100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Basiswetenschappen i.f.v. therapeutisch handelen 1 - fonetiek en psycholinguïstiek $4.85   Add to cart

Summary

Samenvatting - Basiswetenschappen i.f.v. therapeutisch handelen 1 - fonetiek en psycholinguïstiek

 10 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Deze samenvatting is gebaseerd op de cursus, PowerPoint en notities uit de les.

Preview 4 out of 42  pages

  • August 10, 2023
  • 42
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting fonetiek en psycholinguïstiek
Examen:

- Fonetische transcriptie van spraakklanken: zeker op examen!!
 Schrijf volgende zinnen fonetisch (opgelet! Assimilatie tussen woorden, klemtoon)
 Haal de fouten uit de fonetische/transcripeerde zinnen
- Communicatievormen kan met oefening op examen!
- Rechtse model 1. kunnen uitleggen en in een situatie kunnen zeggen waar het fout loopt
- Fluister niet om te horen of stemplooien trillen want bij fluisteren trillen ze nooit!!
- Teken eerst de klinkerdriehoek op het examen
- Alle woorden in tabel medeklinkers kunnen uitleggen/begrijpen om toepassing te maken
- beschrijf elke klank in 3 distinctieve kenmerken zodat je enkel die klank kan zeggen!!!
- Uniciteitspunt bepalen: altijd uitgaan van lemma (bv kikker) en niet lexeem (bv. kikkers)
- Grafiek krijgen en kunnen uitleggen (grafiek kan omgedraaid zijn!)
- vul grafiek aan waar nodig. Leg grafiek uit in eigen woorden. Hoe komt het dat diafragma
beweegt ook al adem je uit. Hoe komt het dat interni pas later starten? Teken grafiek van
patiënt met …
- welke klank staat hier?
- Is dit een specrum, occilogram, spectrogram?
-

0. Communicatie
Oraal-aurale communicatie (psycholinguïstiek – fonetiek)

Fonetiek: uitwendige, motorische of zintuiglijke deel van de communicatie (geluid, geluidstrillingen)

Psycholinguïstiek: innerlijke, mentale deel van de communicatie (wat hersenen doen)

Communicatievormen

-Verbaal: communicatie waarbij we woorden gebruiken (bv.
lezing)
- Non-verbaal: communicatie die geen woorden gebruikt (bv.
verveeld kijken, zwaaien, fluiten)
- Mondeling: gaat letterlijk via de mond (bv. fluiten, spreken)
 Woorden uit mond
 Of geen woorden uit mond (aaa)
- Schriftelijk: anders (bv. krant, poster, gebarentaal)
- Eenzijdig: directe interactie is niet mogelijk (bv. affiche, het
nieuws, speech)
- Tweezijdig: wisselwerking mogelijk (bv. telefoongesprek)
 Deze soorten kunnen samen voorkomen (bv. verbaal – schriftelijk – eenzijdig)
 Verbaal en non-verbaal kunnen niet samen voorkomen, maar de vormen kunnen wel wisselen

Oefening

Voorbeeld van:

- Verbaal, mondeling en eenzijdig: toespraak, film
- Non-verbaal, mondeling en tweezijdig: lachen

1

, - Non-verbaal, schriftelijk en eenzijdig: tekening voor juf, pictogrammen
- Verbaal, schriftelijk en tweezijdig: brief

0.1. Productie en comprehensie
Bij communicatie moeten we altijd specifieren op 3 domeinen:

- Communicatiewijze:
 Oraal (beschrijven met mond, taalproductie) en auraal
(horen, begrijpen)
 Visueel, grafisch (schrift), gestueel (gebaren)
 Welke communicatiemodi gebruikt worden
(vaak gecombineerd)
- Symbolisch gehalte (Wat is je bedoeling?)
 Wat je doet en zegt komt niet overeen (arbitrair/onbedoelde
communicatie)
 Wat je doet en zegt komt wel overeen (niet-arbitrair)
- Productie of comprehensie?
 Productie: taal produceren, spreken, zender
 Comprehensie: taalbegrip, ontvanger

