SAMENVATTINGEN
BKVW
HOOFDSTUK 1 Het onderwerp van het staats- en bestuursrecht
1.2
Rechtsorde: formeel recht procedurele normen (rechtsregels die de handhaving van het materiele
recht bestrijken)
Materieel recht inhoudelijke normen (hoe mensen zich naar elkaar horen te gedragen)
SBR Publiek recht
Feitelijke handelingen en rechtshandelingen = verandering in wereld van het recht. Vaak zijn deze
besluiten eenzijdig bindend (zeker de publieksrechtelijke).
Eenzijdig bindende besluiten zijn het basismateriaal van de SBR, de organisatorische structuur van de
overheidsorganen zijn geregeld in de Grondwet, of organieke wetten (tot stand gekomen in opdracht
van de Grondwet).
1.3
Eenzijdig bindende overheidsbesluiten: men moet zich aan het besluit houden, of men nu wil of niet.
Overheidsbesluiten: algemeen verbindende voorschriften (geldt altijd), beschikkingen (specifiek
geval), beleidsregels (hoe een orgaan beleid uitvoert), plannen, vonnissen etc. etc. Meestal eenzijdig
bindend!
1.4
Behoefte aan bindende besluiten functioneren van een staat. Wel collectief budget nodig om
gemeenschapsvoorzieningen te kunnen hebben.
1.5
Onderlinge wisselwerking van burgers groot? Dan behoefte aan bindende regelingen, ook om
zwakkeren te beschermen. Is een besluit omstreden? Dan kan deze het beste door een belangrijk
orgaan uitgevoerd worden dat alle voor- en nadelen heeft afgewogen etc. Omstreden besluiten worden
soms ook voorgelegd aan burgers voor instemming (bv ruimtelijke bestemming gemeente). Elk
eenzijdig besluit is omstreden, want er worden regels gemaakt waar degenen die er mee te maken
krijgen niks over kunnen zeggen. Maar het is natuurlijk wel noodzakelijk.
,NIKKI SPIES - 6861059
1.6
Kernprobleem: eenzijdige bindende overheidsbesluiten dienen worden gemaakt door bevoegde
instanties en de besluiten moeten AANVAARDBAAR zijn voor degenen die door de besluiten
worden gebonden. Aanvaardbaar: gebaseerd op normatieve opvatting omtrent wat redelijkerwijze
aanvaard dient te worden (meerderheid van de volksvertegenwoordigers zijn het ermee eens en er
wordt rekening gehouden met minderheden): gelijkheid burgers waarborgen. Aanvaardbaar zijn is dus
normatief gekleurd en kan zorgen voor spanningen.
Grondslagen van ons staatsbestel: rechtsstaat en democratie.
HOOFDSTUK 2 Historische ontwikkeling
2.1
De staat is redelijk recent, in de Middeleeuwen had Gods vertegenwoordiger alle macht en was er
geen ruimte voor tegenspraak. Ook had je in die tijd het idee dat de vorst beperkte bevoegdheden had
omdat zijn mogelijkheden werden beperkt door het natuurrecht en dat hij alleen tbv de gemeenschap
mocht handelen en niet voor alleen persoonlijk belang (onderscheid tussen legitieme vorst en tiran). In
feite had elke vorst leenheren en leenmannen nodig om het rijk te besturen, hieruit voort kwam de
adel.
Feodalisme: wederzijdse rechten en plichten in de contractuele relatie van leenmannen en leenheren.
Investituursstrijd macht paus en keizer neemt af. Vorsten claimen eigenmacht op hun grondgebied.
Hervorming: godsdienstconflicten. Alleen de vorst kan vrede opleggen, maar dan wel met heel veel
macht in zijn handen. Vorst krijgt weer meer macht. Recht wordt positief recht, het product van
doelbewuste rechtsschepping (recht dat hier en nu geldt).
2.2
Het ontstaan van de verzetsleer (bv PvV) als reactie op het misbruiken van de macht door de vorst.
