Jade persoonlijkheidspsychologie 2016-2017
persoonlijkheidspsychologie
H1: introductie in de persoonlijkheidspsychologie
1. definitie persoonlijkheid
individualiteit, personaliteit= de som van iemands hoedanigheden, eigenschappen en karaktertrekken,
waardoor hij tot een individu wordt.
“Personality is the set of psychological traits and mechanisms within the individual that are organized and
relatively enduring and that influence his or her interactions with, and adaptations to, the intrapsychic,
physical, and social environments.” (p. 3)
wetenschappelijke definitie van het handboek
Persoonlijkheid
verzameling van psychologische trekken en mechanismen binnen een individu, die georganiseerd en relatief
stabiel zijn, en die de interacties met en de aanpassingen aan de intrapsychische, fysieke en sociale omgeving
beïnvloeden
1.1.1 verzameling van psychologische trekken
statisch gegeven
Trekken (traits) = eigenschappen die verschillen/gelijkenissen tussen mensen beschrijven
bv : introversie, extraversie
Gemiddelde neigingen (average tendencies) zijn niet hetzelfde als concrete gedragingen, ze geven weer in
hoeverre we geneigd zijn om een bepaald gedrag te stellen
bv extraversie: babbeltjes maken
bv zorgzaamheid: hulpzaam gedrag stellen tov iemand die laag scoort hierop
Hoeveel? Structuur? (hoe verhouden de persoonlijkheidstrekken tegenover elkaar, verbanden? Oorsprong? --
>( geboren / doorheen ons leven?) Correlaties/gevolgen? (om toekomstig gedrag te voorspellen, sterk
neurotisch sneller ziek?) . Beschrijven, verklaren en voorspellen van (toekomstig) gedrag = NUT van
psychologische trekken
veel gefocust op trekken, bv: hoeveel trekken zijn er, hoeveel variaties bestaan er.
er is kritiek op de big five ,er zijn veel genuanceerdere dimensies nodig om persoonlijkheid te beschrijven.
1.1.2 Mechanismen
meer dynamisch
Mechanismen verwijzen naar cognitieve processen. Deze bestaat uit drie delen: input, verwerking (beslissing)
en output. Het ontvangen van zintuigelijke informatie zorgt ervoor dat we nadenken hoe we op deze prikkel
gaan reageren en dit is de beslissingsregel, de uiteindelijke reactie is onze output.
Cognitieve processen van informatieverwerking
Input: gevaarlijke situatie
Als ik een eerder moedige
persoonlijkheid heb meer
kans om de confrontatie aan
te gaan
leidt tot output dat de bron
van het gevaar aangepakt
word
1
,Jade persoonlijkheidspsychologie 2016-2017
Afh van de persoonlijkheid gaan we onze aandacht anders verdelen!
1.1.3 Binnen het individu die georganiseerd en relatief stabiel zijn
Contraversioneel gegeven
o Persoonlijkheid = intern dat ik mijn persoonlijkheid steeds met mij meedraag
o Georganiseerd: geen willekeurige verzameling elementen, maar een coherent, samenhangend geheel.
bv: iemand die extravert is, sociaal gezelschap, ook zorgzaamheid en medeleven
Situatie stelt wanneer een bepaalde trek op de voorgrond of achtergrond komt
o Relatief stabiel doorheen de tijd en consistent overheen situaties (state ≠ trait!) sterke veranderingen
in persoonlijkheid zien we zelden (niet opeens van introvert naar extravert)
State: toestandsbeeld
Trait: trek het meest stabiele gegeven
1.1.4 Interactie met de aanpassingen
Interactie tussen persoon en omgeving = complex! omgeving beïnvloed uit onze omgeving en ook erfelijk
o Perceptie: waarneming – input, de situatie interpreteren zal de situatie kleuren
o Selectie: vrije tijd invullen , extravert (vrienden) en introvert (alleen thuis met een boek in de zetel)
o Uitlokking: vanuit onze persoonlijkheid, zonder dat we er van bewust zijn
o Manipulatie : bewuster: iemand die netjes is, anderen aanzetten tot ordelijk gedrag (moedwillig de
omgeving beïnvloeden vanuit de eigen behoefte)
Adaptief functioneren: flexibel omgaan met de stress, uitdagingen en problemen die we tegenkomen terwijl
we onze levensdoelen trachten te realiseren
Als de persoonlijkheid ons niet helpt om flexibel aan te passen persoonlijkheidsstoornissen
Bv: regide in gedragspatroon belemmert in liefdevolle relaties
1.1.5 intrapsychische, fysieke en sociale omgeving
Onze omgeving stelt ons voortdurend voor uitdagingen
o Fysieke omgeving: bv. fysiek gevaar ( overleving, veiligheid)
o Sociale omgeving: bv. vrienden, collega’s, partner ( liefde, respect, erbij horen)
o Intrapsychische omgeving: bv. herinneringen, dromen, verlangens, … ( eigenwaarde)
Binnen onze geest
Vroeger: Temperament: biologisch
Persoonlijkheid: door omgevingsinvloed bv
opvoeding
2. persoonlijkheidspsychologie
= tak van de psychologie die zich bezighoudt met het bestuderen van persoonlijkheid.
