Summary
Samenvatting Communicatiewetenschappelijke onderzoeksmethoden en opzoekingstechnieken
Book
Social Research Methods
Samenvatting van het vak "Communicatiewetenschappelijke onderzoeksmethoden en opzoekingstechnieken" aan de hand van de lessen en notities. Hoort bij het boek "Social Research Methods" van Bryman.
[Show more]
Preview 8 out of 100 pages
Summarized whole book?
Unknown
Uploaded on
June 5, 2017
Number of pages
100
Written in
2016/2017
Type
Summary
opzoekingstechnieken
onderzoeksmethoden
bryman
Book Title: Social Research Methods
Author(s): Alan Bryman
Edition: januari 2015
ISBN: 9780199689453
Edition: 5
Class notes
Introduction to Social Science Methods: Uitwerkingen Learning Objectives gebaseerd op de Lectures
Summary
Resume Social Research Methods, ISBN: 9780199689453 Introduction To Research Methodology - Pre-Master 's
Class notes
College notes Introduction To Research Methodology - Pre-Master 's Social Research Methods, ISBN: 9780199689453
All for this textbook (30)
Institution
Vrije Universiteit Brussel (VUB)
Education
Communicatiewetenschappen
Course
Communicatiewetenschappelijke onderzoeksmethoden en opzoekingstechnieken
All documents for this subject (1)
By: sulecoco • 6 year ago
By: Lynndg • 7 year ago
By: munasahal • 7 year ago
$8.13
Added
Add to cart
Add to wishlist
100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached
JUNI 2017
COMMUNICATIEWETENSCHAPPELIJKE
ONDERZOEKSMETHODEN EN
OPZOEKINGSTECHNIEKEN
SAMENVATTING
JULIE DE COCK
2016-2017
,1.
INLEIDING
7
1.1
SOCIAALWETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEK
7
1.1.1
Wat
is
sociaalwetenschappelijk
onderzoek?
7
1.1.2
Kenmerken
van
wetenschappelijk
denken
7
1.1.3
Het
belang
van
kennis
voor
onderzoeksmethodes
8
1.2
TYPES
VAN
SOCIAALWETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEK
8
1.3
DE
ROL
VAN
THEORIE
IN
ONDERZOEK
9
1.3.1
Via
uitsluiting
komen
tot
‘waarheid’
10
1.3.2
Deductie
en
inductie
10
1.4
NATUURWETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEK
¹
SOCIAALWETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEK
11
1.5
ELEMENTEN
VAN
HET
SOCIAALWETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEKSPROCES
11
2.
METHODOLOGISCHE
DENKKADERS
12
DOELEN
VAN
ONDERZOEKSVRAGEN
(DENSCOMBES)
12
2.1
ONDERZOEKSMETHODEN
12
2.1.1
De
relatie
tussen
theorie
en
praktijk
15
2.2
EPISTEMOLOGISCHE
OVERWEGINGEN
16
2.2.1
Epistemologische
positie:
het
positivisme
17
2.2.2
Epistemologische
positie:
het
kritisch
realisme
17
2.2.3
Epistemologische
positie:
het
interpretivisme
17
2.2.4
(Hermeneutische)
fenomenologie
18
2.3
ONTOLOGISCHE
OVERWEGINGEN
18
2.3.1
Ontologische
positie:
het
objectivisme
18
2.3.2
Ontologische
positie:
het
constructivisme
19
2.4
KWALITATIEF
EN
KWANTITATIEF
ONDERZOEK
19
2.5
WAARDEN
EN
AXIOLOGISCHE
POSITIES
20
2.6
PRAKTISCHE
ASPECTEN
20
3.
