100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Wijsbegeerte: volledige leerstof! $16.53
Add to cart

Summary

Samenvatting Wijsbegeerte: volledige leerstof!

8 reviews
 645 views  44 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitgebreide en zéér gestructureerde samenvatting van alle leerstof van Fundamentele Wijsbegeerte, gedoceerd door professor Guy Claessens. Dit is een samenvatting die de volgorde van de powerpoint volgt, met alle nodige informatie uit de gehele cursus. Tevens aangevuld met de belangrijkste notitie...

[Show more]

Preview 4 out of 56  pages

  • Yes
  • August 18, 2023
  • 56
  • 2023/2024
  • Summary

8  reviews

review-writer-avatar

By: elinepeeters2 • 1 month ago

review-writer-avatar

By: nadiaelb1 • 2 months ago

review-writer-avatar

By: borisraats • 4 months ago

review-writer-avatar

By: pastalover1234 • 8 months ago

review-writer-avatar

By: lisawerbrouck • 8 months ago

review-writer-avatar

By: rechtenstudentvan2005 • 1 year ago

review-writer-avatar

By: leonpeene4 • 1 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
DEEL 1: LOTGEVALLEN FILOSOFISCHE
RATIONALITEIT
OUDHEID
VAN MYTHOS NAAR LOGOS
mythos, verhaal
 grond-leggende gebeurtenis
 het bestaande wordt dan afgeleid uit deze grondleggende gebeurtenis
 voortgebracht door antropomorfe goden
 niet kritisch
 normatief & legitimerend
 ze verklaart niet alleen waarom de dingen zijn wat ze zijn, maar ze geeft ook aan waarom ze zo moéten
zijn, het bestaande wordt dus bevestigd en gelegitimeerd
 verklaringsmethode
 dit Griekse mythische wereldbeeld werd vastgelegd door Homerus & Hesiodus

cultuurschok 6de eeuw
 contact vreemde volkeren (antropomorfisme)
 men constateert dat een godsbeeld verschilt van volk tot volk
 kritische neus
 mondelinge naar schriftelijke cultuur
 kritiek op mythe
 de manier van overlevering verandert
 mythes werden mondeling overgeleverd, maar Peisistratus gaf in 6 de eeuw de opdracht Homeros neer te
schrijven
 logos, rede, uit-leg
 nieuw verklaringsprincipe dat universeel moet zijn (itt de mythe)
 vereist: universaliteit, objectiviteit en systematiek
 mythos -> mytho-logie -> logos
 desacralisering natuur
 In het antropomorfisme wordt de natuurgodsdienst getransformeerd, het wordt immers onmogelijk om
goden nog aan één bepaald natuurfenomeen te binden als men tegelijk volhoudt dat zij in alle opzichten op
mensen gelijken
 de goden verliezen hun plaats in de wereld en ‘verhuizen’ naar de Olympos
 de natuur wordt gescheiden van het sacrale
 theoria, beschouwing, onderzoek
 ‘Griekse wonder’
 begin van de filosofie
 ‘weten omwille van het weten’
 de zuiver beschouwelijke activiteit vd wetenschapper
 door contact met vreemde volkeren en vervolgens kritiek op de mythe komt er een nieuwe wereldbeschouwing
tot stand (geen mythos meer, maar logos)
 na de 6de eeuw zoekt de mens de verklaring vd wereld niet meer in de goden maar in de universaliteit vd rede

NATUURFILOSOFEN (HERACLITUS & PARMENIDES)
 filosofie ontstaat als natuurfilosofie
 gedesacraliseerde natuur als phusis
 natuur = organisme
 de natuur (phusis) is een organisme dat zichzelf in stand houdt, en dus moet worden verklaard vanuit
principes die zelf een onderdeel zijn vd natuur (er is dus geen behoefte aan externe of goddelijke krachten)
 kosmos, sieraad, opsmuk -> kosmo-logie
 = een rationeel georderde logos
 materialisme: oer-stof

,  ze gaan op zoek naar de oerstof waaruit de gehele werkelijkheid bestaat
 Thales: water
 Anaximenes: lucht
 reflectie over hoe het zijnde kan bestaan, en hoe het zich verhoudt tot de wereld

HERACLITUS (°CA. 543 V.C.)

