1.1 Identiteit
:Het beeld wat iemand van zichzelf heeft en hoe die persoon zich aan anderen laat zien wie hij/zij is
en bij welke groep iemand wel of juist niet hoort. Je hebt drie aspecten van identiteit:
1. Persoonlijke identiteit, het beeld wat iemand van zichzelf heeft.
2. Sociale identiteit, de identiteit die mensen hebben in verschillende groepen. Vb.
Ajaxsupporter of bankier.
3. Collectieve identiteit, het beeld dat de samenleving heeft van een bepaalde groepen en de
verwachtingen die mensen hebben bij een groep. Vb. die bankier zal wel rechts zijn en VVD
stemmen, omdat over het algemeen bankieren rechts zijn.
Referentiekader: Al je waarden, normen, ervaringen, kennis en opvattingen waarmee je naar de
wereld kijkt en de wereld beoordeelt.
1.2 Kans en variabele
Kans: De waarschijnlijkheid dat iets gebeurt.
Variabele: Een kenmerk van een actor of samenleving die kan verschillen (bv; leeftijd, IQ,
woonplaats, rijk/arm, opleidingsniveau, culturele groep).
1.3 Socialisatie
Socialisatie: Het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groepen waar mensen
bij horen. Oftewel: Het aanleren van cultuur.
Socialisatoren: Instituties waar cultuuroverdracht (socialisatie) plaatsvindt. Vb: Ouders, school,
sportclub, kerk/moskee/tempel/synagoge en media. Waarom? Om de cultuur in stand te houden en
mensen klaar te maken voor de maatschappij waarin ze leven.
Socialisatie vindt in twee delen plaats:
Proces van overdracht (socialisatie): Het aanleren van cultuur door socialisatoren (socialisatoren
proberen je te laten gedragen volgens de cultuur).
Proces van verwerving (internalisatie): Mensen maken zich een cultuur eigen. Mensen internaliseren
de waarden en normen van de cultuur.
Internalisatie: Je een cultuur eigen maken. De cultuur wordt onderdeel van jezelf (je houd je
automatisch aan de cultuur)
Politieke socialisatie: Het proces van overdracht en verwerving van de politieke cultuur van de
groepen waar mensen bij horen.
Cultuur: Het geheel van waarden en normen, gedragingen, tradities en opvattingen in een
samenleving.
Politieke cultuur: Het geheel van waarden en normen, gedragingen, tradities en opvattingen ten
aanzien van de politiek in een samenleving. Elke land heeft andere politieke waarden, regels en
tradities.
Enculturatie: Het aanleren van de cultuur waarin je geboren bent.
Acculturatie: Het aanleren van een cultuur die nieuw is voor mensen (denk aan integratie of aan het
aanleren van een culturele gebruiken als je op reis bent).
, 1.4 Model en hypothesen
Hypothese: Een toetsbare voorspelling van wat er uit je onderzoek kan komen. Bv: Op VMBO scholen
wordt er meer gepest dan op HAVO scholen.
Conceptueel model: Een schema met pijltjes en hokjes waar de invloed van variabelen op elkaar
wordt weergeven (De invloed van A op B).
Soort school mate van gepest worden
2.1 Groepsvorming
Mensen zijn afhankelijk van elkaar. Waarvoor hebben mensen elkaar nodig?
Bindingen: De manieren waarop mensen met elkaar verbonden zijn. Er zijn vier verschillende
bindingen:
1. Affectieve bindingen. Mensen zijn afhankelijk van elkaar voor steun en liefde. (emotionele
binding)
2. Cognitieve bindingen. Mensen zijn afhankelijk van elkaar om te leren. (kennisbindingen)
3. Economische bindingen. Mensen zijn afhankelijk van elkaar voor werk, inkomen en goederen
die ze nodig hebben voor hun bestaan. (economisch)
4. Politieke bindingen. Bindingen die te maken hebben met macht en bestuur. Mensen hebben
de overheid nodig voor onderwijs, zorg, verkeer en veiligheid (collectieve goederen).
(politiek)
Groepsvorming: Bindingen tussen meer dan twee mensen die tot stand komen doordat ze elkaar
beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.
Door insluiting en uitsluiting bepalen mensen wie er wel of niet bij een groep hoort. Dit kan door de
verschillen in normen, waarden, kleding en tradities aan te geven. De ingroup hebben sterke
bindingen en zijn loyaal naar elkaar. En de outgroup hoort er niet bij.
Sociale controle: Groepsleden zorgen er voor dat andere leden van de groep zich aan de normen van
de groep houden.
Informele sociale controle: Elkaar duidelijk maken welk gedrag in de groep toegestaan is (elkaar
aanspreken, maar soms ook zelfs zonder woorden).
Formele sociale controle: Mensen die vanuit hun beroep of functie andere op de regels en wetten
wijzen (politieagent, scheidsrechter, docent ect.).
Informele groepen: Groepen mensen die emotioneel met elkaar verbonden zijn.
Formele groepen: Groepen mensen die bestaan omdat ze op papier zijn vastgelegd.
Stereotype: Een versimpelt gegeneraliseerd beeld van een groep mensen.
Vooroordelen: Een vooringenomen mening over iets of iemand voordat je de feiten kent of er
ervaringen mee hebt gehad.
2.2 Indicatoren en categorieën
Indicator: Een meetbare eigenschap van een variabele (het zorg ervoor dat je de variabele kan
meten.
Sociale categorieën: Mensen waaruit onderzoek blijkt dat ze gemeenschappelijke kenmerken
hebben. Bijvoorbeeld mensen denken hetzelfde over de politiek of het leven.
2.3 Sociale cohesie
Sociale cohesie: Het aantal en de kwaliteit van bindingen die mensen met elkaar hebben en
waardoor ze het gevoel hebben een groep te zijn en verantwoordelijk voor elkaar voelen.
Gedeelde normen en waarden. Bijvoorbeeld de waarden en normen van een cultuur of subcultuur.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noadhaene. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.89. You're not tied to anything after your purchase.