o Wat is persoonlijkheid en waardoor wordt deze bepaald?
2
,Jade persoonlijkheidspsychologie 2016-2017
o Hoe kan de menselijke persoonlijkheid in kaart gebracht worden?
o Welke persoonlijkheidseigenschappen kunnen worden onderscheiden?
o Hoe beïnvloedt onze persoonlijkheid onze gezondheid?
o Wat is het effect van persoonlijkheid op relaties met anderen?
2.1. Drie analyseniveaus
Iedereen is op een bepaalde manier zoals alle anderen, zoals sommige anderen, zoals niemand anders
Analyseniveau Voorbeelden
… zoals alle anderen ‘Human nature’ (universeel) De behoefte ergens bij te horen.
… zoals sommige anderen. Individuele en groepsverschillen o Variaties in de behoefte ergens
bij te horen.
o Variaties in de dimensie
introversie/extraversie.
o Verschillen ♀ - ♂
… zoals niemand anders. Individuele uniciteit - Iemands unieke, typerende manier van
boos worden.
2.1.1 de menselijke natuur
Het gaat om de trekken en mechanismen die typisch zijn voor onze persoonlijkheid (waar iedereen over
beschikt).
Bv: cultuur: een taal spreken, bijna iedereen in die groep spreekt dezelfde taal.
2.1.2 individuele groepsverschillen
Er zijn variaties in deze dimensie, mensen kunnen introvert of extravert zijn. het zijn manieren waarop we
gelijkenis vertonen met sommige anderen. Binnen elke groep kan dit variëren. Het kan hier gaan over
verschillende culturen, leeftijdsgroepen.
Belangrijkste groep in verschillen: de mannengroep tegenover de vrouwengroep
2.1.3 individuele uniciteit ( iedereen is uniek)
Niemand heeft dezelfde persoonlijkheid, ook niet identieke tweelingen. Iedereen vertoont unieke
eigenschappen die nooit helemaal overeen kunnen komen met een andere persoonlijkheid. Daardoor is er een
verschil gemaakt tussen nomothetisch onderzoek en ideografisch onderoek.
NOMOTHETISCH ONDERZOEK IDEOGRAFISCH ONDERZOEK
- Bestuderen van groepen/steekproeven - Bestuderen van 1 enkel individu
- Focus: gelijkenissen tussen groepen - Focus: uniciteit van het individu
- Doel: universele wetmatigheden ontdekken over ‘de mens’; - Doel: diepgaand begrip van het individu
basisstructuur van persoonlijkheid identificeren - Methode: case study, psychobiografie, dagboek,
- Methode: zelfrapportage, statistische analyses (kwantitatief) interview (kwalitatief)
- Nadeel: weinig kennis over complexiteit en dynamiek binnen -Nadeel: moeilijk generaliseerbaar
individu
3
,Jade persoonlijkheidspsychologie 2016-2017
2.2. Theorie vs. Onderzoek
er is een kloof tussen grote persoonlijkheidstheorieën
en hedendaags onderzoek in
persoonlijkheidspsychologie
Freud: onderzoek naar hoe menselijke psycho in elkaar
zit
Persoonlijkheid: individuele en groepsverschillen
Metafoor: We zitten met een probleem, het totaalplaatje bestaat eigenlijk nog niet
echt. We houden ons bezig met de verschillende stukjes, en niet hoe ze met elkaar
aansluiten, dit maakt het ook interessant.
