Hoofdstukken uit de Europese codificatiegeschiedenis
Dit is een samenvatting van alle stof voor het tentamen van Europese Rechtsgeschiedenis van de UvA voor het collegejaar 2016/2017. De samenvatting is opgedeeld in de stof per week.
Het is een samenvatting van alle stof uit Lokin/Zwalve. Ook bevat de samenvatting aantekeningen van de werkgroepen, ho...
Disclaimer: bij voorbaat excuses voor mogelijke spel- en typfouten in mijn samenvatting. Als je een
‘echte’ fout tegenkomt, stuur mij dan alsjeblieft een berichtje. Dan kan ik het aanpassen en
iedereen die de samenvatting heeft gekocht krijgt dan de verbeterde versie.
Ik heb aantekeningen van hoorcolleges en werkgroepen alleen in de samenvatting opgenomen als
ze een toevoeging zijn bij de samenvatting van de stof uit het boek.
Heel veel succes met het leren en het tentamen!
Week 1 Codificatie en natuurrecht
H1 Codificatie
1.1 Begripsbepaling
Romeinen (en grieken):
gescheven recht = ius ex scripto
ongeschreven recht = ius ex non scripto
Codificatie = geschreven recht, waaraan de overheid een aan haar gezag ontleende, uitsluitende
gelding toekent; deze exclusiviteit maakt de rechtsoptekening tot een volledige. (algemene
wetboeken)
Kenmerken codificatie:
- door een overheid afgekondigd
- geschreven
- exclusieve gelding/volldigheid
(NB wetgever kan niet alle mogelijke gevallen voorzien > rechterlijke interpretatie is
onvermijdelijk)
Zonder uitleg is een wet geen wet.
De uitlegger bepaald de betekenis van de tekst.
1.2 De wetgever
Authentieke interpretatie = gezaghebbende uitleg door wetgever
Vroegere keizers en koningen verboden commentaar op zijn wetboeken. > dat kan niet, uitleg is
nodig ander is een wet geen wet.
Keizer Justinianus beval dat rechters in alle gevallen waarin uitleg van een wet nodig was, die
uitleg aan de keizer moesten vragen. > référé législatif
De codificatie is volledig doordat de uitlegger vrij is te interpreteren en de codificatie daardoor geen
leemten vertoond.
In Engeland stelt de rechter zelfstandig recht vast.
,In NL (en Pausole) zijn uitspraken van een rechter interpretaties van wetteksten. De wetgever
heeft de taak om zijn autoriteit te verlenen aan een wettekst en hem te verheffen tot de enige en
volledige bron van recht. (= codificatie)
1.3 De rechter
Er zijn zoveel uitleggingen mogelijk, als er uitlegger zijn.
Onderscheid in wijze van uitlegging:
- grammaticale interpretatie
- wetshistorische interpretatie: wat de wetgever destijds bedoelde (rechts historische uitleg=kijken
naar de herkomst van een regel)
- systematische interpretatie: kijken naar het stelsel van de wet en hoe de regel zich daarin
verhoudt tot andere regels
- analogische interpretatie: een regel toepassen toepassen die lijkt op het niet geregelde geval
- teleologische interpretatie: kijken naar het doel van een regeling naar huidige opvattingen
De wet is volledig door de uitleggingsverplichting van rechters
Uitleg in conventionele zin: doordat ons van kinds af aan fleert wordt aan een bepaald woord een
bepaalde betekenis to hechten, heeft zich een communis opinio ten aanzien van elke woord
gevormd.
Als teksten dubbelzinnig of onvolledig lijken, is de conventionele (afgesproken) betekenis
ontoereikend.
De rechter heeft niet de vrijheid om naar eigen believen de bekkeneis van elk woord te wijzigen.
Als hij de betekenis van een woord wijzigt moet hij dat goed motiveren.
Uitleggingsbevoegdheid van rechters is in het privaatrecht ruimer dan in het strafrecht. In het
strafrecht moet de rechter in beginsel conventioneel uitleggen met het woordenboek erbij.
Sowieso is het het beste om conventioneel uit te leggen als dat kan.
Engelse rechtermoet conventioneel uitleggen, maar als de wet niet toereikend is in het geval, dan
maakt hij zelfstandig recht.
