Met deze samenvatting heb ik een 9 gehaald voor het vak inleiding psychologie!! Ik heb de aantekeningen van het hoorcollege aangevuld met de informatie uit het boek dus als het goed is zou je niks moeten missen :)
Hoorcollege & aantekeningen boek
Hoofdstuk 1 – geest, gedrag en psychologische wetenschap
Psychologie = wetenschap van gedrag en mentale processen
Drie soorten psychologie:
1. Experimenteel psychologen = psycholoog die onderzoek doet naar elementaire psychologische processen –
in tegenstelling tot een toegepast psycholoog
2. Docenten psychologie = psycholoog met als primaire taak als het geven van onderwijs op bijvoorbeeld een
hbo- of bacheloropleiding of universiteit
3. Toegepast psychologen = psycholoog die door experimenteel psychologen vergaarde kennis gebruikt om
problemen van mensen op te lossen
Psychiatrie vs. Psychologie
Een psychiater is een arts. Deze heeft eerst geneeskunde gedaan en zich vervolgens gespecialiseerd. Deze kan
medicijnen voorschrijven en kijkt ook naar het gehele fysiek welzijn. Deze behandeld ook de patiënt.
De psycholoog doet vooral diagnostiek, wat is er aan de hand. Gebruikt hiervoor testen en kan geen medicijnen
voorschrijven. Deze geeft ook therapieën.
psychiatrie = een medisch specialisme dat zich richt op de diagnose en behandelingen van mentale stoornissen
Pseudopsycohlogie = niet-onderbouwde psychologische aannamen die als wetenschappelijke waarheden worden
gepresenteerd.
Parapsychologen zijn oplichters!! Ze gebruiken trucs. Ze gebruiken de kennis uit de psychologie om ons te misleiden.
Vaardigheden kritisch denken – stappenplan:
1. Wat is de bron?
2. Is de bewering redelijk of extreem?
3. Wat is het bewijsmateriaal?
Anekdotisch bewijsmateriaal = getuigenissen die de ervaringen van iemand of enkele personen schetsen,
maar ten onrechte voor wetenschappelijk bewijs wordt aangezien.
4. Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias?
Bias = een vooroordeel, vervorming of vertekening van een situatie meestal op basis van persoonlijke
ervaringen en waarden
Emotionele bias = de neiging om oordelen te vellen gebaseerd op attitudes en gevoelens, in plaats van op
een rationele analyse van het bewijsmateriaal
Confirmation bias (bevestigingsbias) = de neiging om informatie die niet bij je opvattingen aansluit te
negeren of te bekritiseren en om in plaats daarvan informatie te zoeken waar je het wel mee eens bent
5. Worden veelvoorkomende denkfouten vermeden?
Descartes behoorde tot het rationalisme, filosofiestroming de het denken als enig middel zag om aan wetenschap
en filosofie te doen. Het empirisme, zij zien het denken als onnodig en storend in wetenschap en filosofie, hadden
hier veel kritiek op. De empirist, John Locke, beweerde dat mensen tabula rasa zijn, een onbeschreven blad dat door
ervaring, leerprocessen en opvoeding persoonlijkheid en vaardigheden krijgt.
1. Biologisch perspectief – Descartes = zoekt oorzaken van gedrag in het functioneren van genen, de hersenen ,
het zenuwstelsel en het hormoonstelsel.
Variaties op biologisch perspectief:
Neurowetenschap = richt op begrip van hoe de hersenen gedachten, gevoelens, motieven, bewustzijn,
herinneringen en andere mentale processen creëren
Evolutionaire psychologie = een relatief nieuw specialisme dat gedrag en mentale processen beschouwt op
basis van hun genetische aanpassingen aan overleving en voortplanting (Darwin – natuurlijke selectie)
Gestaltpsychologen = concentreerde zich op het geheel van onze bewustzijnservaringen als de som van de delen
en probeerden te begrijpen hoe we perceptuele gehele vormen
2. Cognitief perspectief – wundt en James = nadruk ligt op mentale processen, zoals leren, geheugen, perceptie
en denken als vormen van informatieverwerking
, Structuralisme – titchener = historische stroming binnen psychologie die op basisstructuren van de
geest en gedachten trachtte te ontrafelen. Structuralisten zochten de elementen van de bewuste
ervaring
Functionalisme – James = historische stromingen die meende dat psychische processen het beste
begrepen kunnen worden in het licht van hun adaptieve nut en functie. Door deze manier werd de
eerste toegepaste psychologie ontwikkelt.