2.3. Persoonlijkheidstheorieën
Een goede theorie
o Voorziet richtlijnen voor verder onderzoek: die de theorie geeft zijn bijvoorbeeld relevante domeinen
om te bestuderen, ze moeten leiden naar relevant onderzoek. We zouden dan bv. Bij Freud onderzoek
moeten doen naar het Oedipuscomplex, op dat vlak is Freuds theorie transparant, duidt duidelijk
begrippen aan die relevant zijn voor verder onderzoek.
o Verklaart en organiseert reeds bestaande bevindingen dus bij het ontwikkelen van een theorie wordt
alle bestaande kennis geïncorporeerd.
o Maakt voorspellingen over gedrag en psychologische fenomenen
Onderscheid tussen theorie en overtuiging
Semitheorie: doet ook voorspellingen over iemands gedrag, en is voor heel wat mensen geloofwaardig. Het is
ook geen sluitende theorie, die echt voorspellingen toelaat over iemands gedrag, of bestaande kennis
incorporeert. Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen een wetenschappelijk onderbouwde theorie
en een semi- wetenschappelijk kader.
bv. Astrologie
2.4 Wetenschappelijke evaluatiecriteria
Wetenschappelijke evaluatiecriteria
1) Volledigheid
De wetenschappelijke waarde van een bepaalde theorie kunnen we aftoetsen aan bepaalde wetenschappelijke
criteria. We oordelen of de theorie de gehele persoonlijkheidspsychologie omvat, of het maar om een stukje
van de olifant gaat.
2) Heuristische waarde
Een theorie heeft een hoge heuristische waarde als het ons leidt naar relevante onderzoeks-topics, ons een
relevant kader biedt voor verder onderzoek.
3) Toetsbaarheid
Met de testbaarheid bedoelen we of we de theorie kunnen valideren. Een van de belangrijkste theorieën van
Freud bijvoorbeeld, bevat concepten die moeilijk testbaar zijn, bv. onderbewuste, bewuste etc. Je kan ook niet
bewijzen dat Charlotte Van Moerbeke 2015 8 het wel of niet bestond, wat ervoor zorgde dat dit een beetje
vaag bleef voor mensen, daarom heeft de theorie niet genoeg wetenschappelijke waarde gekregen.
4) Spaarzaamheid (parsimony)
4
,Jade persoonlijkheidspsychologie 2016-2017
Spaarzaamheid of parsimony omvat het feit dat wanneer we 2 wetenschappelijke theorieën hebben die
hetzelfde topic behandelen en allebei wetenschappelijk waardig zijn, we de simpelste theorie gebruiken. Hoe
simpeler hoe beter, de theorie die het meest spaarzaam is met termen en zo min mogelijk ingewikkeld is krijgt
dus voorrang.
5) Compatibiliteit en integratie overheen verschillende kennisdomeinen en analyseniveaus
Compatibiliteit en integratie overheen verschillende niveaus is belangrijk, een goede theorie moet een
coherent kader bieden waarin de verschillende domeinen geïntegreerd kunnen worden
Veel theorieën hebben allemaal een stukje waarde, maar er valt ook altijd iets op aan te merken. Het probleem
is dat we geen ultieme theorie hebben. De psychoanalytische theorie van Freud is de meest verdienstelijke
poging hiertoe. Er is ook heel wat kritiek op te geven, maar het is belangrijk de historie van de
persoonlijkheidspsychologie te bekijken.
Ultieme theorie?
Voorlopig onbestaande, er is een groot gebrek aan een ultieme overkoepelende theorie. Meest verdienstelijke
poging: psychoanalytische theorie van Freud
heel belangrijk uitgangspunt. Het probleem is dat de meeste theorieën gebaseerd zijn op 1 domein binnen
de persoonlijkheidspsychologie, een goede theorie bevat alle 6 de domeinen van de
persoonlijkheidspsychologie.
6 domeinen
1. Dispositioneel domein
2. Biologisch domein
3. Intrapsychisch domein
4. Cognitief-experimenteel domein
5. Sociaal- cultureel domein
6. aanpassingsdomein
2. Persoonlijkheidstheorieën
Belangrijke persoonlijkheidstheoriën
o Psychodynamische theorieën: Freud, Horney, Erikson, Bowlby, Ainsworth, Kohut, Kernberg, …
o Sociaal-cognitivistische theorieën: Skinner, Bandura, Mischel, Kelly, …
o Humanistische theorieën: Maslow, Rogers, …
o Biologische theorieën: Eysenck, Gray, Cloninger, …
o Dispositionele theorieën: Costa & McCrae (FFT), …
Psychodynamische theorieën
1) klassieke psychoanalyse (intrapsychisch domein)
Freud deed aan hypnose en behandeling van
zenuwziekten. In zijn gevalsstudies ging hij
patiënten uitgebreid beschrijven en analyseren.
Hij onderzoekt het onderbewuste functioneren.
Zelf stief hij aan keelkanker en toen heeft zijn
dochter zijn werk voortgezet. Zijn manier van
werken bij gesprekstherapie was de patiënt
liggend op de zetel.