ONDERZOEKSDESIGNS
21
3.1
SOORTEN
ONDERZOEKDESIGNS
22
3.1.1
Experimenten
(experimentele
designs)
22
3.1.1.1
Experimenteel
design:
kenmerken
22
3.1.1.2
Voorbeeld:
Yellow
Springs,
Ohio
23
3.1.1.3
Mogelijke
onderzoeksvragen
23
3.1.1.4
Mogelijke
problemen
24
3.1.1.5
Wat
is
belangrijk
bij
een
experiment?
24
3.1.2
Cross-‐sectioneel
of
survey
design
24
3.1.2.1
Survey
25
3.1.2.2
Mogelijke
onderzoeksvragen
25
3.1.2.3
Metingen
en
indicatoren
25
3.1.2.4
Wat
is
belangrijk
bij
een
cross-‐sectioneel
onderzoeksdesign?
27
3.1.3
Longitudinaal
design
27
3.1.3.1
Voorbeelden
28
3.1.3.2
Wat
is
belangrijk
bij
longitudinaal
onderzoek?
28
3.1.4
Casestudie
design
29
3.1.4.1
Kenmerken
casestudie
29
3.1.4.2
Een
case
29
3.1.4.3
Wat
is
belangrijk
bij
een
case
study?
29
3.1.4.4
Case
study
vs
Cross-‐sectioneel
design
29
3.1.5
Comparatief
design
30
3.1.5.1
Kenmerken
comparatief
design
30
3.1.5.2
Wat
is
belangrijk
bij
een
comparatief
onderzoeksdesign?
30
3.2
SAMENBRENGEN
VAN
ONDERZOEKSSTRATEGIE
EN
–DESIGN
30
2
,4.
KWALITEITSCRITERIA
VAN
SOCIAALWETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEK
31
4.1
KWALITEITSCRITERIA
31
4.2
BELANGRIJKSTE
CRITERIA
VOOR
DE
EVALUATIE
VAN
SOCIAALWETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEK
BINNEN
KWANTITATIEVE
ONDERZOEKSBENADERING
31
4.2.1
Betrouwbaarheid
31
4.2.2
Validiteit
31
4.2.3
Generalisatie
(=
externe
validiteit)
32
4.3
VERTALING
VAN
KWALITEITSCRITERIA
NAAR
KWALITATIEF
ONDERZOEK
32
4.3.1
Afhankelijkheid
33
4.3.2
Geloofwaardigheid
33
4.3.3
Overdraagbaarheid/
theoretische
generalisatie
33
4.4
ONDERZOEKSDESIGN
EN
PROBLEMEN
MET
KWALITEITSCRITERIA
34
4.4.1
Experiment:
mogelijke
bedreigingen
van
interne
validiteit
34
4.4.2
Experiment:
mogelijke
bedreigingen
van
externe
validiteit
34
4.4.3
Cross-‐sectioneel
&
longitudinaal:
mogelijke
problemen
om
te
voldoen
aan
kwaliteitscriteria
34
4.4.4
Casestudy:
mogelijke
problemen
om
te
voldoen
aan
kwaliteitscriteria
35
4.4.5
Comparatief
design:
mogelijke
problemen
om
te
voldoen
aan
kwaliteitscriteria
35
5.
HET
KWANTITATIEVE
ONDERZOEKSOPZET
35
5.1
DE
BELANGRIJKSTE
BEZORGDHEDEN
VAN
KWANTITATIEVE
ONDERZOEKERS
35
5.2
ASPECTEN
VAN
HET
KWANTITATIEVE
ONDERZOEK
35
5.2.1
Terminologie
36
5.2.1.1
Operationalisatie
in
kwantitatief
onderzoek
36
5.2.1.2
Indicatoren
37
5.2.1.3
Likert
schaal
38
5.2.2
Onderzoeksproces
39
5.2.2.1
Het
kwantitatief
onderzoeksplan
39
5.2.3
Kwaliteitscriteria
39
5.2.4
Kritieken
op
de
kwantitatieve
onderzoeksstrategie
39
6.