Communicatiemodel

Zender (spreekt, schrijft, gebaren of lichaamstaal) en ontvanger (luistert, voelt, leest, kijkt naar
gebaren, mimiek, houding)

- Verschillende communicatiemodi (spreken, lichaamstaal…) worden dus gecombineerd
 Illustratie McGurkeffect: vrouw zegt gaga, maar geluid van baba. Hersenen maken
hier mengeling van. Dit bewijst dat we niet alleen luisteren naar de klanken om ze te
begrijpen, maar dat we ook kijken naar hoe de klanken gevormd worden
- Zender en ontvanger wisselen continu van rol
 Alle communicatiekanalen (gebaren, schrift, klanken…) gebruiken in communicatie heet
totale communicatie. Kinderen doen dit vanzelf

Zender brengt boodschap naar buiten in codes (encoderen) via een kanaal. Ontvanger ontvangt de
code en decodeert het (hersenen maken er een concept van: bv. B-OO-M). De hersenen gebruiken
concepten die ze omzetten naar een code om het concept naar buiten te brengen.

Communicatie kan mislukken door ruis. 2 soorten:

- Externe ruis: fout bij coderen of decoderen (fout bij zender of ontvanger)
- Interne ruis: onduidelijkheid in de boodschap zelf (=ambinuiteit)
 Bv. dit is een schilderij van mijn zus
o Staat zus op schilderij of heeft zij het getekend?
o Fout in boodschap. Je kan de zin op verschillende manieren interpreteren

Zowel de zender als ontvanger volgen zijn eigen boodschap. Zender zendt opzettelijk/intentioneel
een boodschap uit en zet zijn communicatieve intentie (gevoel, wens, bevel, idee) om in symbolen.
De ontvanger kan interpretaties trekken uit bv. lichaamstaal (je kunt niet niet communiceren). Dan is
er vaak geen code (niet-symbolische communicatie). De zender zendt een signaal/code.




2

,Schema

Om een boodschap te coderen, is er een relatie tussen
voorwerp en code. Onze communicatie draait altijd rond 3
dingen:

- Ding, voorwerp in werkelijkheid (= référent)
- Idee, begrip, concept, mentale concept (= signifé)
- Gesproken woord, gebaar, taalteken, symbool/code, teken (=signifiant)

Ik zeg ‘poes’ (ding, voorwerp, code)  ik zie een zwarte kat voor mij (concept, idee)

 DUS: code moet gekend zijn om het te decoderen
 Iedereen heeft een ander concept: bv. zwarte kat, dier die achter bol wol loopt, gestreepte
kat…

Ding in de werkelijkheid – code geven (klanken, tekening…) – concept in mijn hoofd (dier, vier poten,
kathaartjes). Dit roepen de hersenen op om een beeld te vormen

1. Verwerf je door cognitieve ontwikkeling
2. Ontwikkel je door taalontwikkeling
3. Willekeurig/arbitrair: Taalsymbolen zijn arbitrair/willekeurig en conventioneel. We zouden
voor een voorwerp een andere klankenreeks kunnen gebruiken (conventie) maar dan moet
het ingeburgerd zijn (conventioneel/gewoonte). Er is dus een willekeurige relatie tussen
woord en ding, maar er zijn uitzonderingen:
 Onomatopee(ën): klanknabootsing (bv. oehoe zegt oehoe)
 Iconische gebaren: gebaar beeld uit wat het voorwerp is/doet

Model

In een talige boodschap is er altijd een mate van codering. Die bepaald hoe ingewikkeld of eenvoudig
de spraak en taal is. Gaat niet om simpele woorden, meer over taalontwikkeling en hoe we taal
begrijpen. Van niet-symbolisch naar symbolisch is van de vroege naar later ontwikkeling. Wij zitten
allemaal op het symbolisch niveau, ook in een andere taal. In een andere taal is het beperkt en
neemt toe.

