Samenvatting compleet voor tentamen Pedagogiek, inclusief samenvatting vanuit college's, boek EDI, Boek Klassenmanagement in de basisschool en extra informatieve scans. 60+ pagina's om pedagogiek van te leren.
Context waarin je bent in een groep maakt uit hoe jij je gedraagt in een groep.
Groepsdynamica: “Alle zichtbare en onzichtbare processen die zich afspelen tussen leden
van een groep”
Mensen willen bij een groep horen:
1. Evolutie / basale behoefte
2. Je eigen identiteit ontwikkelen door te leren van anderen; je krijgt feedback op je
eigen gedrag.
3. Je wil als persoon ergens bij horen. Sociale werkelijkheid categoriseren; mensen in
hokjes plaatsen.
Piramide van Maslov:
1. Behoefte aan zelfontplooiing
2. Behoefte aan waardering en erkenning
3. Behoefte aan sociaal contact en liefde
4. Behoefte aan veiligheid
5. Biologische behoefte.
Soorten groepen
Primaire Relatiegerichte groepen, denk aan vrienden, familie
groepen
Secundaire Taakgerichte groepen, niet per se de beste band maar je hebt een
groepen gezamenlijk doel. Deze groepen houden snel op.
Formele groep Een klas, groepen waarbij de deelnemers niet hebben kunnen kiezen
dat ze tot die groep behoren.
Informele groep Groep waarin de deelnemers wel hebben gekozen om in de groep te
horen.
Positieve groep Sociale veiligheid, fijne sfeer, wederzijds respect.
Negatieve sfeer Veel meer sociale onveiligheid, mening geven is lastig, bang voor
uitlachen. Geen fijne sfeer.
,Groepsfase in een klas Tuckman:
Forming/ ● Je leert elkaar kennen.
vorming ● Als leerkracht is jouw rol belangrijk.
○ Zorgen voor prettige sfeer.
○ Zorg dat kennismaken kan.
○ Kinderen met elkaar in contact laten komen.
○ Zorg dat kinderen weten waar alle spullen liggen
○ Geef aan hoe het werkt in de klas.
● Selffulfilling prophecy: Waar je in gelooft wordt vanzelf waar!
○ Denk je dat je een zwakke groep hebt dan spreek je ze ook
zo aan.
● HALO-effect: Je hebt sneller een positief beeld bij een sociaal en
open kind in de klas. Die benader je dan sneller en enthousiaster.
● HORN-effect: Het omgekeerde. Je hebt als leerkracht een wat
minder beeld van een leerling, bijvoorbeeld doordat hij/zij een
broer/zus heeft die een lastige leerling was, waardoor er direct een
vooroordeel op de negatieve manier komt over die leerling.
Norming/ Na de vormende fase ben je in de klas bezig met normering. Gaat over de
Normering normen en waarden in een groep. Hoe gaan we met elkaar om, wat vinden
we belangrijk. Belangrijk om samen met de klas de regels op te stellen.
Oefen de regels ook zodat ze weten wat er van hun verwacht wordt.
We streven naar positieve groepsnormen! Dan vormt een positieve groep.
Storming Fase in de ontwikkeling van de groep waarin iedereen zijn/haar positie
bepaald. Wat is hiërarchie? Er zijn vaak 4 gedragstypes:
1. Pestvogel Gedrag; denken of heel goed of juist heel slecht over
zichzelf,
2. Aap gedrag: vinden zichzelf grappig. Maken vaak grapjes ten koste
van anderen. Meelopers van pestvogel. Laag zelfbeeld, ook van de
ander
3. Konijngedrag; kinderen die teruggetrokken zijn, verlegen, vallen niet
op. Zelfbeeld laag, van de ander een hoog beeld. ‘De ander is toch
wel beter.’
4. Tijger gedrag; Is zichzelf, staat stevig in schoenen, zelfbeeld is
positief, beeld van de ander ook positief.
Conflicten zijn er in destructieve vorm en constructief. Ook zijn er
verschillende conflicthanteringsstijlen:
1: Schildpad. Confrontatie vermijdend. Uitstelgedrag.
2: Doordrukken: Gaat om eigen doel, relatie met anderen staat minder
voorop. Stijl handig als er heel snel een keuze gemaakt moet worden.
3: Teddybeer: Toegeefstijl. Geeft meer om relatie dan eigen doel. Willen
graag aardig gevonden worden. Is een goede manier als je merkt dat je het
verkeerd had of als het doel van de ander belangrijker is dan eigen doel.
4: Vos: Compromis. Beide partijen winnen en verliezen iets. Voorkomen van
spanningen.