FILOSOFIE VAN HET WORDEN
 “Alles vloeit, niets blijft.”
 de wereld is onderhevig aan een voortdurende verandering
 permanente flux
 “Oorlog is de vader van alle dingen.”
 de harmonie van de kosmos ligt in de spanning tussen tegengestelden
 conflict = constitutief
 de werkelijkheid is voortdurend in beweging en het resultaat van voortdurende conflicten tussen tegengestelden
 de kosmos is het resultaat van een reeds verschuivend evenwicht tussen de bewegende krachten

PARMENIDES (CA. 515-CA. 440 V.C.)

FILOSOFIE VAN HET ZIJN
 monist
 Heraclitus’ tegenpool: het zijnde op zichzelf is een onveranderlijk fundament vd vele zijnden
 “Het zijnde is, het niet-zijnde is niet.”
 zijnsvraag voor de eerste keer gesteld
 “Dat het is, en dat het onmogelijk is dat het niet is.”
OF
 “Dat het niet is, en dat het noodzakelijk is dat het niet is”
 gewone stervelingen hebben dit dilemma niet gezien en laten zich leiden door bedrieglijke zintuigen
 Parmenides kiest dus voor de Logos, hij kiest dus voor het zijn
 zijnde
• niet ontstaan
• ondeelbaar
• onbeweeglijk en begrensd
• volmaakt
• bolvormig
1) ‘Het zijnde is’, impliceert dat het zijnde niet kan ontstaan
2) Het zijnde kan niet vergaan of in iets anders overgaan, het is eeuwig en onvergankelijk
3) Het zijnde is niet deelbaar, er zijn geen gradaties in het zijn
4) Het zijnde is onbeweeglijk en onbegrensd, het zijnde is absoluut afgescheiden van wat
niet is en al volledig ontplooid
5) Het zijnde is volmaakt want het is niet het resultaat van een wordingsproces
6) Het zijnde is bolvormig want het is overal en in alle richtingen identiek

 voor Parmenides is het zijnde nog doordrongen van materialiteit, het is geen abstract zijnsbegrip
 hiervoor wordt hij bekritiseerd door Aristoteles
 “de analyses van Parmenides worden gepresenteerd binnen de natuurfilosofie (zijn
zijnsbegrip blijft gebonden aan het zijn van de waarneembare dingen) maar behoren
eigenlijk tot een andere filosofische discipline: de METAFYSICA”
 metafysica: abstract, onvergankelijk, immaterieel en bestudeert onveranderlijke
principes
 fysica: waarneembaar, vergankelijk, materieel en bestudeert veranderlijke
werkelijkheid


°ETHIEK (SOFISTEN & SOCRATES)

,  kritiek mythe en desacralisering
 status quo komt onder druk te staan
 physis, natuur vs. nomos, wet, cultuur
 uit zich in allerlei maatschappelijke en politieke veranderingen
• ° democratie
• † bloedwraak
• Phulai (familieclans) -> dèmoi (stadsdistricten)
 ethisch vacuüm

SOFISTEN
 rondtrekkende leraren
 ‘democratisch’ Athene
 logos -> mono-loog
 opportunisme vs. gefundeerd relativisme (Protagoras)
 Protagoras: er is geen kennis van de ultieme waarheid mogelijk “de dingen zijn zoals ze mij toeschijnen”
 daarom is het zo belangrijk om anderen te kunnen overtuigen
 gaat hen niet om de waarheid maar om de overtuigingskracht: rede evolueert tot rede-voering
 legitimering



SOCRATES (469-399 V.C.)

