100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Tandheelkunde Cyclus 1.1.4 Fysiologie WEEK 18 (LTK 1.2) RUG Bachelor 1/ Propedeuse Collegejaar (nieuw curriculum) $10.35   Add to cart

Summary

Samenvatting Tandheelkunde Cyclus 1.1.4 Fysiologie WEEK 18 (LTK 1.2) RUG Bachelor 1/ Propedeuse Collegejaar (nieuw curriculum)

 13 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Uitwerkingen van de kennisclips van Cyclus 1.1.4 Fysiologie WEEK 18 (LTK 1.2 De Gezonde Mens) aan de Rijksuniversiteit Groningen uit Bachelor 1/ Propedeuse Collegejaar .

Preview 10 out of 61  pages

  • August 24, 2023
  • 61
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
KENNISCLIP ENDOCRIENE REGELINGEN: INTRODUCTIE EN TYPEN HORMONEN

Er zijn verschillende regelsystemen.
Er zijn vele verschillende fysiologische processen betrokken bij homeostase.
Bepaalde regelcentra kunnen fysiologische processen aansturen.
Aansturing kan via:
- neuronen
- hormonen




Verschil tussen aansturing via neuronen en via hormonen is hoe het signaal wordt overgebracht.
Via neuronen gaat het via een elektrisch signaal.
Neuronaal is sneller.
Neuronaal is via een elektrisch signaal.
Via neuronen signalering zal het veel weefselspecifieker gaan.
Synaps zal heel lokaal neurotransmitter losmaken.
Zenuwcellen hebben een zeer beperkte neurotransmitter.
Aangezien ze toch maar een bepaald lokaal gebied treffen.
Via neuronale weg is aansturing specifieker dan via het bloed.
Via hormonen gaat het via het bloed.
Het bloed komt bij elk verschillende cel uit.
Dus het zal alle cellen bereiken.
Elk hormoon dat raakt elke cel.
Dus voor elk verschillende functie is er ook een verschillend hormoon nodig.
Als 1 hormoon meerdere verschillende functies zal aansturen, dan zal de productie van dat hormoon
tegelijkertijd die verschillende functies aansturen.
Hierdoor kan er geen onderscheid meer worden gemaakt tussen die twee.
Hormonaal is systemisch.
Hormonaal is trager.

,Er zijn 2 verschillende soorten hormonen:
1. wateroplosbaar/ hydrofiel
2. vetoplosbaar/ hydrofoob

Er zijn verschillende soorten wateroplosbare/ hydrofiele hormonen:
- peptidehormonen
(insuline, glucagon en eiwitstructuren)
- catecholamines
(adrenaline (A), noradrenaline (NA) en tyrosine hormonen)
Insuline en glucagon zijn eiwitstructuren.
Eiwitstructuren lossen altijd heel goed op in bloed.
Catecholamines zijn derivaten van tyrosine.
Adrenaline en noradrenaline zijn derivaten van tyrosine.

Er zijn 2 soorten vetoplosbare/ hydrofobe hormonen:
1. steroïdhormonen, derivaten cholesterol
2. schildklierhormonen (tyrosine-hormonen)
Steroïdhormonen worden oa gemaakt in de:
- bijnieren
- gonaden (voortplantingsorganen)
Schildklierhormonen zijn net als die catecholamines (wateroplosbare/ hydrofiele hormonen).
Schildklierhormonen zijn ook derivaten van tyrosine.

,Geen tt stof:
Schildklierhormonen hebben 2 benzeenringen.
Catecholamines hebben 1 benzeenring.
Benzeenring zorgt ervoor dat een hormoon slechter zal oplossen in water.
Benzeenring zorgt ervoor dat een hormoon vetoplosbaar is.