Introspectie – wundt = beschrijving van je eigen innerlijke bewuste ervaringen
3. Behavioristisch perspectief - Watson & Skinner = de bron van onze handelingen zoekt in stimuli vanuit
omgeving, in plaats van innerlijke mentale processen.
Behaviorisme – Watson = streefde ernaar om psychologie een objectieve wetenschap te maken die zich
allen op gedrag richtte (niet op mentale processen).
4. Perspectief van gehele persoon (whole person) = aantal perspectieven die draaien om een globaal inzicht in
de persoonlijkheid.
Psychodynamische psychologie – Freud = een benadering die de nadruk legt op het begrijpen van
menselijk functioneren in termen van onbewuste behoeften, verlangens, herinneringen en conflicten
o Psychoanalyse = benadering die is gebaseerd op de veronderstellingen van Freud, die de nadruk legt
op onbewuste processen. De term verwijst zowel naar Freuds psychoanalytische theorie als naar zijn
psychoanalytische behandelmethode. Er is veel kritiek gekomen op de psychoanalyse, zo zou het als
wetenschappelijke methode niet beantwoorden aan het criterium van falsificeerbaarheid, de
uitspraken komen niet uit de feitelijke werkelijkheid
Humanistische psychologie – Rogers en Maslow = psychologie mot de nadruk leggen op menselijke groei
en potentieel in plaats van op psychische stoornissen
Psychologie van karaktertrekken en temperament – oude Grieken = individuen kunnen worden
begrepen in termen van hun temparement en blijvende karaktertrekken. Gedrag en persoonlijkheid kan
gezien worden als de producten van fundamentele psychologische kenmerken.
5. Ontwikkelingsperspectief – ainsworth, piaget en vele anderen = onderscheidt zich door de nadruk op
erfelijkheid en omgeving, en op voorspelbare veranderingen die zich voordoen tijdens de levensloop.
6. Sociocultureel perspectief - milgram, zimbardo en vele anderen = legt nadruk op het belang van sociale
interactie, sociaal leren en een cultureel perspectief
Crosscultureel psycholoog = psycholoog die werkt in dit specialisme is geïnteresseerd in de manieren
waarop psychologische processen verschillen tussen mensen in verschillende culturen
Wetenschappelijke methode = een uit vier stappen bestaande procedure voor empirisch onderzoek van een
hypothese, waarbij de omstandigheden zo zijn gekozen dat vooroordelen en subjectieve oordelen worden
uitgesloten.
Vier stappen van wetenschappelijke methode:
1. Hypothese = voorspelling van de uitkomst van een wetenschappelijk onderzoek, een bewering over de
relatie tussen variabele in een onderzoek. De hypothese moet potentieel falsificeerbaar (weerlegbaar) zijn.
De aspecten (variabele) moeten in concrete termen worden gedefinieerd = operationele definities
2. Objectieve data verzamelen: kan door een experiment, met experimentele groep, controlegroep,
controleconditie. Je maakt de groepen door randomisering.
3. De resultaten analyseren: je gaat kijken of de hypothese kan worden verworpen. Dit doe je door te kijken of
deze significant is. significant = geeft aan dat het waarschijnlijk is dat het waargenomen effect niet door
toeval is ontstaan, maar door de onafhankelijke variabele veranderen
4. De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren: spreekt voor zich, repliceren = onderzoek opnieuw
uitvoeren om te zien of er dezelfde resultaten uitkomen. Om bias te voorkomen kan het door een andere
onderzoeker gedaan worden.
