100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Kernbegrippen van economie $8.15   Add to cart

Summary

Samenvatting Kernbegrippen van economie

1 review
 437 views  16 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Een ruime samenvatting van de hoofdstukken 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 21, 22, 23 en 24. Op het einde van ieder hoofdstuk is er een korte samenvatting voorzien en er zijn ook veel illustraties aanwezig. Aan de hand van deze samenvatting kun je perfect slagen voor het vak.

Preview 4 out of 112  pages

  • No
  • H1-h16, h21-h24
  • May 18, 2017
  • 112
  • 2015/2016
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: keesmolenaar • 3 year ago

avatar-seller
Hoofdstuk 1: tien economische principes

Inleiding
 Economie = Griekse woord voor ‘beheer van huishouden’.
 Economie is zoals een huishouden: taken moeten verdeel worden.
 Mensen gaan interageren met elkaar. Ze gaan individuele beslissingen nemen en in groep.
 Schaarste: er zijn slechts een beperkt aantal goederen en diensten en niet iedereen krijgt dus
wat hij of zij wil. Niet iedereen kan zijn hoogste levensstandaard nastreven.
 In de meeste gevallen is er GEEN centrale planner, maar zijn er miljoenen huishoudens en
bedrijven die handelingen uitvoeren.
 Economen bestuderen:
 Hoe mensen beslissingen nemen
 Kijken hoe mensen met elkaar omgaan (interageren)
 Analyseren de krachten en trends die het geheel beïnvloeden
 Economie wordt bij elkaar gehouden door enkele centrale ideeën: de tien economische
principes.
 Allocatie van middelen = het verdelen of toewijzen van goederen en diensten. Vroeger (in de
Koude Oorlog gebeurde dit door de overheid, soort communisme).
 Economie = de studie van de manier waarop de samenleving zijn schaarse middelen beheert.
‘Hoe gaat de samenleving om met zijn schaarse middelen?



Tien basisprincipes van de economie

De vier eerste principes zijn met individuele beslissingen!

PRINCIPE 1: MENSEN MOETEN KEUZES MAKEN/TRADE-OFFS

 ‘there is no such thing as a free lunch’. Als je iets wil, dan moet je iets anders opgeven. Je
kunt niet je geld geven aan voeding en aan kledij  keuzes maken.
 Keuzes maken heeft soms grote invloed. Bv. bedrijf moet meer aandacht besteden aan
milieu dus de kost voor het produceren van goederen en diensten zal groter zijn. Ze gaan dus
minder winst maken, hogere prijzen moeten rekenen…
 Efficiënte vs. Rechtvaardigheid.
Efficiëntie: het maximale halen uit de schaarse middelen (de taart zo groot mogelijk).
Rechtvaardigheid: bronnen/economische welvaart eerlijk verdelen onder leden van de
samenleving (taart in gelijke stukken).
 moeilijk om beide te combineren, vaak strijdig met elkaar. Bij maximale efficiëntie heb je
waarschijnlijk meer ongelijkheid. Keuze die je maakt hangt van context en achtergrond.

PRINCIPE 2: DE KOSTEN VAN IETS IS WAT JE ERVOOR MOET OPGEVEN

 Opportuniteitskosten/alternatieve kosten. Wat moet je opgeven om het product te krijgen?
De opportuniteitskost van langer studeren = minder slapen.
 Mensen moeten de kosten en opbrengsten van alternatieven bekijken.


1

,  Je mag niet alles zien als kost. Als je studeert en op kot zit, betaal je, maar als je thuis zit
moet je ook een huisvestiging betalen, eten kopen, verwarming… dus niet louter een kost.

PRINCIPE 3: RATIONELE MENSEN DENKEN IN DE MARGE

 Marginale veranderingen = kleine, stapsgewijze aanpassingen van een bestaand actieplan
beschrijven.
 Marge = rand, marginale veranderingen = randverschijnselen bij alles wat je doet.
 Je gaat niet nadenken over het groter geheel, maar over kleine zaken bv. ga ik nog een extra
uur studeren? Ga ik nog een klein beetje vlees nemen?
 Mensen maken keuzes door marginale kosten en baten te vergelijken bv. wat zijn de
voordelen van nog een jaar studeren (extra diploma, ervaring…) en wat de nadelen?

