Referentiewaarden:
TSH 0.35-5.00 mU/L
FT4 10-22 pmol/L
Niet alcoholisch = ALAT hoger dan ASAT, alcoholisch = ASAT hoger dan ALAT en γ GT verhoogd
Na 135-145 mmol/L
K 3.6-5.0 mmol/L
, MODULE 1
HOORCOLLEGE 1 – ENDOCRIENE BASISBEGRIPPEN
Een klier maakt stoffen - hormonen - en dit wordt aan het bloed afgegeven. Er zitten dan op een plek in het lichaam
receptoren voor deze stofjes. De binding zorgt ervoor dat er iets verandert. Er zit dus ergens een klier en op een
andere locatie vindt het effect plaats. Dit kan paracrien - weefsel ernaast of endocrien op grotere afstand. Een
neurotransmitter wordt lokaal afgegeven en komen dan receptoren tegen in bijvoorbeeld de synapsspleet. Soms
kunnen neurotransmitters als hormoon werken. Hormonen werken op basis van sensitiviteit (zijn er receptoren?) en
neurotransmitters op een specifieke plek.
Er zijn veel klieren bekend
- Hypofyse - Vet
o ACTH/GH/LH/FSH/PL/TSH/OT/ADH o Leptine
- Thymus - Maag
o Thymuline, thymoduline o Ghreline, gastrine
- Schildklier - Darm
o T3/T4, calcitonine o GLP-1, NPY, PP, PYY, serotonine
- Bijschildklier - Lever
o PTH o IGF1, IGF2
- Pancreas - Bot
o Insuline/glucagon o FGF-23
- Maag - Bijnier
o Ghreline/gastrine o Cortisol, aldosteron, adrenaline
- Gonaden - Nier
o Testosteron, AMH, Inhibine = testis o Renine
o Oestradiol, progesteron, AMH, inhibine = ovaria
De hormonen worden getransporteerd in de bloedbaan. Dit kan vrij of eiwit gebonden. Het is afhankelijk van de
polariteit. Vetachtige stoffen (steroïden etc) hebben een eiwit nodig om goed op te lossen in de bloedbaan. Dit zit aan
een eiwit (cortisol/vitamine D, T4). Ze omsluiten de vetachtige stof en kunnen dan getransporteerd worden. Veel
stoffen zijn gebonden, sommige zijn vrij. Dit is een continu proces van uitwisseling. De biologisch actieve vorm zijn de
vrije vormen, dit is vaak maar 0,02-3%. Sommige stoffen zijn zo polair dat ze goed in water oplossen
(eiwitten/peptiden), er zijn daar soms wel bindende eiwitten voor maar met een andere rede.
De binding op de receptor is een hele specifieke en sterke binding. Uitzonderingen zijn HCG (ook op LHR/TSHR) en
cortisol op en MR. Dit zijn vormen van kruisreactiviteit. Het resultaat van de binding wordt bepaald door de hormoon
en de receptor.
Classificatie
Dit is vaak op chemische structuur;
- Aminozuurderivaten
o Thyroxine
o Adrenaline
o Melatonine
- Peptide hormonen
o Polair
o TSH, LH, FSH, ACTH, GH, prolactine, ADH, oxytocine
- Lipiden derivaten
o Afgeleid van cholesterol
o Prostaglandines
o Testosteron, oestradiol, vitamine D
Transport en binding
Peptiden en eiwitten kunnen opgelost worden. Het eiwit kan niet door de lipide bilaag heen dus de receptoren zitten
in de celwand, binden het hormoon en zorgen ervoor dat het signaal getransporteerd wordt naar de kern. De vette
stoffen kunnen wel over deze laag en binden daarmee intracellulair. De vetachtige stoffen kunnen vrijelijk migreren,
binden aan een cytoplasmatische receptor en migreren dan in zijn geheel naar de kern waar het op een response
,element gaat zitten en zorgt voor het afschrijven van een gen. De peptidehormonen binden aan een receptor in de
celwand zelf. Dit zorgt dan voor de activatie binnen de cel via een cascade. Er zijn ook hormonen die pas in de nucleus
aan een receptor binden.