Verder zijn er 5 soorten psychologisch onderzoeken:
1. experiment = type onderzoek waarbij de onderzoeker gebruik maakt van vergelijkbare groepen en alle
omstandigheden controleert en rechtstreeks manipuleert, incl. de onafhankelijke variabele. Handig bij het
vinden van oorzaak en gevolg.
, 2. Correlatieonderzoek = vorm van onderzoek waarbij relatie tussen variabelen wordt bestudeerd zonder een
onafhankelijke variabele in een experiment te manipuleren. Kunnen geen oorzaak-gevolgrelaties uitgehaald
worden
Nadeel is dat je nooit zeker weet of de groepen werkelijk op alle vlakken vergelijkbaar zijn.
o Geen correlatie = variabele hebben geen verband
o Positieve correlatie = beide veranderen in dezelfde richting, omhoog
o Negatieve correlatie = beide variabele veranderen tegelijk in verschillende richtingen, omlaag
3. Survey = techniek bij correlatieonderzoek, mensen worden gevraagd te reageren op een van tevoren
opgezette vragenlijst.
Het voordeel is dat je met relatief weinig moeite veel mensen kunt bereiken
4. Natuurlijke observatie = vorm van correlatieonderzoek waarbij gedrag van mensen of dieren in hun eigen
omgeving wordt geobserveerd.
Belangrijk om te onthouden is dat de omstandigheden waaronder het onderzoek wordt verricht, minder
gecontroleerd zijn dan bij een experiment omdat de onderzoekeer bij deze methode noch de conditie in
hand is noch in staat is de onafhankelijke variabele te manipuleren.
Voordeel is dat je gedragingen ziet zoals ze deze op natuurlijke wijze voordoen.
5. Gevalstudie = onderzoek van een enkel object (of een zeer gering aantal objecten), casestudies. Wanneer
therapeuten deze gebruikte om theorieën te ontwikkelen overs stoornissen, noemen we klinische methode
Nadeel is dat de methode subjectief is ende conclusies niet gelijk van toepassing zijn op anderen
Vertekeningen in psychologisch onderzoek:
Expectency bias = de waarnemer staat toe dat zijn of haar verwachtingen de resultaten van het
onderzoek beïnvloeden.
Placebo = substantie die op medicijn lijkt maar is het niet, worden ook wel suikerpillen genoemd omdat
ze in plaats van het echte middel gewoon suiker bevatten
Dubbelblindonderzoek = experimentele procedure waarbij zowel de onderzoekers als de proefpersonen
niet weten wie welke onafhankelijke variabele toegediend krijgt
Ethische kwesties in psychologisch onderzoek:
Om psychologische onderzoekers richtlijnen en grenzen te bieden heeft het Nederland Instituut van psychologen
(2015) een beroepscode opgesteld.
Onderzoekers zijn ethisch verplicht hun proefpersonen te beschermen tegen potentieel schadelijke
procedures
Ze zijn verplicht informatie die ze van het onderzoek hebben verkregen vertrouwelijk te behandelen
Gegevens mogen alleen openbaar als de privacy van proefpersonen niet worden geschaad
(erg belangrijk!!) – verkrijgen van geïnformeerde toestemming, informed consent, als verzekering dat
deelnemers vrijwillig meedoen aan het onderzoek
Onder bepaalde omstandigheden is misleiding toegestaan als de deelnemers geen substantieel risico lopen
Als sociale media worden gebruikt in onderzoek is de vraag vooral of ze geen risico lopen en of hun recht op privacy
en vertrouwelijkheid wordt geschonden als er onderzoek naar hen wordt gedaan. Als er geen individuele gegevens
worden verzameld en er geen interactie dan is er geen toestemming nodig.
In Nederland is het gebruik van proefdieren alleen toegestaan als het onderzoek niet anders kan worden uitgevoerd.