Hoe is er dan rechtseenheid in Engeland? > stare decisis-regel =dat de rechter zich moet houden
aan eerdere uitspraken. (Deze regel is niet in NL)
H2 Codificatie en natuurrecht
2.1 Declaration of Independence
The age of Reason: de menselijke rede was de enige autoriteit (Tom Paine schreef een boek
genaamd Common Sence)
Kant: mensen laten zich door luiheid en onmondigheid leiden door autoriteiten
Declaration of Independence: 4 juli 1776 > onvervreemdbare rechten: leven, vrijheid en streven
naar geluk.
Waaraan ontleende Jefferson deze rechten? > ze zijn vanzelfsprekend: natuurrecht
2.2 Ius civile en ius naturale
Al sinds de klassieke oudheid bestond de overtuiging dat naast en boven het door de mensen
gestelde recht een andere rechtsorde bestond; het natuurrecht.
Aristoteles over natuurrecht: dat recht heeft overal dezelfde rechtskracht en is onafhankelijk van
opinies.
Romeinen:
Het volkenrecht is zo vanzelfsprekend dat geen bekrachtiging door een wet nodig is om als geldig
erkend te worden.
,Je had dus burgerrecht voor het eigen volk én ‘volkenrecht’ voor iedereen ter wereld. Een regel
kan zowel onder het Ius civilis als onder het ius gentrium vallen.
Verschil tussen ius naturale en ius gentium! Zie verder.
2.3 Positivisme en natuurrecht
Antieke filosofie:
Epicureïsche school: positivistisch rechtsbegrip
De oerstaat was een staat waarin iedereen oorlog met iedereen had. Mensen hadden een
natuurlijke behoefte aan rust en een leven zonder conflict. Daarom onderworpen mensen zich
vrijwillig aan een gekozen gezag en zijn voorschriften. Deze school erkend alleen het door de
overheid gestelde recht als recht > formeel rechtsbegrip (kijken naar herkomst, niet naar inhoud).
De overheid liet zich bij het maken van wetten (inhoud) leiden door het nut, de utilitas. Utilitarisme:
grootste geluk voor het grootste aantal. De inhoud was dus tijd- en plaatsgebonden. Dat betekend
dat er geen wetten op materiele gronden (naar hun inhoud beoordeeld) waren, want dan hadden
ze absolute waarde (dus voor niet tijd- en plaatsgebonden).
Stoïstische leer: natuurrecht
Onder recht kan niet alleen worden verstaan wat de overheid voorschrijft. Het ‘recht’ moet
inhoudelijk worden beoordeeld op zijn rechtvaardigheidgehalte. De natuurlijke rede bepaalt wat
recht is en dus wat moet worden gedaan en wat verboden is. > materieel rechtsbegrip (kijken naar
inhoud). Het (natuur)recht is dus onafhankelijk van tijd en plaats.
2.4 Ius gentium en ius naturale
Voor Romeinen was het vanzelfsprekend dat niet al het recht in wetten was neergelegd; het ius
civile. Het ius gentium was niet in wetten neergelegd, omdat deze regels ook zonder wettelijke
bekrachtiging geldig waren op grond van hun rationaliteitsgehalte.
Ius gentium: het in de praktijk bekende complex van rechtsregels dat supranationaal was > puur
feitelijk. Het recht dat iedereen hanteert.
Ius naturale: morale lading. Het recht dat de rede gebiedt. Normen die rationeel kunnen worden
afgeleid uit kenmerken van de menselijke natuur.
VB dat ius genitum niet onder het ius naturale valt: slavernij
2.5 Het natuurrecht in de middeleeuwen
Na codificatie van het gehele Romeinse recht door Justinianus (begon 526 nC), was er geen
verschil meer tussen ius civile en ius gentium. Ius gentium was in weze ius civile geworden.
Enkel het canonieke/kerkelijke recht hechtte nog waarde aan natuurrecht. Zij vonden dat het
natuurrecht boven het positieve recht stond.
Daardoor werd et natuurrecht een correctie op onbillijkheden van positief recht.
2.6 Hugo de Goot en het natuurrecht
Er bestond een nauwe band tussen natuurrecht en theologie.
