Introduction to Psychology for the Social Sciences (500304B5)
Summary
samenvatting boek sociale psychologie
12 views 0 purchase
Course
Introduction to Psychology for the Social Sciences (500304B5)
Institution
Tilburg University (UVT)
Book
Sociale psychologie
samenvatting van het boek sociale psychologie 10e editie geschreven door Elliot Aronson, Timothy D. Wilson en Samuel R. Sommers. dit is de samenvatting van alle begrippen van het boek
Introduction to Psychology for the Social Sciences (500304B5)
All documents for this subject (1)
Seller
Follow
merellaffeber
Reviews received
Content preview
Samenvatting boek inleiding
psychologie
Hoofdstuk 1
Psychologie = de wetenschappelijke studie naar het gedrag en het innerlijke leven (gedachten en
gevoelens) van mensen
Sociale psychologie = de wetenschappelijke studie naar de manier waarop de werkelijke of
denkbeeldige aanwezigheid van mensen de gedachten, gevoelens en gedragingen van andere
mensen beïnvloedt
Sociale invloed = het effect dat de woorden, daden of alleen al de aanwezigheid van andere mensen
hebben op onze gedachten, gevoelens, houdingen en/of gedrag
Empirische methode = op waarneming en/of onderzoek gebaseerde methode voor het toetsen van
hypothesen
Hypothese = een als voorlopige waarheid aangenomen, maar nog te bewijzen veronderstelling
Determinant = bepalende factor in een ontwikkeling of toestand
Evolutietheorie = verklaart hoe verschillende soorten organismen in de loop van de geschiedenis
verschillende lichamelijke kenmerken hebben verworven
Natuurlijke selectie = het verschijnsel dat in de evolutie sommige organismen uit een bepaalde
populatie beter in hun omgeving passen en zo meer kans hebben om te zorgen voor overlevende
nakomelingen dan minder goed aangepaste organismen
Evolutionaire psychologie = wetenschappelijke discipline die sociaal gedrag probeert te verklaren op
basis van erfelijke factoren die zich door de tijd heen hebben ontwikkeld volgens de principes van
natuurlijke selectie
Persoonlijkheidspsychologie = bestudeert de individuele factoren, die de ene persoon bijvoorbeeld
tot een verlegen en conventioneel mens maken en de andere juist tot een opstandig en eigenzinnig
persoon, die bijvoorbeeld in een geheel blauw publiek een turquoise pruik of een geel T-shirt draagt.
Sociaal psychologen bestuderen de machtige rol van sociale invloed op hoe we ons gedragen
Individuele verschillen = die aspecten van de persoonlijkheid die mensen onderscheiden van anderen
Construct = de manier waarop mensen de sociale wereld waarnemen, begrijpen en interpreteren
Evolutionaire Persoonlijkheidspsychologie Sociale psychologie Sociologie
psychologie, biologie,
neurowetenschap
Studies van De studie van de De studie naar De studie naar
natuurlijke kenmerken die maken dat zowel de universele algemene wetten en
selectieprocessen, individuen uniek zijn en van als de theorieën over
genen, hormonen of elkaar verschillen cultuurbepaald groepen en
psychologische invloed van de samenlevingen, in
processen in de sociale omgeving op plaats van
, hersenen de gevoelens, individuen
gedachten en
gedragingen van
mensen
Fundamentele attributiefout = neiging om de mate waarin iemands gedrag wordt veroorzaakt door
de rol van persoonlijke eigenschappen en andere interne factoren te overschatten en de rol van
externe, situationele factoren te onderschatten (correspondentievertekening).