HET
KWALITATIEVE
ONDERZOEKSOPZET
40
6.1
DE
SPECIFICITEIT
VAN
KWALITATIEF
ONDERZOEK
40
6.2
DE
BELANGRIJKSTE
BEZORGDHEDEN
VAN
KWALITATIEVE
ONDERZOEKERS
40
6.3
ASPECTEN
VAN
HET
KWALITATIEF
ONDERZOEK
40
6.3.1
Terminologie:
concepten
40
6.3.2
Onderzoeksproces:
Het
kwalitatief
onderzoeksplan
41
6.3.2.1
Kwaliteitscriteria
41
6.3.2.2
Kritieken
op
de
kwalitatieve
onderzoeksstrategie
41
7.
ONDERZOEKSMETHODEN
41
7.1
(GESTRUCTUREERDE)
INTERVIEWS
41
7.1.1
Survey
42
7.1.2
Soorten
interviews
42
7.1.3
Interview
context
42
7.1.4
Telefoon
interviews
43
7.1.5
Het
uitvoeren
van
gestructureerde
interviews
44
7.1.6
Problemen
met
gestructureerde
interviews
45
7.1.7
Zelf
in
te
vullen
vragenlijsten
45
7.1.7.1
Problemen
met
zelf
in
te
vullen
vragenlijsten
45
7.1.7.2
Voorbeeld:
Enquête
ICT-‐
en
internetgebruik
bij
huishoudens
46
7.1.7.3
Voordelen
van
zelf
in
te
vullen
vragenlijst
46
7.1.7.4
Nadelen
van
zelf
in
te
vullen
vragenlijst
46
7.1.7.5
Dagboeken
als
vorm
van
zelf
in
te
vullen
vragenlijsten
47
7.1.8
Vaak
voorkomende
oorzaken
van
problemen
bij
surveyonderzoek
47
3
, 7.1.9
Voordelen
van
gestructureerde
interviews
48
7.1.10
Problemen
met
gestructureerde
interviews
48
7.1.11
Verschil
tussen
gestructureerd
interview
en
zelf
in
te
vullen
vragenlijst
49
7.1.12
Hoe
response
ratio
verhogen?
49
7.2
GESTRUCTUREERDE
OBSERVATIES
(KWANTITATIEF
PARADIGMA)
49
7.2.1
Soorten
van
observaties
49
7.2.2
Centraal:
het
observatieschema
50
7.2.3
Strategieën
om
gedrag
te
observeren
50
7.2.4
Steekproeven
voor
kwantitatieve
observaties
50
7.2.5
Problemen
met
betrouwbaarheid
en
validiteit
50
7.2.6
Veldinstrument
observatie
(field
stimulation)
50
7.2.7
Kritieken
op
gestructureerde
observatie
51
7.2.8
Positief?
51
7.3
KWANTITATIEVE
INHOUDSANALYSE
51
7.3.1
Definities
51
7.3.2
Manifeste
en
latente
inhoudsanalyses
52
7.3.3
Mogelijke
onderzoeksvragen
53
7.3.4
Steekproeftrekking
53
7.3.4.1
Steekproeftrekking
via
dimensie:
de
media
zelf
53
7.3.4.2
Steekproeftrekking
via
dimensie:
publicatiedatum
54
7.3.5
Wat
tellen?
54
7.3.6
Coderen
54
7.3.6.1
Het
codeerschema/codeboek
54
7.3.6.2
De
codeurshandleiding
55
7.3.6.3
Vermijd
potentiële
valkuilen
55
7.3.7
Analyse
eenheden
55
7.3.8
Codeursbetrouwbaarheid
55
7.3.9
Voordelen
en
nadelen
56
7.3.9.1
Voordelen
56
7.3.9.2
Nadelen
56
7.3.10
Problemen
bij
inhoudsanalyse
van
digitaal
materiaal?