Doordat de Christelijke kerk geloofde in natururecht, had natuurrecht een rote invloed op de West-
Europese cultuur.
In de 17e eeuw is die band verbroken en wordt natuurrecht een afzonderlijke juridische discipline
voornamelijk door toedoen van Hugo de Groot.
Hij zei in ‘Over het recht van oorlog en vrede’ dat ook zonder God, natuurrecht zou bestaan. En hij
liet zien dat met behulp van rede/natuurrecht een heel rechtstelsel kon worden opgebouwd
waaraan grote behoefte bestond.
Dit boek kreeg veel gezag in heel Europa en daardoor kreeg natuurrecht een belangrijkere
betekenis voor juristen.
,In Nederland was in die tijd behalve Nederlands recht ook Romeins recht van kracht. Maar alleen
het Romeinse recht dat de toets van het natuurrecht kon doorstaan.
Er waren vraagstukken waarbij rationelere oplossingen denkbaren waren dan in het Corpus Iuris
Civilis.
2.7 The Age of Reason
18e eeuw/Age of Reason/Eeuw van de Verlichting
Jefferson had de Declaration of Independence op natuurrecht gebaseerd. Ook de regel dat een
volk het recht heeft om een vorst af te zetten als hij de natuurregels schendt. (John Locke)
Deze theorie bestond allang. De praktijk was nieuw; de Amerikaanse opstand was de eerste op
zuiver natuurrechtelijke beginselen gebaseerde revolutie in de moderne geschiedenis.
Natuurrecht = de vooronderstelling dat er naast en boven het door de mensen gestelde recht een
ideaal recht bestaat.
De menselijke rede was de enige manier waarlangs men natuurecht kon leren.
Verlichting: oproep op zelfstandig denken.
Dit leidde tot kritiek op het christendom én de politiek.
Verlichting drong soms door tot de vorsten > verlicht absolutisme: Frederik de Grote, Catharina de
Grote
Verlichting in combinatie met natuurrecht leidde tot revoluties. (FR steunde VS in oorlog tegen GB
> oorlog met GB > FR arm > revolutie #louis #sukkel)
2.8 Rousseau en het ‘contract social’
Het volk was geen politieke factor in het Ancien Régime. Het volk was gebonden aan de wil van
de soeverein.
Rousseau zat met de vraag waarom een individu gebonden is aan de wil die niet de zijne is.
Contract Social: individuen geeft natuurlijke vrijheid op en krijgt burgerlijke vrijheid, die bestaat uit
de onderworpenheid van zijn individuele wil aan de wil van de gemeenschap. Daarom zijn
individuen dus gebonden.
Alle wetten moeten dus in overeenstemming zijn met de wil van de gemeenschap. De wet is dus
een wilsverklaring van het volk en daarom de enige bron an geldend recht.
Rousseau sluit natuurrecht, gewoonterecht en rechtersrecht uit. > alle recht dient te berusten op
de wet, de onaantastbare uitdrukking van de wil van de wetgever.
Rousseau is dus voor codificatie.
2.9 ‘Vernunftrecht’
Natuurrecht kenmerkt zich door geloof in rede.
17e eeuw: opkomst natuurrecht als zelfstandige juridische discipline én rationalisme.
Rationalisme = de geestelijke stroming met de overtuiging dat menselijke rede alléén in staat door
te dringen tot de laatste waarheden; aan de rede zijn geen grenzen.
Vernunftrecht = de puur rationalistische en van de Romeinsrechtelijke autoriteit bevrijde
benadering van het natuurrecht (18e eeuw)
Zonder Vernunftrecht zou ons privaatrecht er heel anders uit hebben gezien.
Natuurrechtleraren (17e eeuw) gaven geen les in het recht zoals het was, ius constitutum, maar
het recht zoals het zou moeten zijn, ius constituendum. Ze zetten zich af tegen het Romeinse recht
en zijn Corpus Iuris.
Er kwam ook wat nationalisme bij: lesgeven in Duits ipv Latijn.
,2.10 Natuurrecht en codificatiestreven
18e eeuw/Verlichting: afkeer tegen Romeins recht, ontstaan moderne codificaties
Het Romeinse recht moest worden afgeschaft. In plaats daarvan moesten codificaties worden
ingevoerd die exclusieve werking hadden en het Romeinse recht opzij zette.
