100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting BLOK 1.8 Learning Man: Probleem 1 t/m 7 (incl. alle artikelen en literatuur) $6.51   Add to cart

Summary

Samenvatting BLOK 1.8 Learning Man: Probleem 1 t/m 7 (incl. alle artikelen en literatuur)

7 reviews
 259 views  17 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting van probleem 1 t/m 7: literatuur en artikelen.

Preview 3 out of 85  pages

  • May 15, 2017
  • 85
  • 2015/2016
  • Summary

7  reviews

review-writer-avatar

By: Esraaaaa • 5 year ago

review-writer-avatar

By: julianoorlander • 5 year ago

review-writer-avatar

By: Khuluud • 7 year ago

Translated by Google

It does not match this year's problems

reply-writer-avatar

By: psychologiestudent1 • 7 year ago

Translated by Google

Reply deleted by the user

reply-writer-avatar

By: psychologiestudent1 • 7 year ago

Translated by Google

Yes! Some articles are different and the order of the problems is different, but it is quite similar, there are no summaries of this year so you can not help. Problem 4 for you is, for example, problem 5 in this summary

review-writer-avatar

By: nathangrootenboer • 7 year ago

review-writer-avatar

By: huibheikens • 7 year ago

review-writer-avatar

By: annerienpeters • 7 year ago

review-writer-avatar

By: psychologystudenterasmus • 7 year ago

avatar-seller
Samenvatting blok 1.8

Probleem 1

Motivatie:
Een intern proces dat bepaald gedrag activeert, stuurt en behoudt over tijd. Dus: motivatie is wat er voor zorgt dat je
iets gaat doen, blijft doen, en bepaald wat je gaat doen.

Per persoon kan de direction, intensity en persistence verschillen van motivatie:
- Direction – de keuze voor het uitvoeren van die specifieke gedrag uit alle mogelijke gedragingen. Dus wat je
kiest om te doen.
- Intensity/effort – en hoeveelheid moeite die een persoon in een taak steekt.
- Persistence – de continue inzet in het uitvoeren van gedrag over tijd.

Extrinsieke motivatie – wanneer men gemotiveerd wordt door externe factoren. Dus factoren die buiten jezelf staat, en
die niet gerelateerd zijn aan de taken. Je bent niet echt geïnteresseerd in de activiteit op zich, maar alleen in wat je
krijgt als je de activiteit uitvoert. Deze mensen worden gemotiveerd door bijvoorbeeld goede cijfers, geld en erkenning.
Beloningen en straffen zijn dus betrokken.

Intrinsieke motivatie – motivatie door intrinsieke factoren. Dus factoren binnenin jezelf, en die gerelateerd zijn aan de
taak. Deze mensen zijn gemotiveerd omdat ze de taak leuk vinden, belangrijk of moreel verantwoord. Je streef je
persoonlijke interesses na, je doet iets omdat de taak uit zichzelf belonend is. Beloningen en straffen zijn niet betrokken,
de activiteit is op zichzelf al belonend.

Het verschil tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie is de reden voor het handelen, dus of de locus van causaliteit
voor de handeling (de locatie van de reden van gedrag) intern of extern is. Bij intrinsieke motivatie is er sprake van een
interne locus van causaliteit, terwijl er bij extrinsieke motivatie sprake is van een externe locus van causaliteit.

Motivatie kan elementen van zowel intrinsieke als extrinsieke motivatie bevatten. Eén verklaring is dat activiteiten zich
op een continuüm bevinden van volledig zelf-bepaald (intrinsieke motivatie) tot volledig bepaald door anderen
(extrinsieke motivatie). Leerlingen kiezen er soms vrijwillig voor om activiteiten uit te voeren die ze op zichzelf niet leuk
vinden, omdat ze weten dat de activiteiten belangrijk zijn voor het bereiken van een doel dat nagestreefd wordt. Een
voorbeeld hiervan is de geneeskundestudent, die veel tijd besteedt aan het bestuderen van de menselijke anatomie om
uiteindelijk arts te kunnen worden. Motivatie ligt dan tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie in: de persoon heeft
een externe reden geïnternaliseerd.

Humanistisch perspectief op motivatie:
Het humanistische perspectief benadrukt persoonlijke vrijheid, keuze, zelfdeterminatie en het streven naar persoonlijke
groei. Vanuit dit perspectief betekent motiveren het aanmoedigen van innerlijke resources: een gevoel van
competentie, eigenwaarde, autonomie en zelfverwerkelijking.