Verschil in hydrofiel en hydrofoob hormoon beïnvloedt hoe het hormoon kan binden aan receptoren in de
doelcellen.
Celmembraan bestaat voornamelijk uit fosfolipiden.
Fosfolipiden zijn vetten.
Celmembraan is eigenlijk een grote vetlaag als het ware.
Vetoplosbare/ hydrofobe hormonen kunnen door de celmembraan.
Vetoplosbare/ hydrofobe hormonen binden aan een receptor in de cel:
- in de cytoplasma
- in de celkern
Vetoplosbare/ hydrofobe hormonen kunnen niet goed oplossen in het bloed.
Vetoplosbare/ hydrofobe hormonen moeten binden aan bepaalde hulpstofjes om getransporteerd te kunnen
worden in het bloed.
Hulpstofjes zijn altijd eiwitten.
Protein carriers dienen als hulpstofjes.
Protein carriers binden aan vetoplosbare/ hydrofobe hormonen, zodat deze hormonen toch kunnen worden
vervoerd in het bloed.
Doordat die vetoplosbare hormoon gebonden zijn aan bindingseiwitten/ protein carriers, zullen ze:
- minder makkelijk worden uitgescheiden via de nieren
- minder makkelijk worden gemetaboliseerd door de lever

,Bindingseiwitten/ protein carriers zorgen ervoor dat de hormonen langer in de bloedcirculatie.
Bindingseiwitten/ protein carriers zorgen voor een langere halfwaardetijd.
Halfwaardetijd is hoe lang het duurt voordat er de helft van de hormonen wordt afgebroken.
Afbraak van vetoplosbare/ hydrofobe hormonen duurt langer voordat het afgebroken wordt vanwege
bindingseiwitten/ protein carriers.
Wateroplosbare/ hydrofiele hormonen kunnen niet door de celmembraan heen.
Dit zorgt ervoor dat de wateroplosbare/ hydrofiele hormonen eerst moeten binden aan een receptor op de
celmembraan.
Wateroplosbare/ hydrofiele hormonen kunnen wel goed oplossen in het bloed.




Wateroplosbare/ hydrofiele hormonen binden aan een receptor.
Binding aan een receptor zet verschillende cascades aan:
- enzymen worden actief
- fosforylering
- bindingen worden gevormd
- dingen worden afgebroken
Uiteindelijk kunnen de stappen een bepaald effect veroorzaken.
De cascades gebeuren via 2nd-messengers.
2nd messengers zijn:
- Ca2+
- cAMP
Bij wateroplosbare/ hydrofiele hormonen is er sprake van metabotrope receptoren.
Metabotrope receptoren activeert signaalcascades.
Receptoren van wateroplosbare/ hydrofiele hormonen zijn metabotroop.

,Cascades kunnen verschillende mate van complexiteit hebben.
Zo zijn er:
- vrij eenvoudige endocriene reflex
- complexere neurale reflex
- ingewikkelde regulering van endocrien reflex
Bij eenvoudige endocriene reflex wordt er gedetecteerd in het bloedplasma (mbv receptoren).
Bloedplasma is onderdeel van het interne milieu.
De receptoren detecteren de hoeveelheid van een bepaalde stof.

,Bv bij de hoeveelheid Ca2+ als respons hierop wordt er een hormoon vrijgemaakt. Dat hormoon zal in vrijwel
alle gevallen ervoor zorgen dat het stofje een bepaalde hoeveelheid heeft. Bij te veel wordt er minder gemaakt,
bij te weinig wordt er meer gemaakt.
Wat complexere neurale reflex is als een hormoon wordt vrijgemaakt als reactie op neurale input.
Een bekend voorbeeld is via de sympathicus. Sympathicus gaat direct naar de medulla van de bijnier en daar zal
zorgen voor de vrijkomen van noradrenaline en adrenaline (noradrenaline en adrenaline zijn naast
neurotransmitters ook hormonen die in het bloed vrijkomen).
Ingewikkelde regulering van endocrien reflex is erg complex.
Ingewikkelde regulering van endocrien reflex heeft veel verschillende stapjes.
Hypothalamus is hierbij betrokken.
Hypothalamus maakt een hormoon.
Hormoon bindt weer aan een receptor van de volgende hormoonklier in deelhypofyse.
Deelhypofyse gaat als reactie weer een hormoon maken.
Hormoon bindt aan de receptor van een volgende hormoonklier.
En dan gaat dat weer een hormoon maken.
Er is sprake van een complexere regelkring.

,Bij het rechtse schema is er sprake van een bepaalde feedback.
Hormoon heeft een remmend effect op de productie van het hormoon.
Bij grote hoeveelheden van het hormoon, wordt er minder van het hormoon geproduceerd.
Bij kleine hoeveelheden van het hormoon, wordt de hypothalamus en adenohypofyse minder geremd.
Dit leidt weer tot productie van het hormoon.
Bij hormonen is er altijd sprake van negatieve feedback (stabilisatie).
Hoe meer er van het hormoon is, des te minder van het hormoon wordt gemaakt.
Het zal altijd zichzelf gaan stabiliseren.
Bij minder van het hormoon, wordt er meer gemaakt.
Bij meer van het hormoon, wordt er minder gemaakt.

