Filosofische antropologie
Wat is antropologie?
De filosofische antropologie houdt zich bezit met het onderzoek naar onszelf, naar de
mens. De hoofdvraag is ‘wat maakt de mens tot mens, wat is er karakteristiek aan de
mens en wat onderscheidt het van andere dieren/objecten?’
Er zijn verschillende, soms tegenstrijdige visies, beelden en opvattingen in omloop die
vertellen hoe mensen in elkaar steken, wat hun ware aard is en hoe ze zouden moeten
(samen)leven. Deze mensvisies zijn ontleend aan opvoeding, omgeving en scholing, in de
vorm van overgeleverde verhalen, literatuur, religie, filosofie en wetenschap. De
vooronderstellingen die we hebben blijken uit ons gedrag en uit ideeën. Omdat de
opvattingen kunnen zorgen voor ernstige meningsverschillen, moeten we ze
onderzoeken. Zo gaan bijvoorbeeld Artikel 1 in de grondwet (het principe van non-
discriminatie) en Artikel 7 (de vrijheid van meningsuiting) uit van een aantal
vooronderstellingen, zoals dat de mensen in staat zijn een eigen mening te vormen. In de
geschiedenis blijkt echter dat deze rechten niet altijd onderschreven zijn en nu nog
steeds niet altijd gerespecteerd worden.
De antropologie probeert inzicht te krijgen in datgene wat ons mens maakt. Datgene wat
de mens tot mens maakt, moet voor iedereen hetzelfde zijn (want anders zijn we geen
mens). We zijn daarom op zoek naar een ‘mensbeeld’: een constante die alle mensen
hebben, ongeacht tijd, plaats of cultuur. Deze constante noemen we wel het ‘wezen’ of de
‘essentie’ van de mens en is dus een constant geheel van kenmerkende eigenschappen
die we in een definitie kunnen vastleggen. Op de vraag ‘wat is een mens?’ zullen veel
mensen kijken naar de anatomie van het menselijk lichaam en opnoemen wat mensen
gemeen hebben. Zo ontstaat een beeld van de menselijke werkelijkheid. De filosofische
antropologie gaat over dergelijke mensbeelden, maar stelt ook de vraag of mens-zijn in
een statisch beeld valt te begrijpen. Sommige filosofen vragen zich af of mens zijn
gelegen kan zijn in een gegeven geheel van eigenschappen die mensen van alle tijden en
plaatsen gemeen hebben. In dat geval biedt het woord ‘mensbeeld’ onvoldoende
mogelijkheden om het menselijke aspect te beschrijven.
Mensen zijn levende en handelende wezens. Het menselijke blijkt niet uit een reeks
eigenschappen, maar in en op de wijze waarop mensen zich gedragen. Voordat
menselijke activiteiten kunnen worden ontplooid, moet aan bepaalde voorwaarden zijn
voldaan. Daarbij gaat het om zowel fysieke voorwaarden, psychische vermogens,
materiële voorwaarden en de sociale omgeving. De condition humaine geeft de
noodzakelijke voorwaarden aan voor mens-zijn. Het zijn de voorwaarden waaraan de
mens niet kan ontsnappen. Als er niet aan de voorwaarden wordt voldaan, mis je ‘typisch’
menselijke eigenschappen (dit zie je bijvoorbeeld bij kinderen die in isolement opgroeien).
De vraag wat een mens tot een mens maakt roept dus ook de vraag op wat de nodige
voorwaarden voor mens-zijn zijn. Omdat dergelijke voorwaarden nogal eens ontbreken of
verschillen, loopt de poging tot een algemeen mensbeeld gemakkelijk stuk door een al te
grote empirische diversiteit of wordt het mensbeeld te eenzijdig. Omdat het specifieke
menselijke vooral blijkt in activiteiten, spreken we eerder van ‘mens-zijn’ dan van ‘de
mens’ en we spreken ook eerder van ‘mensvisie’ dan van ‘mensbeeld’.
De filosofische antropologie onderzoekt dus de noodzakelijke voorwaarden voor mens-
zijn, de condition humaine en expliceert en verheldert wat mens-zijn inhoudt. De
filosofische antropologie expliceert en onderzoekt meer of minder uitgesproken
mensvisies. Ze gaat de vooronderstellingen, uitgangspunten, implicaties en
consequenties ervan na. Uiteindelijk komt het erop aan een samenhangende visie te
ontwikkeling die de menselijke werkelijkheid geheel recht doet.
Definities van ‘de mens’
, Tegenwoordig zijn we, mede door Darwins evolutietheorie, geneigd het verschil tussen
mensen en (andere) dieren te relativeren. Mensen zijn dieren en lijken dus ook op dieren.
