Psychologie
College 1: Grondslagen van de psychologie
● Psychologie gaat over hoe gedrag van individuen gemotiveerd is(waarom doet een
persoon dit?) en de direct waarneembare(bijv. omgevingsfactoren), de privaat
toegankelijke(motieven, wensen, meningen/ attitudes, gedachten herinneringen etc.)
en onbewuste processen en toestanden die hierbij een rol spelen:
○ Direct waarneembare oorzaken: deze kan je direct zien, meten of
waarnemen.
○ Privaat toegankelijke oorzaken: niet direct waarneembaar en alleen
toegankelijk vanuit de persoon die het gedrag vertoont.
○ Privaat ontoegankelijke oorzaken: het gedrag is door de persoon die het
vertoont zelfs niet te verklaren.
● Wilhelm Wundt deed onderzoek naar waarnemingsdrempels door
introspectie(vraag de proefpersoon naar ervaring)
○ Een grondlegger van de psychologie
● William James deed onderzoek naar emoties(emotie = verandering in het lichaam)
○ Facial feedback hypothesis: als je sip bent en je lacht wordt je weer blij
3 uitganspunten moderne psychologie:
● Fysieke veroorzaking van gedrag
○ René Descartes: lichaam en geest zijn apart
■ Lichamelijke reacties komen binnen in de ziel en de ziel stuurt het
lichaam aan en veroorzaakt zo gedrag
■ Descartes standpunt is dualistisch
○ Materialisten gaan ervan uit dat processen lichamelijk en stoffelijk zijn
○ Idealisme gaat ervan uit dat er alleen maar geest is en het lichaam is een
voortbrengsel van de creatieve geest(Plato)
■ Het idee dat gedrag fysieke een fysieke oorzaak heeft komt doordat
bij dieren een simpele fysieke prikkel kan leiden tot complexe
bewegingen en artsen zagen dat schade aan specifieke delen van het
brein resulteerde in specifieke afwijkingen van gedrag
● Gedrag/ psychische processen worden gevormd door ervaring
○ Nativisten geloven dat de meest essentiële menselijke gedragen en
gedachten aangeboren zijn
■ A priori kennis: aangeboren
■ A posteriori kennis: aangeleerd
○ Empiristen geloven dat wij als een tabula rasa ter wereld komen en alles nog
moeten leren
■ Deze botsing in ideologie heet ‘nature vs nurture’
● De machinerie voor gedachten en gedrag is vormgegeven door natuurlijke selectie
○ Wij erven een aantal belangrijke eigenschappen van onze voorouders
● Darwin stelt dat mensen mensen dieren zijn en legt een nadruk op de functie van
gedrag
, ● Folk psychologie/ common sense psychologie = niet wetenschappelijke
psychologie, mensen verklaren gedrag van zichzelf en anderen door bepaalde
mentale kenmerken aan hen toe te schrijven.
○ Stelt ons instaat om empathie te tonen naar anderen
○ Wetenschappelijke psychologie houdt zich integendeel tot folk psychologie
bezig met het gestructureerd, doelgericht en objectief onderzoeken van
gedrag(heeft dus hele andere eisen)
● Hypothetische constructen zijn processen of entiteiten die je niet kunt waarnemen,
die wel een aantal omschreven eigenschappen bezitten en waarvan we
veronderstellen dat ze dingen kunnen veroorzaken. Hierdoor kunnen ze worden
gemeten en worden gebruikt om verschijnselen te verklaren (bijv. intelligentie)
● Metaforen gebruiken we in de wetenschap als bepaalde processen entiteiten of
toestanden moeilijk voor te stellen zijn als concrete fysieke objecten, we gebruiken
dan de gelijkenis met bekende processen om het makkelijker te maken over de
abstracte tegenhanger te praten
○ Computermetafoor: het zien van het brein als een soort computer waarin we
dingen opslaan
● Bij beschrijvend onderzoek wordt er niet getest er worden slechts eigenschappen in
kaart gebracht
● Bij correlationeel onderzoek wordt de samenhang tussen twee variabelen
weergegeven
● Externe validiteit = de generaliseerbaarheid van iets
● Introspectie = het bij zichzelf te rade gaan van een deelnemer
College 2: De evolutionaire basis van gedrag
● Genen beïnvloeden gedrag niet direct, maar beïnvloeden dit door de invloed die zij
hebben op de fysieke structuren die betrokken zijn bij de productie van gedrag
○ Hoe genen deze structuren beïnvloeden hangt af van omgevingsfactoren, de
werking van genen is dus adaptief
● Adapteren = aanpassen, ervoor zorgen dat dier en omgeving bij elkaar passen
○ Bewegen is een goede manier van adapteren
● Genotype = genetische samenstelling van een organisme
● Genetische variatie binnen een soort wordt gerealiseerd door:
○ De manier waarop we genetisch materiaal erven van onze voorouders,
tijdens meiose worden er willekeurige chromosomen gecombineerd waardoor
wij geen exacte replica’s zijn van onze ouders
○ Genetische mutatie(willekeurige defecten in ons DNA die niet zijn
weggewerkt of gerepareerd)
○ Polyploïdie = als gevolg van onregelmatigheden in de celdeling kan een
individu een veelvoud hebben van het normale aantal chromosomen
○ Vermenging van varianten, door immigratie of translocatie kan dit ontstaan
binnen een soort
, ● Differentiële selectie = varianten die bijdragen aan een vergroting van het
nageslacht hebben een grotere kans de generaties te overleven dan een variant die
resulteert in minder nageslacht
● Seksuele selectie = dieren van hetzelfde geslacht concurreren over de mogelijkheid
om te paren
● Interseksuele selectie = dieren kiezen een individu van het andere geslacht omdat
deze bijvoorbeeld het hardst brult
● Sociale groep selectie = het doorgeven van genetische eigenschappen die
voordelig zijn voor de groep
● Proximale verklaring = oorzaken van gedrag worden gezocht in de processen die
direct betrokken zijn bij het gedrag(hoe iets werkt)
● Distale verklaring = het zoeken van een verklaring van gedrag binnen soortspecifiek
gedrag en het nut van dit gedrag
● Homologie = vergelijkbare eigenschappen tussen soorten die ontstaan door
genetische verwantschap
● Analogie = vergelijkbare eigenschappen tussen soorten die niet zijn ontstaan door
genetische verwantschap
● Polyandrie = 1 vrouwtje paart met meerdere mannetjes
● Polygynie = 1 mannetje paart met meerdere vrouwtjes
● Promiscuïteit = Bijvoorbeeld vrouwtjes doen het met meerdere partners, met als
voordeel dat ze niet weet en wie de vader is en de kinderen bijvoorbeeld niet worden
aangevallen door de vader.
● Trivers: paring patronen worden bepaald door de manier waarop investeringen in het
voortbrengen van het nageslacht zijn verdeeld tussen mannetje en
vrouwtjes(seksuele handelingen, zwangerschap en opvoeding), degene die het
meest investeert heeft meestal het privilege de sekspartner te kiezen(parental
investment theory)
● Bij polygynie in het dierenrijk:
○ Vrouwtjes investeren meer en zijn essentieel voor het reproductiesucces van
hun nakomelingen
○ Vrouwtjes zijn selectiever zodat seks niet leidt tot onnodige of verspillende
investeringen(zwangerschap en opvoeding)
College 3: Leren
● Leren = ieder proces waarbij ervaringen het gedrag op enig toekomstig moment
verandert
● Habituatie = dezelfde prikkel wordt herhaaldelijk aangeboden en de reactie hierop
dooft als gevolg hiervan
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller stiek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.33. You're not tied to anything after your purchase.