Het symbolisch gehalte (abstractiegraad, mate van codering) bij het coderen en decoderen van een
boodschap kan verschillen:

3 niveaus van spraak Non-vocaal Vocaal
en taal
Gebaren (gestueel) Schrift (grafisch) Vocaal (alles met
stemgeluid)
Oraal – auraal
Symbolisch Voor iedereen is de We weten wat het is. Afspraak voor, iedereen
(universele afspraak, afspraak hetzelfde, Voor alles wat we weet wat het is
iedereen weet wat universele afspraak, doen en denken
het is) cognitieve hebben we symbolen Bv. woorden (aaneen-
vaardigheden voor schakelijk v geluiden)
nodig Bv. geschreven tekens (pijn), praten, zingen
(A), symbolen
Bv. gebarentaal, getekend huis), picto’s
vingerspelling

3

, Pre-symbolisch Tussen 2 personen een Start vanaf dat het De geluiden zijn
(afspraak tussen afspraak, geen kind begint met afspraken tussen
bepaalde personen) universele afspraak tekenen. Afspraak bepaalde personen
tussen bepaalde
Bv. wijzen naar personen v wat kind Bv. ‘bewuste’ geluiden
vervangobjecten tekende nadat kind (wawa = water, eten),
gezegd heeft wat hij vocaliseren, brabbelen
tekende

Bv. eerste tekeningen,
foto’s
Niet-symbolisch (zelf Geen universele Bestaat niet, kind is te Geluiden v baby hebben
betekenis aan geven) afspraak, een houding jong om iets met geen betekenis, maar
heeft info zonder dat er schrift te doen omgeving heeft er zelf
een regel voor is (bv. die betekenis aan
houding: pijn)
Bv. geluiden (huilen:
Bv. beweging, houding, warm, honger…),
blikrichting lachen, zuchten…


0.2. Vorm, inhoud en gebruik
Taal heeft altijd 3 dimensies:

-Inhoudelijke dimensie (taalinhoud): betekenis, gaat ergens over
-Vormelijke dimensie (taalvorm): hoe we iets willen zeggen, tekens/symbolen nodig voor
inhoud
- Utilitaire dimensie (taalgebruik): we hebben een doel, we willen er iets mee bekomen (bv.
informeren, contact leggen, bevelen)
 DUS: Wat uit ons mond komt is een taaldaad, taalhandeling en speech acts. Dat is
het handelen met woorden. Dit gebruiken we om wat we verkondigen een naam te
geven. Elke uiting is een taaldaad. Soorten taaldaden:
o Directieve: jij als spreker verwacht iets van de ander (bv. wil je een handdoek
meebrengen, je zou je handdoek toch meehebben?, en nu schrijf je op:
handdoek meebrengen)
o Expressieve: drukt een gevoel uit (bv. je zou je handdoek toch meehebben
vandaag!?, ik had het mee maar het is gestolen)
o Representatieve: we gaan er vanuit dat de zender (met autoriteit) de
waarheid zegt (bv. morgen zal het regenen, ik had het mee maar het is
gestolen)
o Commissieve: veronderstelt een actie van de spreker (bv. ik zal het niet
vergeten)
o Declaratieve (performatief): zeggen dat wereld gaat veranderen (bv. ik
verklaar uit als man en vrouw, ik verklaar de zitting voor geopend, je bent
ontslagen)
 Meestal zijn de 3 aanwezig, maar bij neuriën is er geen taalgebruik en dus ook geen
communicatieve intentie

Een taaldaad moet aangepast zijn aan de bedoeling en omstandigheden (kunnen we taal gebruiken
in deze situatie?). We noemen dit pragmatische vaardigheden. We moeten dus onze inhoud en vorm


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliedc47. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$4.85
  • (0)
  Add to cart