Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen
Let op: de samenvatting bevat alle begrippen en de aller belangrijkste informatie dat nodig is voor het tentamen
kort en bondig
Tentamen direct de eerste keer gehaald met deze samenvatting
Begrippen:
Antropologie: Griekse term voor wetenschap van de mens.
Beschermingsfactor: een factor die in een situatie van risico de negatieve invloed van de
risicofactoren op de ontwikkeling geheel of gedeeltelijk tenietdoet.
Epidemiologie: wetenschappelijke studie van het voorkomen en de verspreiding van ziekten
binnen en tussen populaties.
Ontwikkeling: gaat niet over een momentopname van een kind, maar om het begrijpen van
het proces. Hoe is het bepaald gedrag bij een kind ontstaan en ontgroeid
Pedagogiek: opvoedkunde van de manier waarop volwassenen jeugdigen grootbrengen met
een bepaald doel voor zich.
Psychiatrie (kinder-)
Psychische stoornis
Psychologie (klinische)
Psychopathologie
Risicofactor: een factor die een negatieve invloed heeft op de (normale) ontwikkeling van
een kind.
Statements:
1. Ontwikkelingspsychopathologie is geen nieuwe wetenschap, maar een benadering
waarin inzichten uit verschillende wetenschappelijke disciplines en
wetenschappelijke theorieën worden geïntegreerd.
2. Psychopathologie is iets anders dan psychiatrie. Bij psychopathologie wordt kennis
verzameld over algemene kenmerken van psychische stoornissen: bij psychiatrie
wordt met name gekeken naar (de effecten van) hulpverlening aan mensen met
psychische stoornissen.
3. De invloed van het ontwikkeling psychopathologisch denkkader is de laatste jaren
enorm toegenomen.
4. Het actuele gedrag bij een kind is altijd het gevolg van vroegere ervaringen en van de
eisen die de huidige situatie aan hem stelt.
5. De oorzaak van psychopathologie bij een kind ligt niet per definitie in zijn verleden.
6. Een psychische stoornis kent nooit maar één oorzaak, en is altijd het resultaat van
een wisselwerking tussen biologische en omgevingsfactoren.
7. Als beoordeeld moet worden of gedrag van een kind adequaat is, moet daarbij de
(ontwikkelings)leeftijd van het kind betrokken worden. Gedrag dat op jonge leeftijd
adequaat is, kan op latere leeftijd op een stoornis wijzen.
8. Elk kind is uniek, en dat geldt ook voor kinderen met psychische stoornissen. De
ADHD’er bestaat niet.
9. Je weet pas wat een afwijkende ontwikkeling is als je weet wat de normale,
gemiddelde ontwikkeling is, en als je rekening met achterliggende culturele
opvattingen.
10. Gedrag vindt nooit in een vacuüm plaats, maar altijd in een sociale, culturele en
maatschappelijke omgeving die dat gedrag beïnvloedt, en andersom.
,Belangrijke dingen boek:
Geschiedenis beïnvloedt actuele ervaringen. En actuele ervaringen beïnvloeden de
geschiedenis.
Kindfactoren: sekse, leeftijd, intelligentie, zelfbeeld
Omgevingsinvloeden: invloeden van het gezin, school en leeftijdsgenoten, invloeden van
maatschappelijke normen en waarden.
Normale ontwikkeling is leeftijdsfase gebonden. Verschillen tussen kinderen van ander
geslacht, en een andere cultuur.
Differentiaaldiagnose: op welke andere stoornissen kunnen de besproken stoornissen lijken?
Comorbiditeit: met welke andere problematiek en stoornissen kunnen ze samengaan?
Prevalentie: hoe vaak komt een stoornis voor?
Cultuur kan de kans op bepaald gedrag vergroten of verkleinen.
Internaliserende problematiek: kinderen hebben zichzelf te veel onder controle. Hun
problematiek slaat naar binnen: verlegen, angst, lichamelijke klachten, depressiviteit.
Externaliserende problematiek: problematiek richt zich naar buiten. Vaak
gedragsproblematiek: slechte concentratie, liegen en bedriegen, aandacht opeisen, agressie.
Cultuur beïnvloedt op 2 manieren gedrag:
De wijze waarop normen en waarden uit een cultuur de opvattingen van
volwassenen over het gedrag van de kinderen beïnvloeden
Het oordeel van een ouder, leerkracht, etc over bepaald gedrag van het kind is in
verschillende culturen vaak verschillend.
,H2: Classificatie, diagnostiek en epidemiologie
Begrippen:
Anamnese: deel van het gesprek waarin de voorgeschiedenis van een ziekte, klacht of ziekte
in beeld wordt gebracht. Dit wordt gebaseerd op de mededelingen van het kind zelf en/of
belangrijke anderen, zoals ouders.
Betrouwbaarheid: wanneer mensen met een verschillende achtergrond, tot eenzelfde
conclusie komen. 2 aspecten betrouwbaarheid: overeenstemming en standvastigheid.
Child Behavior Checklist (CBCL): dimensionale classificatiesysteem met vragenlijsten. 120
vragen die de persoon invult. 3 keuzes: helemaal niet van toepassing, een beetje of soms van
toepassing, duidelijk of vaak van toepassing. Moet betrekking hebben op de laatste 6
maanden.