Deze codificaties vonden hun grondslag in natuurrecht.
Verlichte denkers wilde systematisering van het recht
Codificaties waren pogingen om tot een meer systematisch recht te komen, door het op schrift te
stellen en volgens bepaalde rationele principes te ordenen.
Codificaties ontstaan als product van Verlichting en natuurrecht.
In beginsel is codificatie onnodig voor natuurrecht. (want altijd geldig voor iedereen)
Toch benadrukten de natuurrechtsgeleerden de noodzaak van codificatie:
- willekeurige zaken moeten vastgesteld in wetboeken, want natuurrecht bied geen duidelijk
antwoord (leeftijd minderjarigheid, aantal getuigen)
- legaliteitsbeginsel bij strafrecht (sleepte burgerlijk recht mee)
Natuurrechtelijke codificaties zouden gelijk moeten zijn toch?
Montesqieu: nee > recht moet tijd- en plaatsgebonden zijn en niet universeel (zijn visie sluit aan bij
het juridische humanisme, de mos gallicus)
Ook vereiste de intellectuele economie codificatie: het was ingewikkeld om regels in natuurrecht te
vinden en makkelijk om regels in een wetboek te vinden.
Een het einde van de 18e eeuw kwam er meer kritiek op natuurrecht:
- minachting voor geschreven recht
- subjectivering van recht
- wegvallen rechtszekerheid
> In sommige landen zelf een nieuwe positieve waardering van Romeins recht.
Natuurrechtseraren twijfelde over Romeins recht + tegenstanders kwamen met praktische en
theoretische bezwaren tegen natuurrecht > codificatie!
2.11 Slotbeschouwing
19e en 20e eeuw: natuurrecht was achterhaald. Daarvoor in de plaats kwam het positivisme.
Belangrijke factoren voor die omschakeling:
- Historische School (met Savigny) benadrukte dat het ware recht niet kan worden gevonden door
middel van een zuiver cerebrale exercitie die tot een altijd geldige uitkomst leidt. De inhoud van
het recht zou veeleer worden bepaald door de bijzondere aard van de historisch gegroeide
zeden en gewoonten van een specifieke samenleving.
- De invloed van Rousseau’s staatkundige denkbeelden op de rechtsbronnenleer: dergelijke
gedachten laten geen andere rechtsregels toe dan die welke berusten op de wil van het volk die
tot uiting komt in de wet.
Door WO2 kwam er een wederopleving van natuurrecht (want de positieve regels in Duitsland
destijds waren geen ‘recht’).
Natuurrecht/mensenrechten is toen omgezet in internationale verdragen. Rechters mogen wetten
vervolgens toetsen aan die verdragen, dus de wetten moeten eraan voldoen.
Werkgroep + hoorcollege
Natuurrecht: recht dat voortvloeit uit de menselijke natuur.
- universele gelding: geldt altijd en overal
- pre-positieve gelding: geldt onafhankelijk van erkenning door bevoegdheden wetgevende en
rechtsprekende instanties
,- systematische opbouw natuurrecht: specifieke rechtsregels kunnen rationeel worden afgeleid uit
meer algemene natuurrechtelijke normen.
Geschiedenis van natuurecht: oudheid
- oude grieken kenden natuurrecht
- Romeinse juristen verwijzen ook naar natuurrecht maar benaderen het veel praktischer.
Natuurrecht is zo van zelfsprekerd, dat het geen bewijs behoeft.
- met name toepassing op verhouding tussen Romeinse burgers en niet-Romeinen (ius-
gentium)
- NB natuurrecht kan positief recht aanvullen, maar niet opzij zetten
Romeins recht (100 vC - 250 nC = klassieke periode)
ius naturale: normen die rationeel kunnen worden afgeleid uit kenmerken van de menselijke natuur
ius gentium: recht dat door alle volken wordt erkend. Het is van alleen toepassing op
rechtsverhoudingen tussen Romeinse burgers en niet-burgers!!