5
,Jade persoonlijkheidspsychologie 2016-2017
PSYCHISCHE ENERGIE EN DRIFTEN
Ons gedrag wordt gestuurd via de psychische energie
Psychische energie: baterij in ons die een bepaalde
hoeveelheid energie of benzine bezit om ons gedrag aan te
sturen. In de levensloop :dezelfde energie. Deze psychische
energie: komt aangevoerd door basisbehoeften: liefde en
dood, de seksuele drift en de agressieve drift. Het doel
hiervan is om driften te reguleren.
TOPOGRAFIE VAN DE MENSELIJKE GEEST
Grootste deel: onbewuste: onder het
wateroppervlak: seksuele, agressieve
impulsen, trauma’s, pijnlijke herinneringen,
materiaal dat moeilijk is om bewust te
ervaren
Heel klein deeltje is bewust 1/10 ongeveer
Voorbewuste deel: datgene dat net onder
het wateroppervlak ligt. Bevat gedachten,
herinneringen die niet rechtstreeks
toegankelijk zijn om terug te halen bv:
dromen
PSYCHISCH DETERMINISME
Freud schreef het boek: psychopathologie van het dagelijks leven. Hij beweerde dat niets toevallig is en alles
bepaald wordt door onbewuste driften
Alles heeft een reden , gedetermineerd ,
geen enkel gedrag is toevallig. Als wij iets
vergeten of we verspreken ons, gebeurt
niet toevallig. Het gaat om iets wat
verdrongen is.
ANNA O
Haar echte naam was Bertha Pappenheim, ze was een patiënt van Dr. Joseph Breuer. Uit gesprekken met anna
O. heeft Freud zijn theorie verfijnd. Anna O. Ze leed aan een Hysterie (conversiestoornis) = fysieke uitdrukking
van verdrongen psychische trauma’s.
Bv: verlammingsverschijningen ,spraak ging moeilijker, ..
6
,Jade persoonlijkheidspsychologie 2016-2017
Freud ging ervan uit dat deze fysieke symptomen veroorzaakt werden door verdrongen conflicten. Anna O. had
heel haar leven gezorgd voor haar zieke vader die onlangs overleden was, die pijn was te erg waardoor het
verdriet verdrongen was.
Freud zijn visie was dat de verdrongen pijnlijke gevoelens terug naar het bewuste moesten worden gebracht,
om daar een duidelijk , fatsoenlijk gesprek over hebben, waardoor die symptomen geen nut meer hadden want
ze onderdrukten die gevoelens die er nu niet meer zijn. De symptomen zouden dan vanzelf verdwijnen. Dit
noemde Freud de talking cure. Praten leidt tot een emotionele catharsis, een inzicht van waarmee een
persoon worstelt. Deze gesprekken met anna O. vormden het begin van de psychoanalyse
1.1. STRUCTUUR VAN PERSOONLIJKHEID
1.1.1. ID: VAT VOL PSYCHISCHE ENERGIE
Es/ID is aangeboren en wordt ervaren als een primitief (oerinstinct) primitieve
driften hier is sprake vanhet lustprincipe: de persoon streeft zijn of haar
onmiddelijke behoeftebevredigingen na.
Primair proces denken is ee nbepaalde manier van denken die geen logica of
realtiteitszin hanteert. Dit uit zich in dagdromen, fantasieën en wensvervulling.
1.1.2. EGO: UITVOERENDE MACHT
Ich Ontwikkelt zich vanaf 2 à 3 jaar. Het ego bedwingt het id die volgens het
realiteitsprincipe werkt. uitbarstingen van seksuele driften in te tonen
(impulsieve gedrag begint te beheersen)
Realiteitsprincipe: streeft een goede afstemming op de realiteit na
Hier is sprake van het secundair procesdenken: logisch, realistisch (realiteitsgetoetst) waarbij er gedacht word
aan regels, en gevolgen via een realistische en logische denkwijze.
1.1.3. SUPEREGO: MORAALRIDDER
Über-ich: ons geweten (synoniem superego). Ontwikkelt zich rond 5 jaar door socialisering
het “Geweten”. Deze handhaaft waarden, moraal, en idealen . het is een onderdeel van onze geest die bewust
is van schaamte, schuld, trots kunnen die niet ervaren kunnen worden onder de 5 jaar (geen besef)
het ego is zoals het id, deze niet gebonden aan realiteit. Mensen voelen zich gefaald als ze dan het ideaalbeeld
niet bekomen.