Needs theorie
Maslow’s Hierarchy of Needs
Maslow kwam met een hiërarchie aan behoeften. Behoeften laag in de hiërarchie moeten eerst bevredigd worden (zie
figuur 10.1 Slavin)
- Fysiologische needs – gerelateerd aan fysiek overleven.
- Safety – behoefte om je veilig te voelen in je omgeving.
- Love – behoefte naar hechte relaties met andere en acceptatie binnen een groep.
- Esteem – behoefte om je goed over jezelf te voelen (self-esteem), en geloven dat anderen dat ook doen (esteem
from others).
- Self-actualisation – behoefte om je potentiaal te bereiken, bereiken tot wat je in staat bent. Totale zelf-
actualisatie wordt bijna nooit of nooit helemaal bereikt.

Maslow maakte onderscheid tussen deficiency needs en growth needs:

, - Deficiency needs – de eerste vier behoeften in de driehoek. Deze behoeften zijn essentieel voor fysieke en
psychologische gezondheid. Deze moeten bevredigd zijn, wanneer ze dat zijn, neemt de motivatie om ze te
bevredigen af.
- Growth needs (being needs) – zoals de behoefte om dingen te kennen en snappen. Deze behoeften kunnen
nooit volledig bevredigd worden. Juist hoe meer bevrediging, hoe groter de motivatie om meer te leren, de
motivatie neemt dus niet af (in tegenstelling tot deficiency needs).
 Zelf-actualisatie – de hoogste growth need. Het verlangen om alles te worden waar je tot instaat bent,
dus alles eruit halen. Gekarakteriseerd door acceptatie van zichzelf en anderen, spontaniteit, openheid,
goede relaties, creativiteit, humor.

Belang voor onderwijs: de relatie tussen deficiency en growth needs. Wanneer de essentiele behoeften, dus deficiency,
niet vervuld zijn, gaat dit ten koste van leren. Love en self-esteem is vooral heel belangrijk, zonder liefde en
zelfvertrouwen is een student onzeker, zal hij geen risico’s nemen en niet creatief zijn.

Kritiek:
- Niet generaliseerbaar
- Motivatie hoeft niet perse hiërarchisch te zijn, vaak wisselen we tussen de needs af
- Vage theorie, niet empirisch bewezen

Self- determination
Deze theorie benadrukt dat iedereen behoefte heeft om competent te zijn, controle
hebben over je leven en verbonden te zijn aan anderen  competence, autonomy
en control, relatedness.
Vooral de behoefte aan autonomie staat centraal, omdat dit de wens is dat onze
handelingen worden bepaald door onze eigen wensen in plaats van externe
beloningen. Die mensen willen ‘in charge’ zijn van hun eigen gedrag, en struggelen
dan ook met regels, schema’s, deadlines enz (limitaties opgelegd door anderen).

Belang voor onderwijs: omgevingen in de klas die autonomie en self-determination steunen zijn geassocieerd met
hogere interesse en nieuwsgierigheid van studenten, hogere creativiteit, tevredenheid en willen meer uitdaging.
Verhogen van self determination zou dus kunnen door leerlingen meer eigen keuzes te laten maken (autonomie
benadrukken) en de nadruk te leggen op de vooruitgang van de leerling.

Cognitieve evaluatietheorie:
Deze verklaart hoe gebeurtenissen op school invloed kunnen hebben op de intrinsieke motivatie van leerlingen, door
invloed te hebben op het gevoel van zelfdeterminatie en competentie. Denk aan gebeurtenissen zoals kritiek krijgen,
herinnering van deadlines enz.
Volgens deze theorie hebben alle gebeurtenissen twee aspecten: controlerend en informatief. Als een gebeurtenis
controlerend is (als het leerlingen onder druk zet om zich op een bepaalde manier te gedragen), ervaren leerlingen
minder controle en vermindert de intrinsieke motivatie. Als de gebeurtenis daarentegen informatie biedt, vergroot dit
het gevoel van competentie bij leerlingen, waardoor de intrinsieke motivatie toeneemt.

Need for relatedness
De behoefte aan verbondenheid is het verlangen om hechte emotionele banden met anderen te vormen. Als
leerkrachten en ouders responsief zijn en laten zien dat ze geven om de gezondheid van de leerling, vertonen kinderen
hoge intrinsieke motivatie.

Behavioural approaches
Behavioural learning theorie
Motivatie komt voort vanuit prikkels, beloningen en straffen.
Behavioural learning principe: Gedragingen die beloond worden, zullen sneller herhaald worden dan gedraging zonder
beloning of met straf. Incentive: een object of gebeurtenis die gedrag aanmoedigt of ontmoedigt (zowel extrinsiek als
intrinsiek, voorbeelden zijn beloningen en straffen).

