PB2102 ouderenpsychologie: samenvatting ouderenpsychologie van de premaster levenslooppsychologie. Met de samenvatting en het doornemen van de Youlearn omgeving, zou slagen geen probleem moeten zijn.
PB2102 ouderenpsychologie
1. Inleiding ouderenpsychologie
Ouderdom is het resultaat van een maatschappelijk krachtenspel waarin politiek, media, bedrijven en ook
ouderen zelf een rol spelen.
1.1 Ouderenpsychologie en beeldvorming over ouder worden
Hoofdstuk 1: Ouder worden en ouderenpsychologie
2. wat is oud?
Kinderen en jeugdigen (0 – 20 jaar)
Volwassenen (begin 20 tot 65)
Ouderen (65+)
Er moet meer aandacht zijn voor de inhoudelijke aspecten van ouder worden als proces, i.p.v. aan ouderdom
en kalenderleeftijd. Nieuwe cohorten worden anders oud dan vooroorlogse cohorten.
Diversiteit binnen cohorten (vrouwen hogere levensverwachting dan mannen)
Sociaaleconomische verschillen (hoogopgeleiden langer als laagopgeleiden)
Migratieachtergrond slechtere gezondheid
Individuele verschillen
3. ontwikkelingen in visie op gezondheid en zorgbeleid
Healthy aging model WHO: gezond ouder worden is van belang voor iedereen om het functioneren zoveel
mogelijk te bevorderen en te behouden. (Toenemende aandacht voor veerkracht, zingeving en welbevinden.)
4. ouderenpsychologie
Contextual lifespan theory for adapting (knight en pachana)
Dit model helpt om benodigde aanpassingen te bepalen vanuit verschillende perspectieven en biedt
duidelijkheid over wat leeftijd met het probleem te maken heeft.
positive maturation en negative maturation
Specific challenges
Sociale context en bredere sociaalhistorische context
Invloed cultuur en
cohort op denken en
praten over problemen
5. professionalisering ouderenpsycholoog
De ouderenpsycholoog is de enige niet-medische academische behandelaar naast de klinisch geriater, de
ouderenpsychiater en de specialist ouderengeneeskunde.
In de jaren 80 formuleerde Baltes een aantal belangrijke principes. Levenloopontwikkeling is
multidimensioneel en multidirectioneel. (Fysiek, sociaal en psychologisch functioneren)
Disengagementtheorie:
gaat uit van goed ouder worden als een zich langzaam terugtrekken uit de samenleving en het leven, als
reactie op verminderde vitaliteit en het naderende levenseinde
Activitytheorie:
Gaat uit van goed ouder worden als een proces waarbij mensen willen blijven deelnemen aan het leven en de
samenleving
Ontwikkelingsregulatie: (Rowe en Kahn)
omgaan met ouder worden heeft 2 kanten. Enerzijds is er sprake van plasticiteit en aanpassingsvermogen,
anderzijds ook een zekere mate van autonomie en sturing.
Soc-model (paul en margaret baltes)
Selectie: mensen selecteren wat de belangrijkste dingen in het leven zijn
Optimalisatie: gedrag als doel om hogere niveaus van functioneren te bewerkstelligen
Compensatie: verlies of achteruitgang in bepaald domein opvangen om bestaand niveau van
functioneren zo veel mogelijk te handhaven
Leren kennen van (nieuwe) dingen
Reguleren van emoties
3. welbevinden
Hedonistische visie: streven naar geluk emotioneel welbevinden
Eudemonische visie: ontwikkeling van karakter en deugden psychologisch en sociaal welbevinden
Emotioneel welbevinden
Levenstevredenheid, interesse en positieve gevoelens. De balans tussen positieve en negatieve gevoelens en
de emotioneel gekleurde beoordelingen van het eigen leven en domeinen ervan.
Psychologisch welbevinden (Ryff)
6 dimensies komen steeds terug: doelgerichtheid, persoonlijke groei, autonomie, omgevingsbeheersing,
zelfacceptatie en positieve sociale relaties.
Sociaal welbevinden (Keyes)
5 dimensies die iemands sociaal welbevinden beschrijven: sociale acceptatie, sociale groei, sociale bijdrage,
sociale coherentie en sociale integratie.
,Dual continua-model
Flourishing: een hoog niveau van welbevinden.