1.1.4. INTERACTIE TUSSEN ID, EGO & SUPEREGO
Functie van het ego = bemiddelen tussen id en superego . bij het ontstaan van een conflict ontstaat er angst,
Angst = signaal dat ego bedreigd wordt.
Voorbeeld:
Het 'id' is een onderbewust mechanisme dat op twee soorten energie werkt. Ten eerste Eros, de seksuele
energie. Daarnaast Tanatos, de woede. Het 'ego' probeert deze twee energieën in bedwang te houden.
Hierdoor functioneren veel mensen in hun dagelijks leven normaal. Als het 'egomechanisme' zijn werk echter
niet goed doet kan het 'id' aan de macht komen. Dit gebeurt onder andere tijdens de slaap.
Het 'superego' is ten slotte het beeld dat mensen hebben van hun ideale zelf. Hierin liggen de normen en
waarden besloten, die door de omgeving zijn mee gegeven. Het 'superego' is de grote tegenstander van het 'id'
en is gericht tegen de seksuele en agressieve energie. Het 'ego' bemiddelt tussen id en superego
1.1.5. TOPOGRAFISCH (ijsberg) + STRUCTUREEL MODEL
7
, Jade persoonlijkheidspsychologie 2016-2017
1.2. DYNAMIEK VAN PERSOONLIJKHEID
1.2.1. SOORTEN ANGST
Objectieve angst = reactie op reële bedreiging van buitenaf (niet intrapsyhisch)
’s avond op straat lopen en opeens vliegt een man met een mes , gevolg extern gevaar
Neurotische angst = reactie op conflict tussen ego en id. Het gevaar is dat het ego de controle kan
verliezen over een onacceptabel verlangen van het id.
vrouw die zodanig overspoeld word door seksuele gevoelens man , maar ze mag dit niet
uiten
overspoeling van driften
Morele angst = reactie op conflict tussen ego en superego
ons superego heeft zich sterk ontwikkeld zodat men hoge eisen oplegt, constant het gevoel
hebben om niet aan de eisen te voldoen
1.2.2. AFWEERMECHANISMEN (defensiemechanismen)
kunnen helpen om normaal te functioneren
Twee functies:
- Ego beschermen
- Angst minimaliseren
Splijting is ook een verdedigingsmechanisme waardoor de andere persoon het ene moment 100% goed is, en
het volgend moment 100% slecht.
Verdringing : bepaalde impuls of emotie, drift uit het bewuste houden , op verschillende manieren
Ontkenning: Wanneer de realiteit van een situatie extreme angst uitlokt
Een persoon in ontkenning staat erop dat dingen niet zijn zoals ze lijken te zijn.
Een vaak voorkomende vorm van ontkenning is het verwerpen van niet-geflatteerde feedback als fout of
irrationeel. Ontkenning komt vaak voor in dagdromen en fantasieën. Dagdromen gaat frequent over hoe
dingen zouden gegaan kunnen zijn.
Verplaatsing/verschuiving : : In verplaatsing is een bedreigende of een onacceptabele impuls gekanaliseerd van
zijn originele bron naar een niet-bedreigend doel. Soms heeft verplaatsing een domino-effect waarop de ene
zijn woede afreageert op de ander, enz. Het proces van verplaatsing neemt plaats buiten het bewustzijn
Rationalisatie heeft betrekking op het generaliseren van acceptabele redenen voor uitkomsten die anders
maatschappelijk onacceptabel zijn.
Reactievorming proces waarbij de persoon een tegengesteld gedrag gaat vertonen dan dat hij eigenlijk voelt.
Vb.: Een vrouw is baas op haar partner, maar in plaats van dit te laten merken, gaat ze overvriendelijk doen
tegen haar baas. Het mechanisme van reactieformatie maakt het mogelijk voor psychoanalysten om te
voorspellen dat sommige mensen exact het tegenovergestelde gaan doen dan dat je zou verwachten.
Projectie Deze techniek is gebaseerd op de notie dat we soms traits in anderen zien die we bij onszelf als
storend ondervinden. Je gaat negatieve eigenschappen van je eigen projecteren op een ander. In het modern
psychologisch onderzoek is er een effect, dat gelijkaardig is aan projectie, namelijk de false consensus effect,
wat verwijst naar de neiging die vele mensen veronderstellen dat anderen gelijkaardig zijn aan hun
Sublimatie: Volgens Freud is sublimatie het meest aangepaste verdedigingsmechanisme. Sublimatie is het
kanaliseren van onacceptabele seksuele of agressieve driften in sociale wenselijke activiteiten.
8