Attributie = het toeschrijven van oorzaken aan het eigen of aan andermans gedrag en het daarmee
voorzien van verklaringen
Behaviorisme = psychologische stroming die ervan uitgaat dat je om menselijk gedrag te kunnen
begrijpen slechts hoeft te kijken naar de bekrachtigende of straffende eigenschappen van de
omgeving
Gestaltpsychologie = psychologische stroming die het belang benadrukt van het bestuderen van de
persoonlijke (subjectieve) manier waarop een object wordt waargenomen (het gestalte of geheel), in
plaats van het bestuderen van de manier waarop de objectieve, fysieke eigenschappen zich
combineren tot het object
Fenomenologie = filosofische stroming die probeert door de geestelijk-intuïtieve beschouwing (door
de directe ervaring) van de dinge, niet door rationele kennis, de wereld en het wezen der dingen te
beschrijven
Een van de taken van sociaalpsychologisch onderzoek is manieren te vinden om vooroordelen te
verminderen
Naïef realisme = de overtuiging dat we dingen waarnemen zoals ze echt zijn, daarbij onderschattend
hoeveel we dat we zien, interpreteren of zelfs verdraaien
Zelfwaardering = de beoordeling van mensen van wat ze zelf waard zijn; dat wil zeggen; de mate
waarin ze zichzelf als goed, competent en fatsoenlijk zien
Positieve zelfwaardering = een positieve waardering van zichzelf, dat wil zeggen: zichzelf beschouwen
als bijvoorbeeld goed, competent en beschaafd
Zelfverheffingsmotief: de voorkeur die mensen hebben voor informatie die heb in een positief
daglicht stelt, ofwel voor informatie die hun zelfwaardering doet stijgen
Sociale cognitie = hoe mensen denken over zichzelf en de sociale wereld; het selecteren, interpreten,
herinneren en gebruiken van sociale informatie om oordelen te vormen en beslissingen te nemen
Accuraatheidsmotief = de behoefte van mensen om een beeld te creëren dat zo veel mogelijk met de
werkelijkheid overeenkomt
Samenvatting blz. 27-29
Hoofdstuk 2
Hindsight bias = de neiging van mensen om hun vermogen om een uitkomst te voorspellen te
overdrijven nadat ze te weten zijn gekomen hoe die uitkomst eruitziet
Bystander effect = het fenomeen dat hoe meer mensen bij elkaar zijn, hoe minder ze geneigd zijn om
een persoon in nood te helpen, omdat de verantwoordelijkheid om in te grijpen verdeeld wordt over
het aantal aanwezigen
, Observationele methode = techniek waarbij een onderzoeker mensen observeert en metingen of
indrukken over hun gedrag systematisch vastlegt
Etnografie = methode waarbij een onderzoeker probeert een groep of cultuur te begrijpen door die
van binnenuit te observeren, zonder de groep zijn eigen normen en waarden op te leggen
Operationaliseren = het meetbaar maken van een abstract concept door observeerbare fenomenen
te selecteren die het abstracte concept representeren, waardoor het abstracte concept als meetbare
variabele te gebruiken is in onderzoek
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid = de mate van overeenkomst tussen de resultaten van twee of
meer mensen die onafhankelijk van elkaar een dataset observeren en coderen
Archiefanalyse = vorm van de observationele methode waarbij de onderzoeker de verzamelde
documentatie, oftewel de archieven, van een cultuur onderzoekt
Correlationele methode = techniek waarbij twee of meer variabelen systematisch worden gemeten
en waarmee wordt vastgesteld wat de relatie is tussen die variabelen
Correlatiecoëfficiënt = een maat voor correlatie waarmee je de samenhang kunt vaststellen tussen
twee variabelen
Vragenlijstonderzoek (surveys) = onderzoek waarin aan een representatieve steekproef van mensen
(vaak anonieme) vragen gesteld worden over hun attitudes of gedrag
Aselecte steekproef = een steekproef waarbij elk element uit een populatie op basis van toeval
dezelfde kans heeft om in de steekproef te worden opgenomen, zodat de steekproef representatief
is voor de populatie
Non-response = het totaal van de personen die de onderzoeker wel benadert met zijn vragenlijst,
maar die niet meedoen
Experimentele methode = methode waarbij de onderzoeker proefpersonen willekeurig aan
verschillende condities toewijst en ervoor zorgt dat deze condities identiek zijn, met uitzondering van
de onafhankelijke variabele
Onafhankelijke variabele = de variabele die een onderzoeker verandert of varieert om te zien of dat
effect heeft op een andere variabele
Afhankelijke variabele = de variabele die de onderzoeker meet om te zien of de onafhankelijke
variabele die verandert; de onderzoeker heeft de hypothese dat de afhankelijke variabele afhangt
van de onafhankelijke variabele
Interne validiteit = de mate waarin je met zekerheid kunt concluderen dat de onafhankelijke
variabele, en alleen de onafhankelijke variabele, van invloed is op de afhankelijke variabele; dat
bereiken we door alle irrelevante variabelen te beheersen en door mensen willekeurig toe te wijzen
aan verschillende experimentele condities
Randomisatie = het op basis van toeval indelen van de proefpersonen in de verschillende groepen
van een experiment (controlegroep en experimentele groep)
Overschrijdingskans (waarschijnlijkheidswaarde) (p-waarde) = een met statistische technieken
berekend getal dat vertelt hoe waarschijnlijk het is dat de resultaten van een experiment bij toeval
zijn ontstaan, en niet als gevolg van onafhankelijke variabele. Resultaten mogen significant genoemd
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merellaffeber. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.86. You're not tied to anything after your purchase.