John Locke: ieder persoon onafhankelijk individu, met een contract met de staat, waar ze zich beiden
aan moeten houden.
2.3
Vanaf 17/18e eeuw wetten vastgelegd, met als uitgangspunt individuele vrijheid (klassiek-liberale
rechtsstaat).
- Legaliteitsbeginsel: vrijheid van individu werd hoofdregel, maar moest wel begrensd worden
adhv duidelijke wetten, zodat de overheid niet aan willekeur kon doen.
- Machtsverdeling: om ervoor te zorgen dat de overheid niet alle macht kreeg en er subjectief
gebruik van maakt, bedacht Montesquieu de scheiding der machten. In NL niet zuiver
doorgevoerd, maar wel sprake van macht beperking en checks en balances.
- Grondrechten: de staat dient ieder individu zodat het vrij kan zijn. Gelijkheid voor iedereen,
vrijheid van godsdienst, staat mag zich niet bemoeien met de inrichting van het leven van
burgers, scheiding van kerk en staat (wat leidde tot een grote verscheidenheid in godsdiensten
in NL).
- Rechterlijke controle: als logisch gevolg op machtenscheiding en om toe te zien op het
legaliteitsbeginsel en de grondrechten. Onafhankelijke derde ter controle van o.a. het
overheidsoptreden.
2.4 De democratische rechtsstaat
,NIKKI SPIES - 6861059
HOOFDSTUK 3 Eisen van de rechtsstaat. Overzicht en samenhang
3.1 Het legaliteitsbeginsel
Tegen het eind van de 18e eeuw werd macht een bevoegdheid en alleen geoorloofd zodra er een
rechtsregel was die daartoe grondslag gaf. Toen werd er ook positief recht ingesteld: dat op dat
moment werd gemaakt door een rechtsschepper, en niet alleen maar recht dat voortkwam uit traditie.
Parlement en regering werden wetgever.
Inhoud van de rechtsregels werd ook belangrijk. Rechtsgelijkheid en rechtszekerheid werden
belangrijke begrippen. Wetgever moest zelf ook gebonden zijn aan de wet, met constitutionalisme.
Onze grondwet is heel moeilijk te wijzigen, zodat de wetgever niet willekeurige beslissingen kan
nemen.
Constitutie: geheel van regels dat de grondslagen van het staatsbestel bevat.
Grondwet: wet met een hoger rechtskarakter.
Algemene wet bestuursrecht (algemene wet voor het bestuurshandelen): hiermee is orde geschapen in
de chaos in de bestuursrechtelijke wetgeving. Er is eenheid in de afzonderlijke beleidsterreinen van het
bestuursrecht aangebracht. Het Awb is nog langer niet af. Awb bevat informatie over het
operationaliseren van het beleidsbeginsel, over de beleidsregelgeving en algemene beginselen van
behoorlijk bestuur etc. etc.
3.2 Machtsverdeling
Drie verschillende, onafhankelijke organen die evenwichtig zijn met elkaar en hebben elkaar nodig. Er
is sprake van checks and balances.
3.3 Grondrechten
Ooit bedacht na het aantasten van de burgerlijke vrijheden en rechten, maar nu algemeen
geaccepteerd.
3.4 Rechterlijke controle
Burgerlijke geschillen oplossen en het overheidsoptreden controleren. Tegenwoordig wordt ook het
(commune) privaatrechtelijke optreden van de overheid getoetst. Door de onderworpenheid van de
overheid aan het privaatrecht kan de burger verhaal halen en naar de rechter stappen.
3.5 Overzicht en samenhang van rechtsstatelijke vereisten
Alle rechtsstatelijke vereisten hangen nauw met elkaar samen, overlappen elkaar en zijn onderling
verbonden. Ze versterken elkaars functie en controleren ze.