Overeenkomst: universele gelding
Verschil: ius naturale heeft een morele lading en ius gentium zijn de normen die feitelijk door alle
volken in acht worden genomen (vb slavernij: onderdeel van ius gentium, maar in strijd met de
menselijke natuur van het natuurrecht, omdat de mens van nature vrij is)
Positieve recht (ius civile en ius gentium) kan niet aan het natuurrecht worden getoetst. Positieve
recht gaat voor natuurrecht. Natuurrecht heeft een aanvullende werking op positief recht: als iets
niet geregeld is in ius civile en het een interne situatie is (dan is ius gentium niet van toepassing),
kunnen regels uit ius naturale komen.
Middeleeuwen: natuurrecht herontdekt, in christelijke context uitgelegd. Wetten in strijd met
natuurrecht zijn nietig. Materieel rechtsbegrip: gelding van recht niet alleen afhankelijk van formele,
maar ook van materiële kwaliteiten.
16e eeuw: mos gallocus (Frans = humanistische benadering) inzicht in tijd- en
plaatsgebondenheid (later dacht Montesquieu ook zo)
17e eeuw Hugo de Groot (1583 - 1645) Over het recht van oorlog en vrede van 1625 over
natuurrecht. Hij kopende natuurrecht los van de theologie > natuurrecht zou ook geldend zijn als
God niet zou bestaan, het hangt niet af van geloof
Copernicaanse wending:
Tot De Groot: Romeinse recht staat centraal in de rechtswetenschap
Na De Groot: natuurecht staat centraal in de rechtswetenschap
De Groot: Romeins recht zou alleen nog moeten gelden voor zover het te toets van de
natuurrechtelijke kritiek kan doorstaan.
vb Romeins recht: eigendomsoverdracht vereist levering
De Groot: volgens natuurrecht is leveringshandeling niet nodig voor
eigendomsoverdracht, loutere wilsherstemming voldoet (pacta sunt servanda)
De Groot schrijft het natuurrecht op een systematische wijze > axiomatisch-deductieve opbouw >
natuurrechtelijke normen afgeleid uit onbetwistbare uitgangspunten van de menselijke natuur
(axioma’s)
Vb: De mens heeft van nature een neiging tot samenleving > natuurrecht bestaat uit de normen die
menselijk samenleven mogelijk maken
Natuurrecht 17e eeuw: John Locke (1632-1704)
- mens heeft van nature bepaalde rechten (leven, vrijheid en eigendom)
- in de natuurlijke toestand hebben we een recht op eigenrichting > partijdige toepassing
natuurrecht > sociaal contract: oprichting overheid met als hij onpartijdige toepassing
natuurrecht > burgerlijke toestand
,- als de overheid natuurlijke rechten systematisch schendt, dan hebben de burgers een recht op
verzet
Locke had veel invloed op Amerikaanse onafhankelijkheid, want de systematische schending van
rechten van Amerikanen door Britten rechtvaardigde verzet.
Verlichting 18e eeuw (Kant, Voltaire, Beccaria): kritiek op vormen van autoriteit, belang van
zelfstandig denken en rationaliteit benadrukken
+ natuurrecht (Locke): mens heeft van nature bepaalde rechten (leven, vrijheid en eigendom) > als
de overheid natuurlijke rechten systematisch schendt, dan hebben de burgers een recht op
verzet
= explosief mengsel
Natuurrecht 18e eeuw Rousseau: Contract Social van 1762
Eén natuurlijk recht: vrijheid (= als je uitsluitend bent gebonden aan regels die je zelf hebt
opgelegd.
