De samenstelling van de verschillende verdovingsvloeistoffen:
• Het lokale anestheticum, wateroplosbaar gemaakt met zoutzuur.
• Een vasoconstricta.
• Een conserveermiddel.
Twee klassen van anesthetica:
Esters en de amides, allebei goed oplosbaar in water en ook in vet. De fabrikanten hebben er twee
op de markt gebracht.
Op molecuulstructuur kunnen lokale anesthetica worden onderverdeeld in twee klassen:
- De (amino-) esters en De (amino-) amides
Beide hebben een lipofiel (=vetoplosbaarheid) groep, een hydrofiele (wateroplosbaarheid) groep, en
daartussen de ondescheidende en karakteristieke intermediaire verbinding.
Het lipofiele deel van het molecuul is doorgaans een aromatische verbinding die een benzeenring
bevat. Het hydrofiele deel bevat een secundair of een tertiair amine. → bevinden zich beiden aan
het uiteinde van de molecuul en zijn met een intermediair deel met elkaar verbonden. (bestaat uit
een ester- of een amidegroep en relatief korte keten van vier tot vijf koolstofatomen).
De amides kunnen worden onderverdeeld in 3 subgroepen:
- Xylidinen → Lidocaïne ( Xylocaïne®)
- Toluïden → prilocaïne (Citanest®)
- Thiofenen → articaïne (Septanest®)
,De verschillende toedieningsvormen van lokale anesthesie, zowel in de onderkaak als in de
bovenkaak:
Dit geldt voor zowel de bovenkaak als de onderkaak:
Geleidingsanesthesie Depot rondom grotere zenuw
Infiltratie anesthesie In het operatiegebied wordt verdovingsvloeistof gespoten, de kleinste
zenuwtakjes worden verdoofd.(paro lig gespoten →apex)
Intraligamentaire Verdovingsvloeistof wordt in het
anesthesie parodontale ligament gespoten en
bereikt zo de apex het
betreffende element.
Intra-ossale anesthesie Er via een geboord gaatje in de corticalis in het spongieuze bot gespoten.
Intra-pulpaire anesthesie Er wordt rechtstreeks in de pulpakamer gespoten.
Oppervlakte anesthesie Zalf of spray ( werkt binnen 2 á 3 min in) tot 3 mm
wordt het verdoofd.
De opbouw van de zenuwcel (nociceptoren):
Een perifere zenuw is opgebouwd uit de uitlopers van een verzameling zenuwcellen,
bijeengehouden door een bindweefselnetwerk. De afzonderlijke uitlopers zijn al dan niet omgeven
door een isolerende myeline laag, de huls of schede van schwann.
Een cellichaam
▪ Dat een grote celkern bevat.
▪ Vormt het metabole centrum van de zenuwcel.
▪ Wordt meeste cel onderdelen geproduceerd.
Een axon
▪ Die uitgaande signalen geleidt in de richting van synapskoppen. Een axon wordt ook wel
zenuwvezels genoemd (dun en lang).
▪ Voeren prikkels van het cellichaam af.
▪ Sommige axonen worden bedekt met myelineschede.
▪ Aan het einde zitten synapsen: overdragen van een prikkel naar volgende
zenuwcel/eindorgaan.
Dendrieten
▪ Voeren prikkels af in de richting van het cellichaam.
▪ Aan het einde zitten receptoren die signalen op te vangen.
, Insnoering van Ranvier
▪ In de insnoering van Ravier zitten ionenkanalen. Deze
zorgen dat de prikkel voorwaarts gaat via saltatoir (sprong
van insnoering naar insnoering), waardoor de prikkel
sneller verloopt dan een onmyeliniseerde vezel.
Myelineschede
▪ Laag witte, vetachtige stof die de axon isolerend omhult.
▪ Bestaat uit verschillende lagen celmembranen van
gliacellen.
▪ Het versnelt de geleidingssnelheid langs het axon in
belangrijke mate en speelt een belangrijke rol bij
prikkelgeleiding.
Synaps
▪ Onderdeel van een neuron waar de communicatie plaatsvindt van het neuron met een ander
cel, elke axon eindigt bij synapsknop waar het neuron met andere cellen in contact staat.
Geeft prikkel door aan andere zenuwcel of aan spier of klier etc. Bevat blaasjes waar
neurotransmitters in zitten. Zodra een elektrisch signaal aankomt op het uiteinde van een axon
worden er neurotransmitters vrijgemaakt, die 'uitgestort' worden in de synapsspleet, deze
'oversteken' en het ontvangende neuron activeren.
Als het elektrische signaal het einde van het axon bereikt, kan het niet meer verder. Tussen het axon
en de dendriet van de volgende zenuwcel zit namelijk een kleine ruimte. Om deze ruimte te
overbruggen worden de elektrische signalen omgezet in chemische signalen. Hiervoor liggen er aan
het einde van het axon blaasjes opgeslagen met chemische signaalstoffen. Deze signaalstoffen
worden neurotransmitters genoemd. Op het moment dat het elektrische signaal bij het einde van
het axon is, worden de neurotransmitters losgelaten uit de blaasjes. Ze komen terecht in de ruimte
tussen de twee uitlopers van de verschillende zenuwcellen en verplaatsen zich naar het uiteinde van
de andere zenuwuitloper. Op dit uiteinde (de dendriet) zitten receptoren die de neurotransmitters
kunnen herkennen. De neurotransmitters binden aan een receptor, waardoor er weer een
elektrische stroom gaat lopen. Het signaal wordt zo verder gestuurd. Dit gebied waar de chemische
overdracht tussen twee zenuwcellen plaatsvindt heet een synaps.
Semipermeabele membraan met ionenkanalen
▪ Cellen worden omgeven door een semipermeabel celmembraan, die alleen doorgankelijk is
voor water. Een selectieve ionenpomp verplaatst kaliumionen naar binnen en natriumionen naar
buiten. Het gevolg is een concentratiegradiënt van natrium en kaliumionen over de membraan.
(-70MV/ -75MV)
Pas als de lokale depolarisatie een bepaalde drempelwaarde bereikt (circa -50 mV), treedt een
actiepotentiaal op. De hoogt van de drempelwaarde voor het optreden van een actiepotentiaal
wordt bepaald door allerlei factoren:
- Duur van de depolariserende stimulus
- Sterkte van de depolariserende stimulus
- Status van de receptor
Nociceptoren
Pijnprikkels worden voornamelijk gegenereerd door betrekkelijk vormloze sensorische
zenuwuiteinden. (nociceptoren) → zijn gevoelig voor allerlei prikkels, mechanische, thermische en
chemische prikkels. → worden daarom polymodaal genoemd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Sabrinsaliii. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.