HOOFDSTUK 5 Machtsverdeling
5.1 Machtsverdeling en het model van Montesquieu
Tijdens de middeleeuwen (feodale standenstaat) was er een redelijke machtsverdeling. Tijdens het
absolutisme viel dat bijna compleet weg. Tegenwoordig is de machtenscheiding er zodat nieuw recht
tussen Koning en volksvertegenwoordiging tot stand wordt gebracht en de rechter kan toetsen of er
aan de wet gehouden wordt.
5.2 Machtsverdeling in de oorspronkelijke Nederlandse opzet
Onder Koning Willem I was er een redelijke machtsverdeling, maar de rechter kon niet optreden tegen
overheidshandelen.
, NIKKI SPIES - 6861059
5.3 Machtsverdeling en legaliteitsbeginsel
Doorvoering van het legaliteitsbeginsel betekende dat de Koning niet zomaar zelf meer mocht
handelen. Machtsverdeling kreeg een ander karakter.
HOOFDSTUK 8 Eisen van de democratie
8.1 Gerichtheid en eisen van de democratie
De gerichtheid van het democratisch principe: - democratie draagt bij aan de menselijke zelfbepaling
– het verschaffen van legitimiteit aan bevoegdheidsuitoefening van de overheid.
Legitimiteit in normatieve zin: regels zijn rechtvaardig en de uitvaardigers zijn terecht tot hun
handelen gemachtigd.
De opdracht van gezag hoort overeen te komen met de instemming van de burgers.
Democratie is een ruim begrip, maar we zijn het wel over het algemeen eens over de minimumeisen:
Ieder heeft recht op actief kiesrecht, passief kiesrecht, recht op streven naar machtsverwerving, recht
op politieke grondrechten, vertegenwoordigende colleges hebben invloed op de besluitvorming, er is
openbaarheid van besluitvorming, in besluitvorming wordt de meerderheidsregel gehanteerd en de
rechten van minderheden worden gerespecteerd.
8.2 Actief kiesrecht
NL representatieve democratie iedereen mag stemmen.
Evenredige vertegenwoordiging een politieke partij krijgt een aantal zetels naar verhouding van de
op haar uitgebrachte stemmen. Kabinetsformatie is hierdoor lastig.
Kiesdeler: het aantal stemmen benodigd voor het behalen van één zetel. Verhoogde kiesdrempel is er
niet, dus die is gelijk aan de kiesdeler.
Districtenstelsel is mogelijk, ook bij onze eis dat de Staten-Generaal moet worden gekozen op
evenredige vertegenwoordiging. Tot 1917 een meerderheidsstelsel in NL: kandidaat uit een district
gekozen als hij de absolute meerderheid had.
Onze kieswet kent een lijstenstelsel: bepaalde persoon op een lijst meer stemmen dan de kiesdrempel,
dan gaan de overige stemmen naar de volgende op de lijst. Personenstelsel: personen van jouw keuze
op volgorde plaatsen.
8.3 Passief kiesrecht
Het recht gekozen te worden. Door het stelsel van EV werden veel partijen opgericht in de 19 e eeuw:
er was namelijk strijd tussen links en rechts en met EV kon ieder zelfstandig opereren en kans maken
op veel zetels.
Vrij mandaat: een afgevaardigde kan door zijn partij niet gedwongen worden op een bepaalde manier
te stemmen. Ze hoeven zich niets door hun kiezers of partij te laten zeggen. Maar zijn ze wel zo vrij?
8.4 Streven naar machtsverwerving legitiem
Kenmerkend voor een democratie is dat oppositiepartijen het recht hebben om politieke macht te
verwerven. Zelfverdediging: onze staat heeft recht en plicht zich te verdedigen tegen dreiging van
opheffing van binnenuit, aanslagen op de democratische orde. Partijverbod mag echt alleen een laatste
redmiddel zijn, want dat lijkt op dictatuur. Het OM vervolgt sinds de jaren negentig wel meer partijen,
maar dan vanwege een overtreding van de strafwet discriminatie etc.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nikki2410. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.53. You're not tied to anything after your purchase.