Classificatie: proces waarmee objecten, personen of gebeurtenissen ingedeeld worden op
grond van kenmerken.
Classificatiesystemen: systematische beschrijvingen van gedrag op basis van door
wetenschappers onderscheiden en gegroepeerde gedragskenmerken, met als doel gedrag in
te delen.
Comorbiditeit: het tegelijkertijd voorkomen van stoornissen
Diagnostic Interview Schedule for Children (DISC)
Diagnostiek: proces waarbij de mate van ernst, het ontstaan en het voortbestaan van een
stoornis wordt verklaard. Er wordt behalve gedragskenmerken vastleggen, ook gekeken of
een kind lijdt onder de problemen, behoefte heeft aan hulp of zorg en wel of niet optimaal
functioneert.
Differentiaaldiagnose: stoornissen die op de stoornis zelf lijken.
Dimensionale benadering
Door-kennen
DSM (diagnostic and Statical Manual of Mental Disorders)
Epidemiologie: hoeveel kinderen hebben die bepaalde problemen?
Functietest: meten een bepaalde functie van een kind: intelligentie, concentratie, geheugen,
uitvoeringsfuncties, etc.
Heteroanamnese: gebaseerd op de informatie van anderen, zoals een ouder of een ander
familielid.
Incidentie: het aantal nieuwe ziektegevallen in een bepaalde periode.
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid: de overeenkomst tussen de oordelen van verschillende
onderzoekers c.q. hulpverleners.
Participerende observatie: de hulpverlener bevindt zich op de plek waar ook de hulpvrager
zich bevindt en observeert tijdens zijn andere taken.
Prevalentie: percentage van een groep dat een bepaalde stoornis heeft op een bepaald
moment in de tijd. Niet verwarren met incidentie.
Projectieve test: het aanbieden van een onduidelijke stimuli waarbij het kind gevraagd wordt
te vertellen wat het bij zo’n stimulus denkt of wat het zou voorstellen. Het meten ervan is
vaak erg onduidelijk.
Psychodiagnostiek: de leer van het stellen van een diagnose op het terrein van psychologie.
Stigmatisering: iets dat aan een bepaald persoon, groep personen of een zaak wordt
gekoppeld.
Test-hertestbetrouwbaarheid: als een arts na enige tijd nog steeds vindt dat zijn uitspraak
terecht is. Bijv na 2 weken.
, Validiteit: de mate waarin een test meet wat deze zou moeten meten.
Zelfinvullijsten: vragenlijst waarmee een bepaalde problematiek of psychisch kenmerk
gemeten kan worden.
Statements:
1. Classificatie is een proces waarmee objecten, personen of gebeurtenissen ingedeeld
worden op grond van kernmerken. Het geeft antwoord op de vraag: wat is dit? Of op
de vraag: wat is er aan de hand?
2. Diagnostiek is het proces waarbij de mate van ernst, het ontstaan en het
voortbestaan van een stoornis worden verklaard.
3. Classificatie en diagnostiek zijn 2 activiteiten die in de praktijk meestal met elkaar
verweven zijn: ze zijn wel te onderscheiden, maar niet te scheiden.
4. DSM (Diagnostic and Statical Manual of Mental Disorders) is een classificatiesysteem.
5. DSM is van oudsher gebaseerd op categorieën. Dit betekent dat er uitspraken
worden gedaan over of iemand wel of geen stoornis heeft.
6. Classificatie is ook mogelijk met dimensies. Dan worden er uitspraken gedaan over de
mate waarin (psychische) problemen voorkomen, bijvoorbeeld licht, matig of ernstig.
7. Classificatie alleen is onvoldoende om te weten welke hulp iemand nodig heeft.
Daarvoor is ook diagnostiek nodig.
8. Comobiditeit slaat op het verschijnsel dat iemand meerdere stoornissen heeft. Dit
kunnen meerdere psychische stoornissen zijn, maar ook psychische stoornissen en
lichamelijke problemen.
9. Een hulpverlener die werkt met verschillende informanten hoort vaak verschillende
verhalen en interpretaties. Die verschillen kunnen bijdragen aan een beter zicht op
wat er precies met een kind aan de hand is.
10. Voor sommige vormen van hulpverlening wordt door de verzekering een officiële
diagnose op basis van het DSM-systeem vereist. Ook kunnen scholen voor speciaal
onderwijs een officiële diagnose eisen voordat een kind wordt toegelaten. Deze
praktijk heeft er wellicht toe bijgedragen dat er de laatste jaren een inflatie is van het
aantal officiële diagnoses van psychische stoornissen.
Belangrijke dingen boek:
Classificatie is cultuur en plaatsgebonden. Classificatie biedt de mogelijkheid tot ordenen.
Het vaststellen van een psychische stoornis is altijd een interpretatie: kan niet daadwerkelijk
onderzocht worden.
Definitie van een psychische stoornis volgens DSM-5:
1. Een psychische stoornis is een syndroom, gekenmerkt door klinisch significante
symptomen op het gebied van cognitieve functies, de emotieregulatie of het gedrag
van een persoon, dat een uitingen van een disfunctie in de psychologische,
biologische, of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychische
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller BestePMTer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.13. You're not tied to anything after your purchase.