,KENNISCLIP ENDOCRIENE REGELING: NEUROHYPOFYSE EN ADH

2 klieren waar er niet over wordt gesproken zijn:
1. pijnappelklier
2. gonaden
Pijnappelklier bevindt zich bovenin in de hersenen.
Pijnappelklier maakt melatonine.
Melatonine is ook wel bekend als het slaaphormoon.
Gedurende de dag neemt de concentratie melatonine toe.
Melatonine helpt bij in slaap komen.
Melatonine kan worden voorgeschreven voor mensen die lijden aan slapeloosheid.
Gonaden zijn ovaria en testes.

Belangrijke endocriene klieren zijn:
- hypothalamus
- neurohypofyse
- adenohypofyse
- (bij)schildklier(en)
- bijnieren
- pancreas

,Hieronder zijn de hypothalamus en neurohypofyse zichtbaar.
Hypothalamus detecteert en regelt veel processen van het autonome zenuwstelsel.
Hypothalamus speelt ook een hele belangrijke rol bij endocriene regelingen.
Hypothalamus maakt meerdere hormonen.
2 hormonen worden gemaakt in de klieren in de hypothalamus (lichtblauw en paars).
De 2 hormonen door de hypofyse zijn:
1. oxytocine
2. ADH
Oxytocine geeft positieve feedback.
Oxytocine is belangrijk bij:
- geboorte
- melkproductie
ADH is een antidiuretisch hormoon.
Deze 2 hormonen worden doorgegeven aan de neurohypofyse.
Deze 2 hormonen zijn neurohormonen.
Na productie worden de 2 hormonen vrijgemaakt door neuronen.
De 2 hormonen worden via de neuronen langs het hypofysesteel afgegeven aan de neurohypofyse.
In de neurohypofyse komen die hormonen vrij.
De hormonen worden vervolgens afgegeven aan het bloedvat.
Dus het is goed om te realiseren dat de neurohypofyse zelf geen hormonen maakt.
Neurohypofyse geeft puur de hormonen door die in de hypothalamus zijn gemaakt.
In de neurohypofyse wordt geen hormonen gemaakt.




ADH staat voor antidiuretisch hormoon.
Diureren is een deftig woord voor plassen.
ADH is dus eigenlijk anti plas hormoon.
Veel ADH zorgt voor weinig plassen.
Weinig ADH zorgt voor veel plassen.

, 2 dingen die belangrijk zijn bij ADH zijn:
1. ADH komt door 2 stimulus vrij:
- waterverlies of zoutinname leidt tot hoge plasmaosmolariteit
- extreem laag bloedvolume (mbv drukreceptoren)
Hoge plasmaosmolariteit wil zeggen dat er veel deeltjes in een bepaalde hoeveelheid bloedplasma zitten.
Als de plasmaosmolariteit hoog wordt, dan wordt er veel ADH gemaakt.
Osmoreceptoren bevinden zich in de hypothalamus.
Osmoreceptoren kunnen plasmaosmolariteit detecteren.
Bij hoge plasmaosmolariteit krimpen de osmoreceptoren.
Bij hoge plasmaosmolariteit is er sprake van veel ADH.
Bij lage plasmaosmolariteit zwellen de osmoreceptoren op.
Bij extreem laag bloedvolume zijn er drukreceptoren die zorgen voor stimuli.
Drukreceptoren bevinden zich in de atria.
Er is geen sprake van hoge plasmaosmolariteit.
Er is sprake van heel weinig volume.
Drukreceptoren meten weinig volume en weinig druk.
De osmolariteit is de belangrijkste factor van de 2.
Dan wordt ADH aangemaakt.
2. ADH wordt gemaakt in de hypothalamus.
ADH wordt afgegeven aan de neurohypofyse.
Veel ADH betekent weinig plassen.
Veel ADH betekent veel water vasthouden in de verzamelbuis van de nieren.




In de verzamelbuis van de nieren doet ADH wat.
Bij geen ADH is de osmolariteit vrij laag (middelste afbeelding).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RUGtandheelkundestudent20222023. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73314 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.35
  • (0)
  Add to cart