Hormonen wordt niet altijd continu afgegeven, het wordt pulsatiel afgegeven en soms is er ook nog een ritme.
Groeihormoon en prolactine worden voornamelijk ’s nachts afgegeven terwijl cortisol in de nacht toenemend wordt
aangemaakt met een piek net voor het ontwaken.
Hormonen spelen ook een rol tijdens de groei; testosteron zorgt dat er geslachtsorganen uit wolffian ducts worden
gevormd en AMH om mullerian te remmen zodat het een mannelijke ontwikkeling volgt. Testosteron heeft een effect
op de epidydymis, vesicula seminalis en ductus deferens. DHT is belangrijk voor de externe genitalia en de pubis
beharing.
Meetmethodes
Hormonen komen in hele kleine concentraties voor in het bloed en vereisen daarmee speciale versterkingstechnieken
om genoeg signaal te kunnen meten. Enzymatische verserking kan met HRP/AF labels zoals bij ELISA. Vaak wordt er
luminescentie met een lichtsignaal en soms fluorescentie gebruikt. Soms wordt er ook nog gebruik gemaakt van een
speciale voorbewerking of meettechniek zoals LCMSMS
Immunoassays
Er zijn twee typen competitie en sandwicht. Bij de competitie is er een compeititie tussen het hormoon en
toegevoegde gelabelde hormoon. Voorbeelden zijn RIA, FIA en EIA. Dit is goed voor kleine moleculaire stoffen en
eventuele kruisreacties zijn mogelijk. Bij een sandwich assay wordt het hormoon gesandwiched tussen twee
antistoffen. Het tweede antistof is gelabeld waardoor deze gemeten kan worden. Voorbeelden zijn IRMA, ILMA en
IFMA. Doordat er twee antistoffen worden gebruikt, wordt de selectiviteit vergroot.
LC-MS/MS
LC-MS --> ionisatie --> selectie --> ongeladen weg --> fragmenteren -->
bekijken.
Referentiewaarden
Referentiewaarden worden genomen van het centrale 95% gebied, -2/+2SD.
2,5% van gezonde personen eronder/erboven. Bij hormonen is dit lastig want
het verschilt per leeftijd of moment van de dag, het is dus belangrijk om te
weten wanneer en bij wie de waarde gemeten is.
Endocriene regulatie – receptor dysregulatie
Acromegalie is een voorbeeld waarbij er een autonome productie van GH in de
hypofyse is. IGF-1 heeft normaal een feedback welke nu afwezig is. Het gevolg
is de groei van weefsels als tong, kaak, vingers en voeten. Overmatige transpiratie en uit elkaar staande tanden zijn
ook mogelijk. Het kan getest worden door een GTT; glucose toediening zou normaliter GH laten dalen maar dat
gebeurt hier niet. Het wordt vaak veroorzaakt door een macro-adenoom, dit kan met een MRI aangetoond worden.
Disregulatie bij de schildklier.
TRH à TSH à T4/T3. Oestrogenen stimuleren dit, glucocorticoïden/GH/dopamine kan dit juist remmen. Bij primair
hypothyroïdie is er een verminderde T4 afgifte dus verminderde feedback en verhoogd TRH/TSH. Bij een primair
hyperthyroïdie is er juist verhoogde T4 en daarmee feedback dus verlaagde TRH en TSH. Bij deze mensen is er sprake
van een opgejaagd gevoel etc.
Bijnier
Normaliter wordt CRH afgegeven door de hypothalamus waardoor de hypofyse ACTH afgeeft en cortisol vrij laat uit de
bijnier. Een adenoom wat ACTH aanmaakt is te zien bij Cushings syndroom. Vergeleken met een normale patiënt zijn
er hogere concentraties en meer pulsen ACTH/cortisol te zien. Deze mensen hebben een opgeblazen gezicht, hoge
bloeddruk en nog veel meer klachten.
