LEERPADEN MARKTEN EN
PRIJZEN
MODULE 1: SPELTHEORIE EN PRODUCTIE
SPELTHEORIE
SPELTHEORIE
het beste is om te bekennen, want dan heb
je kans op 1 jaar cel, maar als je zou
samenwerken en beide ontkent (wat
toegepast in de economie kartelvorming is)
beide 2 jaar cel
DOMINANTE STRATEGIE
Dominante strategie = een strategie van een speler die altijd minstens even goed is voor die speler als
alle andere strategiën van die speler, ongeacht wat de andere spelers doen
Bekennen is de dominante strategie want als speler 2 bekent dan is het enige wat speler 1 kan doen is ook
bekennen
Dominante strategie is niet noodzakelijk
Evenwicht in dominante strategieën = als beide partijen de mogelijkheid hebben om volgens een
dominante strategie te werken en dit ook doen
Coöperatief evenwicht = beide partijen werken samen, waardoor ze de kans hebben op beide nog een
redelijk goede uitkomst (beide 2 jaar ipv mogelijks 10 of 8 jaar)
Spelers streven vooral individueel belang na, wat niet overeenkomt met het gezamelijk belang
o Ongeacht wat de andere speler doet is de dominante strategie de beste oplossing
NASH EVENWICHT
Nash evenwicht = een combinatie van strategieën waarbij geen enkele speler de intentie heeft zijn strategie
te wijzigen, gegeven de strategie van de andere speler
Een nash evenwicht is een algemener evenwicht dan een evenwicht bij dominante strategieën.
Een evenwicht in dominante strategieën is altijd een nash evenwicht
Omgekeerd is dit niet altijd zo!!!
VOORBEELD BATTLE OF THE SEXES
Hoe lossen we dit probleem op?
Er zijn twee nash-evenwichten
-> wanneer beide spelers voor dezelfde activiteit kiezen
,PRODUCTIE EN WELVAART
PRODUCTIEMOGELIJKHEDEN
dit zijn de productiemogelijkheden voor een bakker die taarten en brood
maakt
productiemogelijkhedencurve = laat de verschillende combinaties van de productie zien waaruit de producent
van het goed kan kiezen (de productiemiddelen moeten wel efficiënt ingezet worden)
de punten op de lijn zijn de optimale punten, de oppervlakte daaronder kan de producent ook maken, maar dan
worden de productiefactoren niet efficiënt ingezet.
-> (machines, arbeid, ...)
productiemogelijkhedenverzameling = de oppervlakte onder de productiemogelijkhedencurve
schaarste= de beperking van beschikbare middelen
opportuniteitskost = de gemiste opbrengst van de best mogelijke alternatieve aanwending van de
beschikbare productiemiddelen (“kiezen is verliezen”)
de vorm van de productiemogelijkhedencurve geeft aan hoe groot de opportuniteitskost is (hoe steiler de grafiek hoe
grotrer de opportuniteitskost.
realiteit -> productiemogelijkhedencurve = concaaf
indien lineair -> opportuniteitskost is constant
OPPORTUNITEITSKOST
Portugal -> absoluut voordeel
(minder arbeid nodig voor zowel textiel als wijn)
GRAFIEK = elk land heeft 360 000 productieuren
Engeland:
- OK textiel = 5/6 eenheden wijn
- OK wijn = 6/5 eenheden textiel
,COMPARATIEF VOORDEEL
Comparatief voordeel = wanneer de opportuniteitskost lager is dan die van een concurrent
Engeland -> comparatief voordeel textiel
Portugal -> comparatief voordeel wijn
CONSUMPTIEMOGELIJKHEDEN
Specialisatie = het land maakt het goed waar hij relatief gezien het beste in is.
Maximale productie
- Engeland = 3600 textiel
- Portugal = 4500 wijn
Consumptiemogelijkhedencurve = de ruilvoet waartegen landen handel kunnen voeren
VOORBEREIDINGSTAAK WERKCOLLEGE 1
TEST ONLINE (GEMAAKT)
, MODULE 2: VRAAG EN AANBOD
DE VRAAG
PARTIËLE VRAAG
Vraag en aanbodcurve = bij de algemen vraag en aanbod curves maken we gebruik van het ceteris paribus
principe, wat betekent dat buiten één variabelen na, alle andere variabelen constant blijven
Partiële vraagfunctie = verband tussen gekochte hoeveelheid en één factor die de vraag beïnvloed (alle
andere factoren blijven constant)
Reservatieprijs = maximale prijs dat een consument voor een goed wil betalen
Als de prijs stijgt -> dan daalt de vraag en stijgt het aanbod
CONSUMENTENSURPLUS
Consumentensurplus = het positieve verschil tussen de vraagcurve van een product en de werkelijke prijs
= oppervlakte onder de vraagcurve voor de klanten die aan de gegeven prijs willen
betalen (= totale bereidheid tot betalen) – de oppervlakte onder prijs (p . q)
Totale uitgaven = prijs . gevraagde hoeveelheid
Consumentensurplus = maximale betalingsbereidheid – prijs van een broodje
MARKTVRAAG
Marktvraag = totale vraag van alle consumenten op de markt
Beweging op de vraagcurve = als de prijs stijgt, dan daalt de vraag
Marginale bereidheid tot betalen voor het 75ste stuk = 6 euro (van de vraagcurve)
Totale bereidheid tot betalen = oppervlakte onder de vraagcurve
totale uitgaven = oppervlakte onder de prijs
Consumentensurplus = totale bereidheid tot betalen – totale uitgaven
ALGEBRA VAN DE VRAAG
V(p) = 600 -100 p = vraagfunctie
-1
V (q) = 6 – 0,01q = geïnverteerde vraagfunctie
V
P (q) = 6 – 0,01q = inverse vraagfunctie
Marginale bereidheid tot betalen = inverse vraagfunctie
HET AANBOD
PARTIEEL AANBOD
Kostprijsberekening = komt tot stand door te kijken naar de directe en indirecte kosten
Directe kosten = kosten voor grondstoffen die in het productieproces worden gebruikt
Indirecte kosten = kosten voor goederen en diensten die niet in een product terechtkomen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hannebroeckx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.