Samenvatting H3 Planten: Deel 5
Zaden -> kleine plantjes met reservevoedsel
Vruchten -> organen waar zaden in vervoerd worden.
Het nut van vruchten -> na de bevruchting ontstaan zaden en vruchten.
Het nut van zaadverspreiding -> de zaden kunnen wel of niet in de vrucht
opgesloten zitten.
Zaadverspreiding door;
- Wind -> vruchten en zaden hebben vleugels of pluis
- Dieren -> vruchten hebben uitsteeksels die aan dieren blijven haken, vruchten
worden opgegeten waarbij het daarna uit de uitwerpselen komt en wordt
verspreid.
- Water
- Vrucht zelf -> de vrucht schiet open en het zaad wordt weggeschoten
- Mens
Geslachtelijk -> met bloemen en zaden -> erfelijke eigenschappen anders dan
ouderplanten (kruising)
Ongeslachtelijk -> zonder bloemen en zaden -> erfelijke eigenschappen zelfde als
moederplant
Ongeslachtelijk
- Natuurlijk
- Kunstmatig
Vormen van ongeslachtelijke voortplanting:
1. Stekken
2. Delen
3. Uitlopers
4. Bollen -> opslag reservestof
5. Knollen -> opslag reservestof
6. Wortelstok -> opslag reservestof
Planten slaan glucose op in de vorm van zetmeel (bestaat uit lange ketting
glucosemoleculen). Op het moment dat glucose nodig is, wordt het zetmeel
afgebroken. In het voorjaar vind de groei plaats door zetmeel, omdat er nog niet
genoeg zonlicht is. Als er genoeg zonlicht is kunnen de bladeren door fotosynthese
voedsel maken.
Wortelstok -> stengel die ondergronds loopt. Een wortelstok boven de grond kleurt
groen
Plant heeft water en mineralen (bodem), koolstofdioxide (lucht) en licht
(fotosynthese) nodig.
Zaden -> kleine plantjes met reservevoedsel
Vruchten -> organen waar zaden in vervoerd worden.
Het nut van vruchten -> na de bevruchting ontstaan zaden en vruchten.
Het nut van zaadverspreiding -> de zaden kunnen wel of niet in de vrucht
opgesloten zitten.
Zaadverspreiding door;
- Wind -> vruchten en zaden hebben vleugels of pluis
- Dieren -> vruchten hebben uitsteeksels die aan dieren blijven haken, vruchten
worden opgegeten waarbij het daarna uit de uitwerpselen komt en wordt
verspreid.
- Water
- Vrucht zelf -> de vrucht schiet open en het zaad wordt weggeschoten
- Mens
Geslachtelijk -> met bloemen en zaden -> erfelijke eigenschappen anders dan
ouderplanten (kruising)
Ongeslachtelijk -> zonder bloemen en zaden -> erfelijke eigenschappen zelfde als
moederplant
Ongeslachtelijk
- Natuurlijk
- Kunstmatig
Vormen van ongeslachtelijke voortplanting:
1. Stekken
2. Delen
3. Uitlopers
4. Bollen -> opslag reservestof
5. Knollen -> opslag reservestof
6. Wortelstok -> opslag reservestof
Planten slaan glucose op in de vorm van zetmeel (bestaat uit lange ketting
glucosemoleculen). Op het moment dat glucose nodig is, wordt het zetmeel
afgebroken. In het voorjaar vind de groei plaats door zetmeel, omdat er nog niet
genoeg zonlicht is. Als er genoeg zonlicht is kunnen de bladeren door fotosynthese
voedsel maken.
Wortelstok -> stengel die ondergronds loopt. Een wortelstok boven de grond kleurt
groen
Plant heeft water en mineralen (bodem), koolstofdioxide (lucht) en licht
(fotosynthese) nodig.