Ovariële as
Normaal wordt er GnRH door de hypothalamus afgegeven waarbij er LH en FSH afgegeven wordt door de hypofyse
die een effect hebt op de ovaria. Deze geven negatieve feedback in de vorm van inhibine A/B en E2/P4. Bij het
polycysteuze ovarium syndroom is hier een fout. Er zijn cysten op de eierstokken te zien, de ovulatie blijft uit en de
menstruatie blijft uit. Dit is een vorm van hyperandrogenisme.
, Androgeen insensitivity syndrome
Ook op receptor niveau kan er iets mis zijn. Hierbij werkt de receptor van de androgenen niet waardoor er interne
testis zijn bij een XY karyotype maar met vrouwelijke 2e geslachtskenmerken.
HOORCOLLEGE 2 - HYPOFYSE
Anatomie
De hypofyse bevindt zich in de sella turcica. Het wordt afgegrensd door een chiasma opticum.
Tussendoor komt de hypofyesteel vanuit de hypothalamus naar beneden. De sinus sphenoidalis
loopt vanaf de neusbijholte naar achter en ligt hier dus een beetje onder.
Een scan van de hypofyse wordt met name via de MRI gedan. Het is een klein orgaan van 1cm3.
De hypofyse steel licht op, de carotis vormt de cirkel van willis eronder. Dicht bij de hypofyse
lopen de N3/4/5/6 dus kan er bij een RIP een beknelling zijn van de oogzenuwen.
Embryologie
Uit het diencephalon ontstaat de neurohypofyse en uit neurectoderm ontstaat de voorkwab = adenohypofyse. Het
neurectoderm wordt ook wel het zakje van Rathke genoemd welke dus naar boven uitstulpts als het ware.
Voor de voorkwab komt zuurstofrijk naar de hypothalamus en komt vanuit de plexus samen door de hypofysesteel en
is dus minder zuurstofrijk. Dit vormt dus een soort portaal systeem Er moet genoeg zuurstof gegeven worden aan de
hypofysevoorkwab. Als er een bloeddruk daling is, kan dit dus een klap geven aan de hypofyse. In de voorkwab liggen
hormoon producerende cellen. In de achterkwab worden ACTH en OT afgegeven door neurosecretie. Hiertoe lopen er
axonen vanuit de hypothalamus naar de hypofyse waar het vervolges afgegeven wordt.
Hormonen
De voorkwab/adenohypofyse geeft de volgende hormonen af;
- Groeihormoon
- Prolactine
- TSH
o Thyroid hormoon = groei, differentiatie, energie
- ACTH
o Cortisol, aldosteron, androgenen
o Water en zout balans, ontsteking en metabolisme
- LH
- FSH
De achterkwab geeft alleen ADH en oxytocine af
Groeihormoon
Groeihormoon wordt pulsatiel afgegeven, het meten van een basale GH spiegel heeft daarmee geen nut. Het kan zijn
dat er dan net in een piek of dal gezeten wordt. Bij volwassenen zijn de pieken minder vaak en minder hoog. De
pieken lijken voornamelijk ’s nachts plaats te vinden.
Regulatie
Er zijn een aantal stimuli die de GH secretie verhogen; slaap, inspanning, vasten (ghreline) en bepaalde aminozuren.
Het groeihormoon wordt juist postprandiaal geremd; hyperglycemie, FFA en leptine. GH geeft in de lever IGF1
activatie en afgifte en dit heeft de perifere effecten op de weefsels. Voor groeihormoon zijn er ook receptoren maar
zijn minder belangrijk vergeleken met IGF1. Dit IGF1 kan wel gemeten worden omdat de waardes hiervan meer
constant zijn. De negatieve feedback is via IGF-1 op GH, somatostatine remt ook de afgifte van GH.
Prolactine
Prolactine is belangrijk voor melk afgifte en groei van de borstklier. Dit is niet het hele leven
nodig. Dopamine is dan een stof wat via bloed naar hypofysevoorkwab gaat en de
golactotrofe cellen onderdrukt. Dit zorgt ervoor dat er normaal geen melkproductie is. Als
prolactine wel wordt geproduceerd (waarbij er lichte stimulatie door TRH is), wordt de
gonadotrope as onderdrukt. Er is geen menstruatie in de vrouw en bij mannen is er minder
testosteron.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SanneAmber. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.