PRINCIPE 4: MENSEN REAGEREN OP PRIKKELS

 Prikkel = incentive
 Er gebeurt dus iets van buitenaf bv. de prijs van appels stijgt  mensen gaan peren kopen.
 Kosten en opbrengsten variëren en dit heeft invloed op de consument.
 Prijs is een belangrijke prikkel
 Als belastingen op auto’s stijgen  mensen kopen kleinere auto’s of elektrische auto’s. auto-
industrie speelt hier op in door zuinige auto’s te produceren.
 Wanneer beleidsmakers niet zien hoe hun beleid prikkels beïnvloed: onbedoelde effecten
 Er zijn niet alleen directe effecten, maar ook indirecte. Invoer van de gordel lijkt op eerste
zicht goed want betere bescherming. Maar, mensen voelen zich veiliger en rijden sneller.

Bij de volgende drie principes gaat het erom hoe mensen met elkaar omgaan.

PRINCIPE 5: IEDEREEN KAN BETER WORDEN VAN RUIL/HANDEL

 Mensen zijn beter af wanneer ze kunnen ruilen: zo kunnen ze zich specialiseren in wat ze
goed zijn.
 Wanneer mensen handelen: grote verscheidenheid aan producenten kopen tegen lagere
prijs.
 Ruil is dus zeker niet altijd negatief.
 Concurrentie is niet noodzakelijk winst of verlies bv. internationale handel (handel tussen
landen kan in het belang zijn van beide landen).

PRINCIPE 6: MARKTEN ZIJN VAAK EEN GOEDE MANIER OM ECONOMISCHE ACTIVITEITEN TE
ORGANISEREN

 Communisme: centrale planners leiden de economische activiteiten. Zij beslissen wie er
consumeert, wat er geproduceerd wordt…
 Markteconomie = beslissingen worden niet door een centrale planner genomen, maar door
miljoenen bedrijven en huishoudens. Het is de economie die middelen alloceert door
gedecentraliseerde beslissingen van vele gezinnen en ondernemingen die interageren in
markten voor goederen en diensten.
 Gezinnen beslissen wat ze kopen en voor wie ze werken. Bedrijven beslissen wat ze
produceren en wie ze aanwerven  meest efficiënte uitkomst.


2

,  Adam Smith: onzichtbare hand
 Gezinnen en ondernemingen interageren alsof ze gestuurd worden door een
onzichtbare hand. Die zorgt ervoor dat ze naar gewenste marktresultaten worden
geleid.
 Prijs: instrument waarmee economie wordt geleid. Gezinnen en ondernemingen
kijken naar de prijzen als ze iets willen kopen of verkopen  ze kijken ook naar de
sociale voordelen en kosten van hun acties.
 Correcte prijzen weerspiegelen de waarde die de samenleving hecht aan een goed en
de kost om dat goed te produceren.
 Belastingen: negatieve invloed op de verdeling van productiemiddelen: ze vervormen de
prijzen en dus de beslissingen van ondernemingen en huishoudens.

PRINCIPE 7: OVERHEDEN KUNNEN DE RESULTATEN VAN DE MARKT SOMS VERBETEREN

 3 redenen waarbij de overheid van belang kan zijn:
1. De overheid moet de ‘onzichtbare hand’ beschermen  moeten wetten en
regels opleggen op de zaken die geproduceerd worden. Bv. zonder wetten en
regels zouden mensen stelen, niet betalen in een restaurant…
2. efficiënte bereiken  economische ‘taart’ vergroten
3. rechtvaardigheid bereiken  economische ‘taart’ beter verdelen bv. door
inkomstbelastingen, sociale zekerheid…
 Marktfalen: de markt slaagt er niet in om zonder hulp van buitenaf de beschikbare middelen
efficiënt te verdelen. Er geen goede allocatie van middelen.
 Kan door een extern effect = invloed van acties van 1 persoon op het welzijn van de
buitenstaander bv. vervuiling.
 Marktmacht: vermogen van 1 persoon om de marktprijzen onnodig te beïnvloeden
bv. monopolie  1 iemand heeft de macht.
 Markten zorgen voor efficiëntie, maar niet altijd voor rechtvaardigheid. Overheid zou dit
kunnen doen, maar ze doen dit niet altijd want hangt vaak samen met politieke besluiten.
(= ACTIEVE ROL)
 Overheden scheppen rol waarbinnen de markt kan werken (PASSIEVE ROL)


Krachten die de werking van de economie als geheel beïnvloeden. Het geheel van beslissingen en
interacties.

