Deze samenvatting (64 pagina's) omvat de stof die je voor het eindexamen economie moet kennen. Daarnaast staan er enkele tips in voor het leren en ook vele didactische trucjes (ezelsbruggetjes) om de stof makkelijker te onthouden.
De samenvatting sluit het beste aan op de methode van LWEO, maar...
Het vak economie draait om ‘meervoudige optimalisatie onder restricties’. In normaal
Nederlands: We kijken hoe ieder het eigen doel probeert te behalen, ook als de
doelen/belangen tegenstrijdig zijn. Dit vak kun je het beste zien als een verzameling
begrippen/mechanismen, die je gebruikt om doelen te bereiken of verklaringen te
geven. Daarbij bekijken we zaken ook vanuit verschillende actoren (gezinnen,
bedrijven, overheid, centrale bank), dus houdt ze goed uit elkaar.
Het leren voor economie bestaat dan ook uit twee delen. Enerzijds moet je begrippen
stampen (je moet het kennen om toe te kunnen passen), en anderzijds helpt het om
zelf tijdens het leren de vragen te stellen: ‘wat voor effect heeft het?’ En: ‘wat gebeurt
er als je een aanname of doel verandert?’.
Voor het leren kun je de volgende strategieën toepassen:
- Begrippen (en betekenissen) herhaaldelijk opschrijven op papier om ze te
memoriseren.
- Zelf andere voorbeelden bedenken dan de genoemde voorbeelden.
- Elkaar overhoren (of door je ouders laten overhoren)/ met elkaar het gesprek
aangaan over de stof (leg het elkaar uit).
- Opgaven oefenen uit het boek (vooral de opgaven aan het einde van elk
hoofdstuk zijn op niveau, of oud eindexamens van www.examenblad.nl (dit
kun je ook voor andere vakken gebruiken).
Zoals gezegd kijken we naar vier actoren (gezinnen, bedrijven, overheid, centrale
bank). Zij vormen de basis van alles wat we gaan analyseren, dus is het belangrijk
om te snappen wat hun doel is en wat hun middelen zijn.
Bedrijven (handel- en productiebedrijven; banken en verzekeraars)
- Doel: Winst (= omzet – kosten), omzet, break-even
- Middelen: Produceren en/of handelen in goederen en diensten (of in
geld en risico).
Noot: Bedrijven dragen bij aan de brede welvaart door hun winst uit te
keren aan de eigenaren (aandeelhouders).
Overheid
Doel: Maatschappelijke brede welvaart = Som van de welvaart van alle gezinnen.
De overheid maakt hierbij een weging van de welvaart van verschillende
huishoudens.
Middelen: Voorzieningen
Wetten (dingen verplichten/verbieden)
Boetes, (cel)straffen en handhaving (om wetten effectief te maken)
Subsidies (om iets aantrekkelijker te maken)
Belastingen en accijnzen (om iets minder aantrekkelijk te maken en
geld op te halen)
Centrale Bank (wordt behandeld in havo 5, verdienen en uitgeven).
,Jong en Oud hoofdstuk 1
Bij de matrix kijken we naar 2 spelers die tegelijkertijd (simultaan) hun keuze maken.
De voorwaarden/aannames die hierbij horen zijn:
1. Complete informatie (beide spelers weten wat de consequenties zijn van de
uitkomsten in de matrix).
2. Optimalisatie (beide spelers proberen hun opbrengst zo gunstig mogelijk te
maken, gegeven hun doel).
3. Simultaan kiezen (=tegelijk)
Een voorbeeld van een matrix is als volgt. De uitkomsten hierin zijn positief (meer is
beter).
Bert werkt mee (links) Bert werkt niet mee (rechts)
Anna werkt mee (boven) (2,5) (0,6)
Anna werkt niet mee (onder) (4,2) (1,4)
Aflezen
We hebben een speler die links staat weergegeven (Anna), en een speler die boven
staat weergegeven (Bert). Iedere speler kan uit twee opties kiezen.
Anna kiest tussen boven of onder; in dit geval meewerken of niet meewerken.
Bert kies tussen links of rechts; in dit geval meewerken of niet meewerken.
Mocht het zo zijn dat Anna Boven kiest, en Bert rechts, dan kom je dus rechtsboven
uit, bij de uitkomst (0,6). In dat geval krijgt Anna 0, en Bert 6. Let op! Anna of Bert
kunnen er niet zelf voor kiezen om rechtsboven uit te komen. Het is de combinatie
van de keuzes (boven, rechts) die er toe leidt dat je daar uitkomt.