56
7.4
PARTICIPERENDE
OBSERVATIE
(KWALITATIEF
PARADIGMA)
56
7.4.1
Etnografie
57
7.4.2
Kenmerken
etnografie
57
7.4.3
De
setting
en
de
rol
57
7.4.4
Soorten
etnografie
57
7.4.5
Het
verkrijgen
van
toegang
tot
een
gesloten
setting
58
7.4.6
Het
verkrijgen
van
toegang
tot
een
open
setting
58
7.4.7
Verborgen
rol
van
de
etnograaf
58
7.4.8
Blijvende
toegang
58
7.4.9
Belangrijke
personen
59
7.4.10
6
mogelijke
rollen
voor
de
onderzoeker
59
7.4.11
Aandachtspunten
bij
observatie
59
7.4.12
Observatieprotocol
61
7.4.13
Het
verzamelen
van
data:
veldnota’s
61
7.4.13.1
Soorten
veldnota’s
61
7.4.14
Het
beëindigen
van
een
etnografisch
onderzoek
62
7.4.15
Opkomst
van
visuele
etnografie
62
7.4.16
Netnografie
62
7.4.17
Het
‘schrijven’
van
een
etnografie
62
7.4.18
Vormen
van
etnografisch
schrijven
(Van
Maanen,
1988)
63
7.4.19
Veel
voorkomende
fout:
going
native
63
4
, 7.5
INTERVIEW
(KWALITATIEF
PARADIGMA)
63
7.5.1
Verschillen
tussen
kwalitatieve
en
kwantitatieve
interviews
63
7.5.2
Interview-‐onderzoek
64
7.5.3
Topiclijst
64
7.5.4
Ongestructureerde
en
semigestructureerde
interviews
65
7.5.5
Het
voorbereiden
van
een
interview
65
7.5.5.1
Kvale’s
succescriteria
65
7.5.6
Voorbereiden
van
een
interviewgids
66
7.5.6.1
Formuleren
van
vragen
voor
een
interviewgids
66
7.5.7
Nota’s
na
het
interview
68
7.5.8
Opname
en
transcriptie
68
7.5.8.1
Audio-‐opname
68
7.5.8.2
Transcriptie
68
7.5.9
Analyse
68
7.5.9.1
Coderen
69
7.5.10
Rapportering
69
7.5.11
Specifieke
soorten
kwalitatieve
interviews
69
7.5.12
Feministische
benadering
van
interviews
70
7.5.13
Kwalitatieve
interviews
online
70
7.5.14
Voordelen
van
participatieve
observatie
t.o.v.
kwalitatief
interview
70
7.5.15
Voordelen
van
kwalitatief
interview
t.o.v.
participatieve
observatie
70
7.6
FOCUSGROEPEN
71
7.6.1
Wat
is
een
focusgroep?
71
7.6.2
Wanneer
wordt
een
focusgroep
gebruikt?
71
7.6.3
Dataverzameling:
opname
en
transcriptie
72
7.6.4
Respondenten
72
7.6.4.1
Selectie
van
participanten
72
7.6.5
Aantal
groepen
73
7.6.5.1
Volume
van
groepen
73
7.6.6
Mate
van
inmenging
door
de
moderator
73
7.6.6.1
Het
stellen
van
vragen
73
7.6.7
Focusgroepen
vs
kwalitatieve
interviews
74
7.6.7.1
Voordelen
van
focusgroepen
t.o.v.
interviews
74
7.6.7.2
Problemen
bij
focusgroepen
74
7.6.7.3
Aandachtspunten
74
7.6.8
Groepsinteracties
in
focusgroepen
74
7.6.9
Beperkingen
van
focusgroepen
75
7.7
CONVERSATIE
ANALYSE
75
7.7.1
Waar
kan
je
op
letten
bij
analyse?
76
7.7.2
Taal
en
sociaalwetenschappelijk
onderzoek
76
7.7.3
Semiotiek
76
7.7.4
De
analyse
van
tekst
in
context
77
7.7.5
Wat
is
conversatie
analyse?