, 5: Uil: samenwerken. Relatie en eigen doel zijn even belangrijk. Je zoekt
een oplossing die beide partijen oké vinden. Zorgt voor kwetsbare opstelling
en inlevingsvermogen.
Er zijn verschillende soorten macht die kinderen kunnen gebruiken. Denk
aan straffen, belonen of bijvoorbeeld veel kennis hebben over een specifiek
onderwerp of populair zijn. Dit kan zowel positief als negatief worden
ingezet. Bij positieve vorm wordt de effectiviteit van de groep vergroot.
Bij een negatieve machtsuitoefening maakt het niet uit wat de macht doet
met de ander.
In wat voor groep je zit bepaald hoe jij je als leerling ontwikkeld. “Het is niet
wie je vanbinnen bent, het gaat om de sociale context waarin je je bevindt.”
Performing Vanaf herfstvakantie tot einde schooljaar. Groep is gecreëerd.
Termination Afrondingsfase.
Attribueren is het verklaren van het gedrag van anderen.
● Interne attributie: gedrag verklaren aan de hand van interne factoren zoals
persoonlijkheid of aanleg.
● Externe attributie: Gedrag verklaren aan de hand van externe factoren.
Bijvoorbeeld gescheiden ouders, gedrag andere kinderen.
● Stabiele attributie: De factor is blijvend.
● Onstabiele attributie: De factor is tijdelijk, bijvoorbeeld de scheiding waar het kind
last van heeft. na een tijd zal dat gevoel bij het kind minder worden.
Groepen in de klas:
1. Populaire groep: Geliefd, sociaal vaardig, veel vrienden.
2. Gemiddelde groep: Vaak grootste gedeelte, relaxte kinderen, sociaal, gaat het goed
mee, go with the flow.
3. Controversiële groep: Kinderen die opvallen omdat ze net wat anders leuk vinden
of net wat ander opvallend gedrag vertonen. Worden wel geaccepteerd.
4. Genegeerde groep: Groep wordt getolereerd, wordt normaal tegen gedaan, stille
groep, kinderen hierin vallen niet zo op.
5. Afgewezen groep: Gepeste kinderen, worden bewust buitengesloten.
Groepsfuncties:
1. Leidinggevende rollen:
a. Positief
i. De architect: bedenker van plan
ii. Sociaal werker: houdt groep bij elkaar.
iii. De organisator: verdeelt taken en bewaakt of ze worden uitgevoerd.
b. Negatief/Dictator: geen natuurlijke positie; heeft vooral negatieve doelen
2. Overige rollen:
a. Verkenner
b. Volgers
, c. Joker
d. Appellant: laagste in de hierarchie. (bijv. iemand met mentale of fysieke
zwarte of handicap)
e. Intriganten: azen op positie dictator.
f. Meelopers: ondersteunen dicatator
g. Zondebok: gepeste leerling
Kennisclip 3: Pesten
Pesten kan op verschillende manieren: fysiek, verbaal, relationeel, online of materieel. Niet
alleen de pester en de gepeste zijn hier onderdeel van, de hele klas speelt er een rol in. Ook
de leerkracht. Er moet ten alle tijden gezorgd worden voor een veilig klimaat. Hoe kinderen
met pesten omgaan kan heel verschillend zijn, maar er wordt wel gezegd dat de normen in
de klas en de groepen leeftijdsgenoten van de kinderen meer effect hebben op de
persoonlijkheidsontwikkeling van het kind dan dat de opvoeding van de ouders effect heeft.
Wat kan een school doen tegen pesten:
1. handel preventief, in de fasen van tuckman bezig houden met een veilig klimaat
2. Maak (cyber)pesten bespreekbaar.
3. Anti pestprotocool opstellen, delen en toepassen.
4. Vertrouwenspersoon aanstellen
5. Het onderwerp blijvend onder de aandacht brengen.
6. Anti-pest programma invoeren
Als docent belangrijk om tijdens buitenspelen echt toezicht te houden. Wat gebeurt er? Kan
je alles zien? Zijn er plekken waar pesten ongezien kan plaatsvinden?
Interventies individueel niveau:
1. assertiviteitstrainingen
2. Sociale vaardigheidstrainingen
3. Programma woedebeheersing
4. Disciplinaire maatregelen (nablijven, verliezen privileges, bespreking tussen ouders
en leerkracht met kind erbij).
Samenvatting:
1. Verschillende groepen
2. Fasen Tuckman
3. Groepsdruk, hoe dat ervoor zorgt dat je normale dingen doet die je normaal
niet doet
4. Groep vormt een persoon
5. (cyber)pesten
6. Rol van leerkracht in deze fasen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zitamoorman1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.27. You're not tied to anything after your purchase.