100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Inleiding in de wetenschappelijke methode (PB2802) $8.47
Add to cart

Summary

Samenvatting - Inleiding in de wetenschappelijke methode (PB2802)

10 reviews
 823 views  118 purchases
  • Course
  • Institution

Complete samenvatting van alle tentamenstof uit de e-reader en Youlearn ten behoeve van het tentamen Inleiding in de wetenschappelijke methode.

Preview 4 out of 45  pages

  • August 8, 2023
  • 45
  • 2023/2024
  • Summary

10  reviews

review-writer-avatar

By: hildemars • 1 month ago

review-writer-avatar

By: jackievanderleij • 3 months ago

review-writer-avatar

By: svanvliet92 • 2 months ago

review-writer-avatar

By: Snoekerd • 4 months ago

Translated by Google

Aanrader!

review-writer-avatar

By: ejspoelstra • 7 months ago

review-writer-avatar

By: kirthythurairajah • 6 months ago

Translated by Google

Clearly important information is in it

review-writer-avatar

By: Hichaamm • 6 months ago

Show more reviews  
avatar-seller
Inleiding in de wetenschappelijke methode

Studietaak 0: Voorbereiding (Youlearn)

Epistemologie: Epistèmè betekent kennis en logos betekent de leer, epistemologie is dus
kennisleer. Epistemologie houdt zich al vanaf de Griekse oudheid bezig met
vragen naar kennis. Wetenschap is een specifieke epistemologische
benadering en een voortvloeisel uit de klassieke filosofie.

Wetenschap: Wetenschappelijk onderzoek is een manier om tot nieuwe of aangepaste
opvattingen te komen en levert regelmatig nieuwe kennis op.

Vaak worden er drie kenmerken gekoppeld aan het begrip kennis:

1. Het is een opvatting
2. De opvatting moet waar zijn
3. Er moet een rechtvaardiging (gegronde reden) zijn voor de opvatting

Kennis: Een opvatting die waar en gerechtvaardigd is.

Kennis versus mening:

 Kennis
Er moet een goede rechtvaardiging bestaan voor de opvatting.
 Mening
Is tevens een opvatting, maar hiervoor hoeft geen sterke rechtvaardiging te worden gegeven.
 Sommige meningen worden enigszins gerechtvaardigd
 Andere meningen hebben geen enkele rechtvaardiging

Vier methoden om tot opvattingen te komen van Pierce (1877):

1. Wetenschap gemotiveerd vanuit twee toestanden waarin de mens zich kan bevinden:
 Overtuiging
De mens wil van nature bepaalde zekere opvattingen over de wereld hebben.
 Twijfel
Veroorzaakt onrust, die het beste kan worden weggenomen d.m.v. wetenschap.
2. Volharden en vermijden
Alle situaties en personen die twijfel kunnen oproepen uit de weg gaan.
3. Autoriteit (vertrouwen op anderen)
Het fixeren van opvattingen door de verantwoordelijkheid bij autoritaire anderen te leggen.
 Praktische strategie in bijvoorbeeld opvoeding en in primair en secundair onderwijs
4. De a-priori methode
Overtuiging laten afhangen van voorkeur, zoals ouders die het kind liever als een als tabula-
rasa (onbeschreven blad) zien dan dat ze geloven in nativisme (aangeboren eigenschappen).
 Als het niet mogelijk is om methode 2 of 3 toe te passen biedt dit een uitweg

Let op methode 2, 3 en 4 zijn geen wetenschappelijke methoden!

Duiding werk Pierce: Volgens Pierce bestaan onze opvattingen onafhankelijk van de werkelijkheid.
Hij ziet wetenschap als de beste manier om twijfel over onze opvattingen te
verminderen en opvattingen meer in de lijn met de werkelijkheid te krijgen.

,Fundamenteel onderzoek versus toegepast onderzoek:

 Fundamenteel onderzoek
 ‘Weten dat’ (Ryle, 1947)
Het verkrijgen van kennis als doel op zich uit interesse hoe de wereld in elkaar zit.
 Systematisch beschrijven van de werkelijkheid
 Verklaren waarom dingen zijn zoals ze zijn
Construeren van hypothesen en theorieën die helpen bij verklaren van fenomenen.
 Toegepast onderzoek
 ‘Weten hoe’ (Ryle, 1947)
Het toepassen van verworven kennis om problemen op te lossen.
 Voorspellen van gebeurtenissen en fenomenen
 Uitoefenen van controle op bepaalde gebeurtenissen en fenomenen
Onder welke omstandigheden treedt iets op en hoe verander/voorkom je het?