ETHISCH INTELLECTUALISME
 vs. sofisten
 sofisten zetten de betekenis van morele begrippen naar hun hand, terwijl Socrates de vraag stelde naar
de ware betekenis van die begrippen
 deugd = inzicht
 “inzicht in de ware betekenis van morele begrippen leidt tot moreel handelen”
 = de innerlijke overtuiging (het rationele weten) is ook rechtstreeks merkbaar in de uiterlijke handeling
(als we weten wat rechtvaardigheid is, kan het niet anders dan dat we ook rechtvaardig zullen handelen)
 succes vd sofisten is gebaseerd op overtuigingskracht, niet op kennis
 dia-loog
 vanuit standpunt van onwetendheid brengt Socrates zijn gesprekspartners ertoe hun eigen kennis te
articuleren
 rede-voering wordt rede-nering, de monoloog vd sofisten staat tegenover de dialoog van Socrates als
model voor het verwerven van inzicht
 ironie
 door het ophemelen van de wijsheid van anderen, geeft hij hen te kennen dat ze niet wijs zijn


SYSTEEMBROUWERS (PLATO & ARISTOTELES)


PLATO (428-347 V.C.)

CONTEXT
 aristocratische familie
 intellectuele en historisch context
• ethisch relativisme
• politieke overgangsperiode
• immoreel politiek streven
• Dionysius II
• Academie

CONTINUÏTEIT EN VERNIEUWING
 Plato vs. platonisme

,  Socratische ethiek
 verruiming en innovaties
• zielsleer
 morele goedheid komt voort uit een harmonieuze verhouding tussen 3 delen vd ziel:
1) redelijkheid
2) het ‘vurige’/‘driftige’
3) verlangen
 bij een goede verhouding geeft elk deel zijn eigen deugd:
1) verstandigheid
2) dapperheid
3) matigheid
 de harmonieuze vereniging van deze 3 deugden vormt de overkoepelende deugd:
RECHTVAARDIGHEID
• inzichtelijke
 arbitraire opvattingen (waarneembaar) zijn van een andere orde dan inzicht (kennis)
 kennis gaat over het ‘zijn’ (= het stabiele in de werkelijkheid), terwijl de mening gaat over het
‘worden’ (= de zintuigelijke, veranderlijke realiteit)
 het spectaculaire van deze vernieuwing is dat Plato voor het eerst in de geschiedenis stelt dat
kennis/wetenschap zich niet bezighoudt met het zichtbare, maar met het puur inzichtelijke
 Parmenides

MYTHOS?
“De ziel is te vergelijken met een samenvoeging van een gevleugeld span paarden en zijn menner. Bij de goden nu
zijn alle paarden en menners zowel zelf goed als van goede afkomst, bij de anderen echter zijn zij van gemengde
aard. In de eerste plaats heeft bij ons de voerman één tweespan te mennen; vervolgens is één van zijn paarden wel
mooi en edel en van edele afkomst, maar het andere is van tegenovergestelde afkomst en aard. Zo is dan ook het
wagenmennen bij ons, mensen, onvermijdelijk lastig en moeilijk.” (Phaedrus, 246a-b)

ETHIEK
 probleem van de morele opvoeding
 we doen voor de meeste disciplines beroep op experts, terwijl we voor de morele opvoeding geen
experten inschakelen?
 we delen zomaar meningen mee, zonder te kunnen aangeven waarom ze al dan niet gefundeerd zijn
 meningen en de morele opvoeding zijn dus uitermate kwetsbaar
 1 oplossing: moraliteit funderen op ware kennis
 morele staatsorde
 filosofische mensen moeten de staat besturen (want zij funderen moraliteit op ware kennis)
1) heersers (filosofen)
2) helpers (leger en politie)
3) handwerkers (landbouwers en ambachtslieden)
 deze staat is rechtvaardig wanneer iedere klasse zijn taak correct vervult
1) leiders  verstandigheid
2) helpers  dapperheid
3) handwerkers  matigheid
 de hele staatsorde is parallel met de inwendige orde van de individuele ziel
 parallel ziel – staat
 de mini-staat (binnen de mens) kan pas tot echte deugdzaamheid komen dankzij de goede orde van de
staat, de staatsorde is een voorwaarde voor de moraliteit in het individu
 kritiek
 als de staat geleid wordt door experten, dan is de gehoorzaamheid van de lagere klassen aan hun
heersers geen onderwerping
 deze onderwerping komt dan voort uit het inzicht dat dit het best mogelijke bestuur
 het probleem met Plato’s staat is niet zozeer het totalitaire regime maar wel het utopische karakter vd
heersers

EPISTEMOLOGIE

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lawstudent2003. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $16.53. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53249 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$16.53  44x  sold
  • (8)
Add to cart
Added