77
7.7.6
Ethnomethodologie
78
7.7.7
Conversatie
78
7.7.8
Veronderstellingen
van
conversatie
analyse
79
7.7.9
Basisbegrippen
80
7.8
DISCOURSANALYSE
81
7.8.1
Analyse
van
tekst
in
context
81
7.8.2
Discours
(=
vertoog)
81
7.8.3
Discours
analyse
82
7.8.3.1
Centraal
in
discours
analyse
82
7.8.4
Drie
discours-‐analytische
basisvragen
82
7.8.5
Vier
thema’s
in
discours
analyse
83
5
, 7.8.6
Het
onthullen
van
interpretatieve
repertoires
83
7.8.7
Kritische
discours
analyse
83
7.8.7.1
Discours
in
KDA:
een
gelaagd
begrip
84
7.8.8
Overzicht
van
discours
analyse
84
7.9
KWALITATIEVE
INHOUDSANALYSE
84
7.9.1
Documenten
beschikbaar
voor
onderzoek
84
7.9.1.1
Criteria
om
de
kwaliteit
van
de
documenten
te
toetsen
85
7.9.2
Bronnenkritiek
85
7.9.2.1
Centrale
overwegingen
van
bronnenkritiek
85
7.9.2.2
Kritische
diagnose
van
de
individuele
bron
86
7.9.3
Soorten
documenten
beschikbaar
voor
onderzoek
86
7.9.3.1
Persoonlijke
documenten
86
7.9.3.2
Officiële
overheidsdocumenten
87
7.9.3.3
Officiële
bedrijfsdocumenten
87
7.9.3.4
Mediamaterialen
88
7.9.3.5
Virtuele
documenten
88
7.9.4
De
realiteit
van
documenten
88
7.9.5
Analysemethoden
voor
documenten
89
7.9.5.1
Kwalitatieve
inhoudsanalyse
89
7.9.5.2
Semiotiek
90
7.9.5.3
Hermeneutiek
91
7.10
E-‐RESEARCH
91
7.10.1
Digitale
onderzoeksmethoden:
2
types
91
7.10.1.1
Digital
natives
92
7.10.1.2
Gedigitaliseerde
onderzoeksmethoden
92
7.10.2
Voordelen
93
7.10.3
Nadelen
93
7.10.4
E-‐research:
2
posities
t.o.v.
internet
93
7.10.4.1
Object
van
studie
94
7.10.4.2
Bron
van
studie
94
7.11
MIXED
METHODS
94
7.11.1
Onderzoeksmethoden
en
epistemologie/ontologie
95
7.11.2
Problemen
met
kwantitatieve/kwalitatieve
verdeling
95
7.11.2.1
Gedrag
vs
betekenis
95
7.11.2.2
Theorie
getest
in
onderzoek
vs
theorie
die
oprijst
uit
de
data
95
7.11.2.3
Cijfers
vs
woorden
95
7.11.2.4
Artificieel
vs
natuurlijk
96
7.11.3
Wederzijdse
analyse
96
7.11.4
Mixed
methods
96
7.11.5
Praktische
eigenschappen
van
mixed
methods
96
7.11.6
Voordelen,
nadelen
en
kritieken
97
7.11.7
Voorbeelden
98
8.
STEEKPROEFTREKKING
(SAMPLING)
99
8.1
CENTRALE
TERMEN
99
8.2
TWEE
TYPES
VAN
STEEKPROEF
99
8.2.1
Aselecte
steekproef
100
6
, Communicatiewetenschappelijke
onderzoeksmethoden
en
opzoekingstechnieken
1. Inleiding
1.1 Sociaalwetenschappelijk
onderzoek
1.1.1 Wat
is
sociaalwetenschappelijk
onderzoek?