De filosofische vraag wat het menselijke aan mensen uitmaakt en de erkenning van de
biologische verwantschap met dieren sluiten elkaar niet uit. Je hoeft het dierlijke in
mensen of het menselijke in dieren niet te ontkennen om toch te willen weten in welk
opzicht mensen uniek zijn. Hoewel sommige mensen geneigd zijn de verwantschap met
dieren te benadrukken – ons gedrag, onze normen, onze gevoelens, onze opvattingen en
overtuigingen, spreken geregeld een andere taal. Het is onzinnig om ons verwantschap
met dieren te ontkennen, maar het is ook onzinnig om de verschillen te bagatelliseren.
Het staat vast dat er verschillen zijn tussen mens en dier. De vraag is alleen op grond
waarvan. Filosofen zijn voor het grootste gedeelte eens: de mens is een animal rationale,
een met de rede begiftigd dier.
Filosofen zien de sleutel tot ons mens-zijn dus in het bijzondere vermogen: logos, ratio,
rede. Maar wat houdt dit vermogen precies in? Logos, ratio en rede zijn woorden waaraan
in de loop van de geschiedenis verschillende betekenissen zijn verbonden:
1. Allereerst is er het onderscheid tussen de praktische en theoretische rede. De
praktische rede is het vermogen om met jezelf te overleggen en door middel van
argumenten tot een beslissing te komen. De theoretische rede is het vermogen
om verklaringen te zoeken voor verschijnselen. In beide gevallen impliceert de
rede een vermogen om logisch te redeneren van premissen naar conclusies. De
mens kan de rede volgen en zich door argumenten laten overtuigen in
tegenstelling tot een dier die zijn instincten/intuïtie volgt.
2. De mens heeft ook het vermogen om zichzelf in een ‘’spiegel’’ te bekijken. Terwijl
je bezig bent, kun je jezelf de handeling zien doen. Je zet als het ware een stap
achteruit om jezelf in je leven waar te nemen. Dit is reflexiviteit.
3. Openheid is de toestand waarmee ervaring van reflexiviteit (‘plotseling ontwaken’)
wordt aangeduid ten opzichte van wat ons omringt. Je aandacht is volledig
geabsorbeerd door dingen die je letterlijk bezighouden, terwijl het vermogen tot
reflexiviteit je als het ware terughaalt uit de geabsorbeerdheid. Je verruimt je
aandacht.
4. Subject-objectrelatie is een hiërarchische verhouding waarbij het subject (de mens
als kennende en vormende instantie) gezien wordt als het centrum en de heerser
over de werkelijkheid en het object als iets wat maakbaar is zoals het subject wil.
Er is dus een afstand tussen jezelf (die je waarneemt) en anderen/objecten in je
omgeving (die waargenomen worden). Hiervoor is bewustzijn nodig.
5. Transcendentie is het vermogen om je als het ware los te maken van een volledig
opgaan in de dingen waarmee je bezig bent, en jezelf daar tot op zekere hoogte
buiten te plaatsen. Mensen kunnen tot op zekere hoogte ‘uitstijgen boven’ de
onmiddellijkheid van hun waarnemingen en ‘zich verheffen boven’ de directe
wang van de instincten, driften, neigingen en impulsen.
6. Logos betekent naast rede ook ‘woord’. De bijzondere manier waarop mensen met
elkaar communiceren (naast geluiden ook symbolen/woorden) altijd direct
verbonden met de rede. De rede is het vermogen dat ons in staat stelt tot
symboolgebruik.
Helmuth Plessner doordacht het verschil tussen mens en dier zonder de
gemeenschappelijke biologische basis te ontkennen. Plessner is een van de grondleggers
van de antropologie als zelfstandige filosofische discipline. Zijn antropologie beweegt zich
tussen de biologie en filosofie. Hij probeert de biologen en de filosofen (de evolutietheorie
en de animal rationale) met elkaar te verzoenen. Volgens Plessner is de excentrische
positionaliteit kenmerkend voor het mens-zijn. In deze term keren de bovengeschetste
aspecten van de rede bijna allemaal terug. Binnen de orde van de levende natuur
onderscheidt hij verschillende niveaus. Kenmerkend voor het levende is dat hij een zekere
relatie heeft met zijn omgeving: terwijl levenloze dingen alleen ruimte innemen, nemen
organismen een zekere plaats in. Dit innemen van een plaats heet positionaliteit. De
verschillen tussen de organismen onderzoekt hij door na te gaan waarin hun
positionaliteit verschilt.
De plaats die mensen innemen is wat Plessner aanduidt met excentriciteit. Wat de mens
tot mens maakt is zijn zelfbewustzijn. Het vermogen tot rationaliteit ligt volgens Plessner
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dc_Samenvattingen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.