PRINCIPE 8: DE WELVAART VAN EEN ECONOMIE HANGT AF VAN HAAR PRODUCTIEMOGELIJKHEDEN. DE
MATE WAARIN HET LAND GOEDEREN EN DIENSTEN KAN PRODUCEREN.

 Levensstandaard:
 Mensen over de hele wereld hebben ander inkomen  invloed op kwaliteit van het
leven.
 Grootste deel wordt bepaald door productiviteit. Verschillen in levensstandaard over
de wereld: komt door verschillen in productiviteit van verschillende landen, ofwel de
hoeveelheid producten en diensten die worden geproduceerd door werknemers.
Hoe hoger de productie  hoe hoger de levensstandaard (↗ inkomen).
 Ander deel wordt bepaald door ingezette hoeveelheid middelen.


3

,  Ook overheid heeft invloed: zij kunnen levensstandaard verhogen door hoger
opleidingsniveau, zorgen voor beschikbaarheid van goederen en diensten, toegang tot beste
technologie…

PRINCIPE 9: PRIJZEN STIJGEN ALS OVERHEID TE VEEL GELD DRUKT

 Inflatie = gehele stijging van het prijsniveau in de economie. Dit is een economisch probleem.
 Met evenveel geld kun je minder kopen. Er is een daling van de koopkracht.
 Omgekeerde kan ook: daling prijspeil = deflatie
 Hoge inflatie zorgt voor verschillende kosten. Daarom is het beperken van de inflatie een
economisch doel over de hele wereld.
 Oorzaak inflatie: toename van de hoeveelheid geld. Door een hoge productie van geld, zal de
waarde dalen.

PRINCIPE 10: DE SAMENLEVING STAAT VOOR EEN KORTETERMIJNSAFWEGING TUSSEN INFLATIE EN
WERKLOOSHEID

 Ander gevolg van het bijdrukken van geld: een lager werkloosheidscijfer.
 Philips-curve: hogere inflatie = lagere werkloosheid
 Curve die relatie tussen inflatie en werkloosheid toont.
 Deze relatie is tijdelijk, maar kan wel enkele jaren duren (KORTE TERMIJN!).
 Nodig om conjunctuurcyclus te begrijpen: de onregelmatige en slecht voorspelbare
fluctuaties in de economische activiteit. Wordt gemeten aan het aantal werklozen of
de productie van goederen en diensten.
 Bij een aanpassing van:
1. De hoeveelheid geld die de overheid uitgeeft
2. Hoeveelheid belastingen
3. Hoeveelheid geld die wordt gedrukt

Kan de combinatie van werkloosheid en inflatie aangepast worden.

SAMENVATTING:

 Markten: goede manier om handel op elkaar af te stemmen
 Overheid kan marktuitkomsten verbeteren bij marktfalen of een ongelijke marktuitkomst
 Als individuen keuzes maken: verschillende objectieven tegen elkaar afwegen.
 Kost van een actie: wordt gemeten in termen van opgegeven opportuniteiten
 Rationale mensen beslissen door marginale kosten en opbrengsten te vergelijken
 Mensen gaan gedrag veranderen door prikkels waarmee ze geconfronteerd worden
 Productiviteit = ultieme bron van levensstandaard in een bepaald land
 Geldgroei: ultieme bron van inflatie in een land
 Maatschappij: korte termijn afruil tussen inflatie en werkgelegenheid

Hoofdstuk 2: denken als econoom

Inleiding
 Ieder vakgebied heeft zijn eigen jargon. Ook in economie is dit zo.


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Valeriel. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.15. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

80467 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.15  16x  sold
  • (1)
  Add to cart