Mensen die meer welbevinden ervaren, hebben doorgaans minder psychische symptomen en ziekten en vice
versa, maar die relatie is niet perfect. De verschillen in overeenkomsten in welbevinden tussen
leeftijdsgroepen kunnen op drie manieren verklaard worden.
Ontwikkelingseffect (ontwikkeling van mensen naarmate ze ouder worden)
Cohorteffect
Periode-effect (maatschappelijke ontwikkelingen)
Structural lag theory (Riley): de samenleving loopt achter bij de snelle vergrijzing, waardoor er maar weinig
zinvolle rollen voor ouderen zijn. Dit zou het sociale welbevinden op latere leeftijd kunnen beïnvloeden.
4. betekenis ouder worden
Stereotypen over ouder worden op 2 dimensies: competentie en warmte. Stereotypen over competentie zijn
bij ouderen vooral negatief en die over warmte positief.
Stereotype embodiment (Levy): ouderen zijn over het algemeen minder positief in hun beleving van het ouder
worden dan mensen van middelbare leeftijd. Ze betrekken hun stereotypen steeds meer op hun eigen
persoon.
5. levensverhalen
Narratieve gerontologie
Studie over hoe ouder wordende mensen betekenis geven aan hun eigen leven door er verhalen over te
vertellen Omdat deze gaan over de eigen persoon ontwikkelen mensen een Narratieve identiteit.
Twee belangrijkste thema’s van verschillen tussen verhalen zijn:
Agency (individualiteit): de rol in het sturen van het eigen leven. Nadruk op individuele
eigenschappen, zelfreflectie, zelfwaardering en onafhankelijkheid
Communion (verbondenheid): betekenisverlening aan de eigen persoon in relatie tot anderen.
Voor ouderen lijkt verbondenheid centraler te staan dan individualiteit, terwijl dit op middelbare leeftijd
omgekeerd is.
Narrative foreclosure: het voortijdig afronden van het levensverhaal. De verhalen worden gedomineerd door
1 negatief thema.
, 1.3 Een sociaal perspectief op veroudering
LSN: leefvormen en sociale netwerken van ouderen
LASA: longitudinal aging study amsterdam
Hoofdstuk 3: Sociaal netwerk en persoonlijke relaties
2. vormkenmerken netwerken
De netwerken in de studies zijn onderzocht aan de hand van volgende criteria:
De personen vertegenwoordigen verschillende relatiedomeinen
Met deze personen onderhouden de onderzoek deelnemers regelmatig contact
De relatie is belangrijk voor de deelnemers
Ouderen hebben gemiddeld 18 relaties
Vrouwen gemiddeld meer
Netwerkomvang neemt af met leeftijd
Laag opleidingsniveau kleiner netwerk dan gemiddeld of hoger niveau
Netwerken bestaan voor twee derde uit verwanten
3. inhoudelijke kenmerken
Binnen relaties ouderen zelden tot nooit instrumentele steun uitgewisseld.
Mannen, jonge ouderen en hoge statusgroepen geven meer instrumentele steun
Uitwisseling emotionele steun vindt vaker plaats dan die van instrumentele
Vrouwen, jongere ouderen en hoge statusgroepen geven meer emotionele steun
Emotionele steun: meestal partner of kinderen
Instrumentele steun: familieleden en buren
Reciprociteit: emotionele steun is redelijk in balans, maar instrumentele steun wordt meer door de
oudere gegeven dan gekregen.
4. Netwerken in levensloopperspectief
Konvooimodel (Kahn en Antonucci)
Mogelijkheden van een persoon om relaties aan te gaan en te behouden worden sterk bepaald door de
rollen die men in het leven vervult. Wijzigingen op terreinen van arbeid, huwelijk en huisvesting, hebben
langdurige invloed op de ontwikkeling van het netwerk.
Er is evidentie voor netwerkveranderingen als consequentie van levensgebeurtenissen.
Socio-emotionele-selectiviteitstheorie (carstensen)
Het onderhouden van relaties dient 2 doelen. Instrumenteel en emotioneel
Bij het ouder worden gaan de veranderingen in het netwerk niet snel. De omvang neemt af omdat het verlies
aan relaties niet gecompenseerd wordt. Er komt vooral een concentratie op nabij staande personen.
Er zijn ook 3 transities die bijdragen aan de relaties in het netwerk: Grootouderschap, verhuizing en
pensionering.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Simonortho. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.