Volkssoevereiniteit > volk is bevoegd om wetten te maken > zelfwetgeving
Enige bron van recht: wetten die door de volksvergadering zijn vastgesteld. Volksvergadering moet
zich laten leiden door de volonté génétale (algemene wil/belang) > wetten moeten algemeen zijn >
gelijkelijk gelden voor iedereen
> exclusiviteitsgedachte (= kenmerkend voor codificaties)
Invloed van natuurrecht op codificatie:
- natuurrechtelijke ideaal van rechtsgelijkheid gerealiseerd door codificatie: één wetboek voor alle
burgers
- natuurlijke recht op vrijheid > zelfwetgeving > geen recht buiten de wet (exclusieve gelding
codificatie)
- systematiek natuurrecht vormt blauwdruk codificaties (van algemeen naar bijzonder)
Spanning natuurecht en codificatie:
- natuurrecht geldt ongeacht erkenning door overheid i.t.t. codificatie: juist afhankelijk van
erkenning (constitutief element)
- natuurrecht heeft universele gelding, i.t.t. codificaties: hebben juiste nationaal karakter
(uitdrukking bepaalde rechtscultuur)
- natuurrecht gericht op fundamentele normen, i.t.t. codificaties: ook veel praktische/specifieke
regels (bijv verkeersvoorschriften)
Natuurrecht heeft codificaties mogelijk gemaakt, maar codificaties hebben vervolgens natuurrecht
overbodig gemaakt: nationale codificatie ondermijnen geloof in universeel natuurrecht
Aanspraak op exclusieve gelding codificatie voedt wetspositivisme: codificatie als enige bron van
recht (hoogtijdagen wetspositivisme 19e eeuw en eerste helft 20ste eeuw)
Na verschikkingen WO2: herleving natuurrecht in vorm van ‘mensenrechten’: mensenrechten
fungeren als inhoudelijke toets voor geldigheid positieve recht (materieel rechtsbegrip)
Hoorcollege 2 (oud)
Natuurrechtsgeleerden (17 en 18e eeuw)
Leerdoelen:
- het natuurrecht als rechtswetenschap
- afleiding more geometrico van het recht: rationele deductie uit axioma’s
- Hugo de Groot (Grotius), De iure belli ac pacis
- betekenis voor de rechtswetenschap
, Hugo de Groot (1583-1645 = tijdens tachtigjarige oorlog), Over het recht van oorlog en vrede
(1625)
Vader van het natuurrecht?
natuurrecht was veel ouder (Grieks, Romeins, Thomas van Aquino, School van Salamnca
(16e eeuw))
Hugo de Groot:
- systematische uiteenzetting van het natuurrecht
- juridische context
- menselijke rede (natuurrecht los van godsdienst)
Decartes: ik denk dus ik ben = een axioma
Vanuit dat axioma worden wiskundige beredeneringen gedaan (deductie)
Hugo de Groot begint met stellen dat niemand voor hem een alomvattende en systematische
behandeling van het recht tussen volken heeft geschreven
Carneades ontkent dat natuur een bron van recht kan zijn (mensen hebben zichzelf uit
eigenbelang regels opgelegd die wisselden naar zeden en eerder vaak gewijzigd)
De Groot weerlegt dat dmv een ander mensbeeld: een mens heeft verschillende eigenschappen,
een daarvan is zijn gemeenschapszin. Dat zorgt voor natuurlijke geneigdheid om eigenbelang opzij
te zetten, om te zorgen voor een gemeenschap.
Bij dieren en kinderen komen de regels van buiten, want ze zijn niet in staat om zelfstandig een
geordend leven tot stand te brengen.
De volwassen mens heeft naast een gemeenschapszin, ook het vermogen te begrijpen en te
handelen volgens algemene regels. Ze mens heeft interne intelligentie
Natuurrecht sluit aan bij de mens als sociaal en verstandelijk en rationeel wezen.
Mos geometricus: vinden van het recht more geometrico: logische deductie (afleiding) it een
beperkt aantal axioma’s
Axioma = onweerlegbaar beginsel
Kenmerkend voor het natuurrecht als rechtswetenschap
afleiding more geometrico/op meetkundige wijze (volgens mos geometricus) van het recht:
rationele deductie uit axioma’s
Betekenis van het natuurecht voor de rechtswetenschap:
recht als samenhangend systeem
universeel, alomvattend recht naast het Romeinse recht; kritiek
Week 2 Romeinse rechtswetenschap en de Justiniaanse codificatie
H3 Codificatie en het Romeinse recht
3.1 Imperium et lex
21 april 753 vC: stichting Rome door Romulus en Remus. (Romulus vermoordde Remus en werd
koning van Rome)
Romulus ontleende zijn macht, imperium, aan toestemming van de goden.
Het van de goden afkomstige imperium omvatte de wetgevende, uitvoerende én rechterlijke
macht.
edict = wet door de koning/imperium zelfstandig
lex (mv leges) = wet door volksvergadering (comitia)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annalaagland. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.