Samenspel: Fundamenteel en toegepast onderzoek zijn met elkaar in samenspel. ‘Weten
dat’ kan helpen om te komen bij ‘weten hoe’ en andersom.
Het is verstandig om bij gebruik van literatuur van anderen de CRAAP criteria te hanteren:
 Currency recent, wanneer is de bron geschreven?
 Relevance relevantie, gaat deze informatie over jouw onderwerp?
 Authority autoriteit van de auteur, wie heeft de bron geschreven/gepubliceerd?
 Accuracy nauwkeurigheid, wat is de herkomst van de informatie?
 Purpose doel van de auteur bij het schrijven, is er mogelijk sprake van bias?

Definitie wetenschap: Een verzameling van kennis die afkomstig is van de zintuigen (Chalmers,
1999). Oftewel een belangrijk kenmerk van wetenschap is dat zij empirisch is.

Empirisch: Is vermoedelijk via het Latijnse empiricus ontleend aan de Griekse term
empereikos, dit betekende als een arts die werkte op basis van ervaringen en
waarneming.

Geschiedenis empirie: Is terug te herleiden naar de start van de wetenschappelijke revolutie (rond
1543). Copernicus stelde toen voor om het geocentrisch model (aarde als
middelpunt van het universum) te vervangen door het heliocentrisch model
(de zon als middelpunt). Galileo Galilei leverde toen belangrijk bewijs voor
het heliocentrisch model door directe waarnemingen met zijn telescoop.

Rol theorie: Wetenschap is een complex samenspel van empirie en theorie. Dit wordt
verder in de cursus uitgebreid besproken.

Het is belangrijk om in de wetenschap descriptieve en normatieve uitspraken te onderscheiden:

 Descriptieve uitspraken
 ‘Wat is’
 Bijvoorbeeld ‘sporters leven langer’
 Bijvoorbeeld ‘een IQ van 90 is benedengemiddeld’
 Normatieve uitspraken
 ‘Wat wenselijk is’
 Bijvoorbeeld ‘je moet voldoende sporten, want dat is gezond’
 Bijvoorbeeld ‘een IQ van 90 is niet zo goed, want dat is benedengemiddeld’

,Thema 1: Perspectief op wetenschap

Studietaak 1: Wetenschappelijke revoluties (e-reader blz. 10-40 en Youlearn)

Een tijdlijn van de wetenschapsgeschiedenis op hoofdlijnen:

 Oude Grieken (600-200 jr. voor Chr.)
Griekse filosofie vormt de basis voor ons wetenschappelijke denken met de tegenstelling
tussen rationalisme en empirisme.
 Socrates -> sceptisisme
 Plato -> rationalisme (deductie)
 Aristoteles -> empirisme (inductie)
 Romeinse rijk (200 jr. voor Chr.-500 jr na Chr.)
Romeinse filosofie baseert zich op de oude Grieken en richt zich vooral op praktische zaken
als ethiek, recht en politiek.
 Middeleeuwen (500-1500)
Middeleeuwse geestelijken vermengen kerkelijke dogma’s met antieke filosofie om het
christelijke wereldbeeld te schragen (bevestigen/bekrachtigen).
 Aristotelisch-Christelijk wereldbeeld
Het universum is in een perfecte, goddelijke balans, met de aarde als middelpunt. Het
enige dat die balans verstoort, is de mens die zich met zijn erfzonde de toorn van God
op de hals heeft gehaald.
 Wetenschappelijke revolutie (1500-1700)
Aristotelisch-Christelijk wereldbeeld wordt vervangen door een mechanistisch wereldbeeld.
 Publicatie Revolutionibus orbium coelestium van Nicolaus Copernicus in 1543
 Francis Bacon -> empirisme, maar met vertekening door idolen (bias)
-> wetenschap moet zowel rationalistisch als empiristisch zijn
 Mechanisering van het wereldbeeld
Begint als Newton in 1687 de klassieke mechanica ontwerpt.
 Verlichting (1700-1800)
Dogmatisch geloof in autoriteiten wordt ingeruild voor het gebruik van kritisch verstand.
 Rene Descartes -> rationalisme, cogito ergo sum (ik denk dus ik besta)
 John Locke -> empirisme, primaire en secundaire kwaliteiten
 George Berkeley -> idealisme, esse est percipi (zijn is waargenomen worden)
 David Hume -> empirisme, wetenschap als mensenwerk
 Immanuel Kant -> transcendentaal idealisme, synthetisch a priori
 Moderne tijd (1800-heden)
De wetenschap neemt een hoge vlucht en zet aan tot de industriële en digitale revolutie.
 Charles Peirce -> pragmatisme, truth is what works

Correspondentie: Het correspondentieprobleem heeft betrekking op de vraag in hoeverre onze
opvattingen over de wereld corresponderen met de wereld zoals deze is.
Rationalisme en empirisme hebben moeite om een brug te slaan tussen ons
bewustzijn en de feitelijke wereld, maar beiden ontkennen het bestaan van
een externe wereld niet. In het idealisme wordt het wel of niet bestaan van
een feitelijke wereld als irrelevant beschouwt, wat het
correspondentieprobleem opheft (zie ook latere uitleg idealisme).