Je hebt twee vergunningen nodig:
1. Instelling waarvoor je werkt moet een algemene vergunning hebben van Nederlandse Voedsel- en
Waterautoriteit (NVWA)
2. Voor elk onderzoek moet positief advies zijn gegeven door een dierexperimentcommissie (DEC)
, Hoofdstuk 2 – biopsychologie, neurowetenschappen en de menselijke aard
Biopsychologie = specialisme in de psychologie dat interactie tussen biologie, gedrag en de omgeving bestudeert.
Evolutionaire psychologie:
Kijkt naar genetische bepaling voor gedrag
o Deel van oorsprong gedrag staat vast
Oorsprong van gedrag te vinden in genotype
o Overgedragen genetische structuur door je ouders
Gerelateerd aan fenotype
o Uiterlijke verschijning en type gedrag als gevolg van interactie genotype met omgeving
Je wordt geboren met een temparement, dit kan verschillen. Hier kunnen mensen op reageren en dit kan zorgen
voor een bepaalde persoonlijkheid. De interactie is erg interessant. Waarmee wordt je geboren en wat maakt jou
door bepaalde gebeurtenissen.
Evolutie = vanuit de evolutie kan heel veel van ons gedrag worden verklaart. De mens bestaat al heel lang en er heeft
natuurlijke selectie plaats gevonden. Eigenschappen van ons zijn terug te halen van heel vroeger. Bijv. agressie was
om je vroeger te verdedigen. Angsten kan je ook verklaren uit een lange tijd terug van de geschiedenis van de mens.
De evolutietheorie stelt dat we een gezamenlijke voorouder hebben, niet zozeer gelijk alleen dat we afstammen van
de apen. Er zijn adaptieve kenmerken = kenmerk van een soort dat ontstaan gebaseerd op aanpassing aan een
specifieke omgeving.
Als tegenhanger heb je het creationisme = religieus geïnspireerde opvatting dat het universum en al het leven op
aarde (planten, mensen, dieren) ontstaan te danken hebben aan een bijzondere goddelijke scheppingsaard.
Genen en erfelijkheid: (alleen begrippen)
Genotype = kenmerken van organisme zoals die genetisch zijn vast gesteld
Fenotype = waarneembare fysieke kenmerken van organisme
Genoom = omvat één complete set van chromosomen
DNA = lang, complex molecuul dat informatie bevat over alle genetische eigenschappen. De volledige naam voor
DNA is desoxyribonucleïnezuur
Genen = stukjes van een chromosoom waarin de erfelijke lichamelijke en psychische eigenschappen van een
organisme zijn opgeslagen. Ze vormen functionele elementen van een chromosoom
Chromosoom = lange, dunnen en spiraalvormige draad waarlangs de genen zijn gerangschikt als de kralen van een
ketting. Chromosomen bestaan voornamelijk uit DNA.
Geslachtschromosoom = een chromosoom dat onze lichamelijke geslachtskenmerken bepaald. Vrouwen hebben
twee X-chromosomen en man x en y
Autosoom = chromosoom dat geen slachtschromosoom is. is dus een chromosoom uit de 22 paren.
Histoon = specifiek eiwit waar DNA zijn spiralen omheen wikkelt
Epigenoom = reeks chemische codes die aanvullende ervaringen op het DNA vormen. Het is flexibel en past zich aan
de omgeving en ervaringen aan door genen aan en uit te zetten
Belangrijk om te onthouden – schrijf psychologische eigenschappen nooit uitsluitend aan erfelijkheid toe!!
Neuropsychologie = kleinste schaal om psychologie te verklaren
Neuronen = een zenuwcel, die gespecialiseerd is in het ontvangen en doorsturen van informatie naar andere cellen
in het lichaam. Een bundeling van groot aantal neuronen is een zenuwcel
Soorten neuronen:
Sensorische neuronen = zintuigen naar hersenen – boodschappen van sensorische receptoren naar centrale
zenuwstelsel
Motorische neuronen = hersenen naar spieren, organen en klieren – van centrale zenuwstelsel naar spieren
en/of klieren
Schakelcellen = verbindingen – verbinding tussen ene zenuwcel naar andere, vooral in hersenen en
ruggenmerg
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller danavanrijn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.46. You're not tied to anything after your purchase.