- Geef de route voor … (bv. luidop lezen)
- Als er 2 mogelijke modules zijn in route waar fouten kunnen schrijf je VAS en/of FS
- Welke modules doorloop je bij auditief begrip/…?
- Afkortingen van de modules mogen maar wel legende maken
- Stel test samen voor auditief taalbegrip, hoe kan je semantiek testen? Maak zelf een
screeningsbatterij met 3 testen die zowel fonologie, syntaxis en semantiek meet. Wat kan
cognitieve screening inhouden? Licht toe waarom lijnbissectietaak opgenomen is binnen
cognitieve screening v CAT-NL
- Behandelmateriaal: casus, wat is volledige naam van test (bij zien van afkorting), ik heb dit
afgenomen, wat zou je nog afnemen om alle domeinen v ICF te onderzoeken
- Stel je maakt zelf testmateriaal voor woordniveau. Hoe zit de opbouw in elkaar
- Wat maakt woordvinding moeilijker en makkelijker?
- Casus afasiepatiënt met bepaalde taalmodaliteiten: je moet weten welke testen welke
taalmodaliteiten meten en wat moeilijk/makkelijk is
- Geef 5 aandachtspunten die volgens jullie zinvol zijn bij auditief begrip
- Idem voor woordvinding, zinsbouw, begrijpend lezen en schrijven
- Geef 5 behandelmaterialen / oefeningen die volgens jullie bruikbaar zijn bij fonologische
stoornissen
Idem voor lexicaal-semantisch stoornissen en morfo-syntactische stoornissen
Voor persoon met globale afasie
Voor (thuis)werk
1. NAH
1.1. Wat?
- NAH = niet-aangeboren hersenletsel
Engels ‘acquired brain injury’ (ABI)
‘parapluterm’: alle na de geboorte verworven hersenbeschadiging van gelijk welke
oorzaak
1.2. Komt het vaak voor?
- Incidentie: aantal gevallen dat er elk jaar in een bepaalde regio bijkomen, nieuwe gevallen
(bv. 28/100 000 bijgekomen in 2004 in België)
- Prevalentie: voorkomen van een aandoening op een bepaald moment in een bepaalde regio
(bv. 183/100 000 mensen met NAH in 2004 in België)
- Tekort aan data incidentie en prevalentie
NAH is een parapluterm dus weinig afbakening
- Voorwaarde: uniforme definitie en afbakening
- Invloed ‘vergrijzing’
Toename NAH door vergrijzing. Hoe ouder je wordt, hoe meer kans op een NAH
1
, 1.3. Oorzaken
NAH is een parapluterm en kunnen we opsplitsen in 2 oorzaken:
- Traumatische hersenletsels: door
gebeurtenis van buitenaf (bv. kogel in
hoofd, op hoofd vallen, ongeluk)
- Niet-traumatische hersenletsels: niet
door oorzaak van buitenaf
CVA: cerebro vasculair incident
o Veroorzaakt door
bloeding
o Veroorzaakt door
infarcten: moment van
zuurstoftekort in
hersenen
Tumoren
Infecties
Intoxicaties
Degeneratief
1.3.1. Niet-traumatisch
1.3.1.1. CVA
Veroorzaakt door bloeding
- Hemorragisch CVA = bloeding (!!!)
Voor we de soorten bloedingen bespreken. Moeten we de hersenvliezen (=meningen) bekijken. We
hebben 3 soorten. Deze 3 vliezen bevinden zich tussen de hersenen en de schedel. Hieronder zijn ze
van buiten naar binnen genoteerd (schedel hersenen)
- Dura mater: harde hersenvlies
- Pia mater: zacht hersenvlies
- Arachnoied: spinnenwebvlies
Soorten bloedingen
- Subarachnoïdaal: bloeding tussen pia mater en arachnoied
- Intracerebraal: bloeding binnen de grote hersenen
- Intracerebellair: bloeding in cerebellum
- Intraventriculair: bloeding in ventrikels
- Subduraal hematoom: bloeding tussen arachnoied en dura mater
- Extraduraal/epiduraal hematoom: bloeding tussen schedel en duramater
Oorzaak van een bloeding:
- ruptuur aneurysma: verzwakking in ader. Door druk van bloed kan zakje uitzetten. Op
gegeven moment zal het scheuren en dan is er een bloeding. Ruptuur (scheur), aneurysma
(zakje)
- angiomen: kluwen/knoop van lymfe en aders. Hiermee wordt je geboren. Daar kan makkelijk
een bloeding ontstaan door verzwakking van de aders
2
, - arteriosclerose: aderverkalking naarmate we ouder worden en invloeden van buitenaf. Aders
worden fragieler en kunnen scheuren
Veroorzaakt door infarct
- Ischemisch CVA = infarct (!!!)