Begrippen
Dominante strategie = De beste keuze, ongeacht de keuze van de ander. Bijv:
Anna: 4 > 2 en 1 > 0, dus niet meewerken is dominant (ongeacht of Bert kiest voor
meewerken of niet). Een andere manier om dit op te schrijven is: Als Bert kiest voor
meewerken (links), dan is voor Anna niet meewerken beter; 4 > 2. Als Bert kiest voor
niet meewerke (rechts), dan is voor Anna niet meewerken beter; 1 > 0. Dus ongeacht
wat Bert kiest, Anna zal niet meewerken.
Nash-evenwicht = Situatie waarbij, gegeven de keuze van de ander, niemand wil
afwijken. Bijv: Rechtsonder. Anna werkt daar niet meer; Gegeven die keuze is het
voor Bert aantrekkelijker om ook niet mee te werken (4 > 2). Bert werkt rechtsonder
ook niet mee; Gegeven die keuze is het voor Anna aantrekkelijker om ook niet mee
te werken (1 > 0). Bij iedere andere uitkomst heeft tenminste een speler reden om af
te willen wijken.
Gevangenendilemma = Beide spelers hebben een dominante strategie. Dit leidt tot
een suboptimale uitkomst. Bijv:
- Anna: 4 > 2 en 1 > 0, dus niet meewerken is dominant.
- Bert: 6 > 5 en 4 > 2, dus niet meewerken is dominant.
- (1, 4) is minder gunstig dan (2,5).
- Dus er is sprake van een gevangenendilemma.
, Meelifter = Iemand die niet/nauwelijks bijdraagt, maar wel profiteert. Bijv:
Linksonder.
- Anna werkt niet mee (draagt niet bij)
- Anna heeft wel een gunstige uitkomst (5).
Tit-for-tat = Strategie voor herhaald spelen waarbij het eerste spel coöperatief wordt
gespeeld, en daarna de andere speler wordt beloond voor goed gedrag in de vorige
ronde of gestraft voor slecht gedrag in de vorige ronde. Bijv:
Anna past tit-for-tat toe. De eerste ronde werkt ze mee.
- Als Bert in ronde 1 niet mee heeft gewerkt, zal Anna in ronde 2 niet
meewerken.
- Als Bert in ronde 1 wel mee heeft gewerkt, zal Anna in ronde 2 wel
meewerken.
Geloofwaardigheid en Dreigen/vertrouwen. Toelichting: Voorafgaand aan het spel
kunnen spelers soms communiceren. Daarbij kunnen ze wel toezeggen/dreigen om
voor een bepaalde strategie te gaan, maar is dat ook geloofwaardig (en doen ze het
dus ook vervolgens?). Manieren om de geloofwaardigheid te verhogen zijn:
Collectieve dwang = Groepsdruk of wetten/regels vanuit de overheid.
Sociale normen = Een argument om niet (alleen) voor het individuele optimum te
gaan, maar voor het maatschappelijk optimum. Bijv: Anna zou uit eigenbelang niet
mee willen werken, maar het sociaal optimum ligt linksboven bij (2,5). Als ze zich
netjes gedraagt (conformeert aan de sociale normen), dan zal ze toch meewerken.
Contracten met boeteclausule = Overeenkomst waarin is opgenomen hoe afwijken
bestraft wordt.
Verzonken kosten = Uitgaven die niet terug te halen/ alternatief aanwendbaar (= op
een andere manier te gebruiken) zijn. Bijv: Een bedrijf investeert in een machine die
één specifiek product kan maken met het logo van het bedrijf erop. Dat geld kan
alleen (deels) terugverdiend worden door de productie (en verkoop) van dat product,
niet door de machine door te verkopen (andere bedrijven willen het niet) of iets
anders te maken.
(geloofwaardige) zelfbinding = Een actie ondernemen met verzonken kosten,
waardoor nog maar een keuze aantrekkelijk wordt. Bijv: Een bedrijf overweegt een
nieuw product op de markt te brengen. Door te investeren in een fabriek met
machines die alleen dat product kunnen maken, wordt het aantrekkelijker om ook
daadwerkelijk tot productie over te gaan.
Matrix zonder dominante strategie
Bert naar de bios Bert naar het café
Anna naar de bios (7,8) (0,2)
Anna naar het café (4,3) (9,6)
In bovenstaande matrix hebben de spelers geen dominante strategie.
Anna: 7 > 4, maar 9 > 0.
Bert: 8 > 2, maar 6 > 3.
Zowel beide naar de bios, alsook beide naar het café zijn hier Nash-evenwichten.
Gegeven dat ze beide naar de bios gaan, wil niet een van de twee afwijken. Of
gegeven dat ze samen naar het café gaan, wil niet een van de twee naar de bios.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jpdevries56. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.85. You're not tied to anything after your purchase.