, Kritiek: Het is lastig te bepalen of een reinforcer waarde heeft, omdat dit grotendeels bepaald wordt door persoonlijke
en situationele factoren. Bijvoorbeeld: schoolcijfers, sommige studenten hechten hier veel waarde aan, andere niet.
Cognitive approach:
Cognitieve theorieën benadrukken intrinsieke motivatie. Cognitieve theoretici geloven dat gedrag wordt bepaald door
ons denken, en niet alleen door bekrachtiging. Dit heeft invloed op je zelfperceptie. Gedrag wordt geïnitieerd en
gereguleerd door plannen, doelen, schema’s, verwachtingen en attributies.
Attribution theorie
Attribution theorie: focust op hoe mensen hun successen en mislukkingen verklaren.
Voorbeeld Teresa  ze haalt slechte cijfers, terwijl dit inconsistent is met haar imago van zichzelf, waardoor ze allerlei
redenen gaat bedenken waarom ze slechte cijfers haan (moeilijke vragen, ik was ziek, het was te warm enz). Ze wijst het
toe aan externe factoren waarover ze geen controle heeft.

Weiner (2000), suggereert dat verklaringen voor successen en falen drie karakteristieken hebben. Attributies verschillen
op drie verschillende vlakken:
1. Locus: intern of extern. Of de oorzaak binnen of buiten je ligt.
2. Stabiliteit: stabiel of instabiel. Of de oorzaak een onveranderlijke factor is (stabiel), of juist wel kan veranderen
(instabiel).
3. Controleerbaarheid: controleerbaar of oncontroleerbaar. Of de oorzaak een factor is waar je controle over
hebt, en kunt beïnvloeden, of juist niet.
Centrale aanname v/d attribution theory: de persoon probeert een positief zelfbeeld te behouden. Dus bij een succes
ligt het aan zijn/haar eigen moeite of kunnen (skills en intelligentie), bij mislukking komt het door factoren waar ze geen
invloed over hebben (pech).

De attribution theorie gaat uit van vier verklaringen voor succes en falen: vermogen, moeite, moeilijkheid van de taak,
en geluk (zie tabel 10.1 Slavin)
- Vermogen = intern + stabiel + oncontroleerbaar
- Moeite = intern + onstabiel + controleerbaar
- Moeilijkheid van de taak = extern + stabiel
- Geluk = extern + onstabiel + oncontroleerbaar

Bij behalen van succes  omdat ze slim zijn (want dit is intern en stabiel). Dus ook succes in de toekomst.
Bij falen  ze hadden pech (wat dit is extern en onstabiel). Dus zegt niets over de toekomst, de mogelijkheid om in te
toekomst succes te hebben is er nog.
Over tijd kan bij falen extern en onstabiel niet behouden blijven. Je kunt niet wekenlang pech hebben. Vaak verandert
men dan naar extern en stabiel, zoals een slechte leraar.

Locus of control:
Een persoonlijkheidskarakteristiek die bepaalt of mensen verantwoordelijkheid voor hun succes of falen toeschrijven
aan interne of externe factoren. Men kan dus een interne of een externe locus of control hebben.
- Externe locus of control – succes of falen is het resultaat van andere factoren, zoals geluk of moeilijkheid van de
taak.
- Interne locus of control – succes of falen is het resultaat van je eigen moeite of vermogen.
 Een interne locus of control wordt ook wel self-efficacy genoemd: het geloof in je eigen kunnen.
Studenten met een interne locus, hebben betere cijfers en testscores, in vergelijking met studenten met
een externe locus en hetzelfde IQ. Na vermogen (ability) is locus of control de belangrijkste voorspeller
van academische performance. Mensen met een interne locus of control werken harder omdat ze er
van uit gaan dat hun falen en successen komen door hun eigen effort. Mensen met externe locus of
control schrijven het toe aan externe factoren en werken minder hard.

Hoe wordt self-efficacy ontwikkeld en hoe wordt het verhoogd?
- Mastery experiences: succesvolle performance van moeilijke taken versterkt het geloof in je capaciteiten, en
falen verlaagt dit geloof.
- Modeling: vergelijken van capaciteiten met anderen. Wanneer ze iemand vergelijkbaar met zichzelf zien slagen
bij een moeilijke taak  efficacy geloof versterkt, en andersom bij falen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller psychologiestudent1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

80467 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.51  17x  sold
  • (7)
  Add to cart