Te weinig zuurstof. Zuurstoftoevoer naar hersenen komt in gedrang
- Oorzaken:
Trombose (= bloedklonter): Door ouderdom en levensstijl kan dit ontstaan. De aders
vernauwen door ophopingen, maar het bloed blijft snel en met veel druk erdoor
stromen. Daardoor kan een trombus/ophoping losschieten. Die gaan mee met de
stroom maar die kan vast komen tussen andere ophopingen. Bloed kan niet meer
door. Waar geen bloed is is er een trombosezone. Kan in hersenen loskomen
Embolie: als bloedklonter (trombus) los schiet en stroomt mee naar nauwere aders.
Als ze daar zorgen voor infarct noemen we embolie. Uit ander deel dan hersenen
komt bloedklonter los.
TIA (transient ischemie attack): van voorbijgaande aard. Je hebt uitval maar dit komt
spontaan goed. Meestal voorloper op iets erger zoals CVA. Klonter die vanzelf oplost
in bloedbaan. Zorgt even voor opstopping maar bloed duwt propje verder
≠ CVA: CVA heeft blijvende schade door infarct of bloeding
Het is belangrijk om tijdig te reageren bij een infarct. Je controleert het door (FAST):
- Is er een asymmetrie in het gezicht?
- Kan hij/zij zijn arm opheffen? (motoriek controleren)
- Spreekt hij/zij raar, gebruikt hij/zij andere letters of benoemt hij iets met een anders woord?
1.3.1.2. Tumoren
- Tumor: ruimte innemend proces. Geen plaats voor in hersenen om uit te zetten dus gaat ten
koste van gezond hersenweefsel
Primair: zonder uitzaaiing, ontstaan binnen zenuwstelsel
Secundair: met uitzaaiingen, ontstaan in andere weefsels en drongen zenuwweefsel
binnen
Meningeoom: betere prognose, op alle plaatsen waar hersenvliezen zitten, ook
ruggenmerg
Glioom: kwaadaardigste, ook bij behandeling komt het terug. Kan overal voorkomen
in hersenen
Intracraniale tumor: tumor ontwikkelt binnen schedel. Binnen schedel is er
verstoring van hersenen op 3 manieren. Schedel kan niet uitzetten dus ten koste van
gezond hersenweefsel
o Samendrukken omringende structuren
o Bloedcirculaties en cerebraal vocht belemmeren
o Hersencellen zelf aantasten
1.3.1.3. Infecties
- Wanneer virussen of bacteriën het weefsel binnendringen en zich vermenigvuldigen.
- Meningitis: ontsteking v hersenvliezen
- Encefalitis: ontsteking v hersencellen
- Myelitis: ontsteking v ruggenmerg
3
, - Als door een infectie/ontsteking weefsel afsterft ontstaat een abces. Het is een steeds groter
wordende holte met etter. Als het abces in de hersenen zit kan het dezelfde symptomen
veroorzaken
1.3.1.4. Degeneratieve stoornissen
Progressieve en irreversibele beschadiging zenuwcellen
- Bv. dementie, Alzheimer, Parkinson
- Schade in hersenen kunnen we niet terugkeren
1.3.1.5. Intoxicatie
Hersenen kunnen verstoord geraken door vergiftiging/intoxicatie. Giftige stoffen/toxines
- Geproduceerd in lichaam: door teveel stress
- Van buitenaf via inname: drugs, alcohol, geneesmiddelen
1.3.2. Traumatisch
Craniocerebrale traumata (letsel v schedel en hersenen)
- Schedeltrauma
Gesloten fractuur: barst, hersenen niet in buitenlucht
Open fractuur: hersenvlies zien, hersenen in buitenlucht
- Hersentrauma
Letsels
o Hersenschudding (commotio cerebri): geen beschadiging v weefsel, van
voorbijgaande aard
o Hersenkneuzing (contusio cerebri): lichte beschadiging v weefsel, letsel
ontstaat
o Laceraties: scheuren
Oorzaak
o Directe beschadiging: schotwond
o Indirecte beschadiging
Acceleratie- (versnelling) en deceleratieletsel (vertraging):
Acceleratie: schedel wordt door object in beweging
gebracht
Deceleratie: hersenen zijn in beweging en worden tegen
schedel gedrukt door plotse stilstand (coup: eerste impact).
Soms ook letsel aan tegenovergestelde kant (contre-coup
letsel = terugstoot-letsel)
Diffuse axonale letsels (DAI): door snelheid kunnen axonen
scheuren en afsterven, verspreid over hersenen
1.4. Gevolgen
- Focale versus diffuse schade
Focale: lokaal, op een bepaalde plaats
Diffuse: verspreid over verschillende delen, meer gevarieerde uitval, verspreid in
hersenen
- Afhankelijk lokalisatie letsel(s)
links (taalproblemen), achteraan (visueel)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliedc47. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.