- Academisch
onderzoek
dat
gebruik
maakt
van
de
sociale
wetenschappen
als
conceptuele
en
theoretische
inspiratie
voor:
Ø Het
formuleren
van
onderzoektopics
Ø Het
interpreteren
van
bevindingen
- Het
handboek,
en
de
cursus,
betreft
de
methoden
om
sociaalwetenschappelijk
onderzoek
uit
te
voeren.
- Sociale
wetenschappen
=sociologie,
criminologie,
politicologie,
communicatiewetenschappen,
...
- Wetenschappen
Ø Geesteswetenschappen
(geschiedenis,
letteren
&
wijsbegeerte,
filosofie,)
Ø Natuurwetenschappen
(biologie,
natuurkunde,
scheikunde,)
Formele
wetenschappen
(logica,
wiskunde,)
Ø Sociale
wetenschappen
(sociologie,
economie,
recht,
communicatiewetenschappen)
1.1.2 Kenmerken
van
wetenschappelijk
denken
- Niet
eenvoudig
te
definiëren.
- Gebeurt
via
demarcatie
(=
opsommen
van
krijtlijnen)
Ø Verklaringskracht
(of
begrijpen)
Ø Voorspellingskracht
Ø Herhaalbaarheid
van
bevestigingen
en
weerleggingen
Ø Experimenteel
onderzoek
Ø Gebruik
van
instrumenten/methoden
Ø Rol
van
de
wiskunde
(niet
altijd
voor
sociale
wetenschappen)
Ø Vormen
van
onderzoek
(fundamenteel
en
toegepast)
Fundamenteel:
onderzoek
doen
omwille
van
enkel
de
kennis
® Theorie
omwille
van
theorie
Toegepast:
onderzoek
om
iets
te
kunnen
veranderen
Ø Interactie
tussen
wetenschap
en
maatschappij
Ø Expansie
(=
uitbreiding)
Ø Interdisciplinariteit
Ø Controle
7
, 1.1.3 Het
belang
van
kennis
voor
onderzoeksmethodes
Ted
Talk
–
filmpje
- Centraal
statement
Ø Veel
informatie
wordt
achtergehouden
met
als
gevolg
dat
er
valse
beweringen
gemaakt
kunnen
worden
Pleit
voor
meer
transparantie
- Waarom
is
het
bezitten
van
kennis
over
wetenschappelijke
onderzoeksmethoden
belangrijk?
Ø Transparantie
- Welke
fouten
in
het
uitvoeren
van
wetenschappelijk
onderzoek
bespreekt
Goldacre?
Ø Geen
rekening
houden
met
context
(voorbeeld
wijn
tegen
kanker:
Labo
experimenten
omzetten
naar
de
echte
wereld)
(voorbeeld
olie:
geen
causale
relatie
maar
correlatie)
Ø Aan
onderzoek
beginnen
met
voorbedachten
rade/
al
een
idee
hebben
wat
het
resultaat
gaat
zijn
Ø Op
basis
van
status
en
autoriteit
claimen
dat
je
kennis
hebt
Ø Data
manipulatie
1.2 Types
van
sociaalwetenschappelijk
onderzoek
- Veel
indelingen
denkbaar
Ø Fundamenteel/theoriegericht
vs
praktijkgericht/beleidsgericht
Ø Verkennend,
beschrijvend,
verklarend
Ø Experimenteel
vs
niet-‐experimenteel
Ø Kwalitatief
vs
kwantitatief
Ø Transversaal/cross-‐sectioneel
vs
longitudinaal
Transversaal:
1
moment
Longitudinaal:
meerdere
momenten
® Uitspraken
in
de
tijd
doen
Ø Inductief
vs
deductief
Inductie
=
Van
observatie
naar
theorie
Deductie
=
Van
theorie
naar
observatie
(aftoetsen)
® Theorie
aanpassen/
tenietdoen
® Theorie
-‐>
hypothese
-‐>
realiteit
8