
ontwikkelingsachterstand, en psychiatrische stoornissen. Vanaf 1850:
- ‘Dementia Paralytica’: Vergeetachtigheid, stoornissen in het oordeelsvermogen en
krachtsverlies. Er werd in 1897 aangetoond dat een ontsteking in de hersenen werd
veroorzaakt door de geslachtsziekte syfilis.
Emil Kraeplin: 1 van de eerste psychiaters die classificeerde, vond dat ook andere psychische
stoornissen werden veroorzaakt door afwijkingen in de hersenen.
Freud zorgde er later voor dat het ontwikkelingsgerichte denken meer aandacht kreeg binnen de
psychiatrie. Zijn dochter Anna heeft bekendheid gegeven aan Freud’s theorie voor het behandelen
van gedragsproblemen en emotionele problemen bij kinderen.
Hoofdstuk 2 Ontwikkelingstheorieën
Inleiding
Ontwikkelingstheorieën kunnen nuttig zijn voor het beschrijven, verklaren en voorspellen van het
gedrag van kinderen.
Cognitieve ontwikkeling: Piaget, Vygotsky > de informatieverwerkingstheorie
Sociale ontwikkeling: Freud, Erikson > de leertheorie
De cognitieve ontwikkeling: de theorie van Piaget
De cognitieve ontwikkeling bestaat uit functies als waarneming, aandacht, geheugen, redeneren,
probleem oplossen, taal en intelligentie. De vraag is hoe de ontwikkeling van het denken vanaf zijn
meest primitieve vorm naar grotere complexiteit loopt. Kennis komt niet tot stand door het passief
ontvangen van informatie, maar is het resultaat van een interactief proces (Jean Piaget). Volgens
Piaget doorlopen alle kinderen stapsgewijs en in vaste volgorde de stadia van de cognitieve
ontwikkeling. Door hypothesen te genereren, experimenteren uit te voeren en door het trekken van
conclusies uit observaties, construeren kinderen kennis. Voorbeeld: denk aan hoe jonge kinderen
voorwerpen pakken, in de mond stoppen, bekijken, heen en weer rammelen of tegen elkaar slaan en
zo leren hoe de wereld in elkaar zit.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentx2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.