Scepticisme: Het idee van Socrates dat zekere kennis onbereikbaar is. Dit is een van de vele
antwoorden op het correspondentieprobleem, we zullen nooit zeker weten of
de kennis in ons bewustzijn correspondeert met de wereld erbuiten.

, Rationalisme: Een kritische reactie van Plato op het sceptisisme van zijn leraar Socrates.
Plato vindt empirie, net als Socrates onbetrouwbaar, maar legt zich daar niet
bij neer. Plato denkt dat mensen kunnen putten uit wat hij de Wereld van de
Ideeën noemt, ware kennis over de wereld waar we mee geboren zijn.
Volgens hem kun je deze kennis door herinnering terugbrengen in je verstand
en gebruiken om van algemene principes te redeneren naar specifieke
gevallen die je tegenkomt in de zintuiglijke wereld (deductie).

Deductie: Het redeneren van een algemeen principe naar een specifiek geval. Een
probleem hierbij is dat als onze uitgangspunten niet kloppen, onze
redeneringen geldig kunnen zijn, maar de conclusies toch onwaar.

De toepassing van deductie m.b.v een syllogisme bestaande uit twee premissen en een conclusie:

 Majorpremisse -> bevat algemene kennis
 Alle mensen zijn sterfelijk
 Rationalisme gaat uit van de waarheid van de majorpremisse (aangeboren ideeën)
 Minorpremisse -> kennis die de majorpremisse met specifiek geval verbindt
 Stefan is een mens
 Conclusie -> door de majorpremisse toe te passen op de minorpremisse
 Dus, Stefan is sterfelijk

Empirisme: De methode van Aristoteles, een leerling van Plato, waarbij je vanuit
specifieke observaties redeneert naar algemene opvattingen (inductie). Om
van specifieke waarnemingen naar algemeenheden te komen moet je volgens
Aristoteles je intuïtie gebruiken. Hij erkent daarbij wel dat ook inductie niet
tot zekere kennis leidt. Aristoteles ziet de mens als een tabula rasa.

Inductie: Redeneren vanuit het specifieke naar het algemene. Een beperking hierbij is
dat elke bevestigende observatie de veronderstelling waarschijnlijker maakt,
maar nooit met zekerheid waar. Concluderen dat alle mensen sterfelijk zijn op
basis van een aantal specifiek gevallen is een voorbeeld van een inductie.

Francis Bacon geloofde dat vier categorieën idolen (bias) waarnemingen vertekenden:

1. Idola tribus (idolen van de stam, nature)
Vertekeningen als gevolg van aangeboren beperkingen en menselijke neigingen.
 Aangeboren confirmation bias, bevestiging zoeken van je overtuigingen
 Wet van de grote getallen, als iets vaker gebeurt denken we dat het altijd gebeurt
 Onze zintuigen zijn fysiologisch beperkt waardoor we niet alles kunnen waarnemen
2. Idola specus (idolen van de grot/het nest, nurture)
Vertekeningen die het gevolg zijn van opvoeding, gewoontevorming of toevalligheden tijdens
onze ontwikkeling. We leren deze van onze familie of door ons te conformeren aan groepen.
 Ongewone voorliefde voor specifieke uitgangspunten, stokpaardjes en gewoonten
3. Idola fori (idolen van de martktplaats)
Vertekeningen die ontstaan door verwarrend taalgebruik, ongeïnformeerd geklets.
 Leidt tot onjuiste aannamen, lege discussies en taalspelletjes (niet realistisch)
4. Idola theatri (idolen van het theater)
Vertekeningen die ontstaan door het kritiekloos aanhangen van de denkbeelden van
bijvoorbeeld politici, beroemdheden of oude Griekse filosofen.
 Geen onbevooroordeelde observatie en enkel geaccepteerd vanwege hun autoriteit
 Bacon vindt dat deze idolen als eerste moeten worden afgeworpen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dddanielle. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

59063 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$8.47  118x  sold
  • (10)
Add to cart
Added