Dit is de opdracht die je moet maken in het 1e jaar bio ingenieur aan de ugent voor het vak ecologie gegeven door prof Steppe. Er worden 2 vragen gesteld waar je een duidelijk antwoord moet opgeven.
Studentennummer:02209152
Vraag1
Binnen de experimentele zone kunnen twee proefvlakken worden onderscheiden;
In welke opzichten verschillen deze proefvlakken van elkaar en wat betekent dit voor het
microklimaat en de ecologische karakteristieken van elk proefvlak?
Het eerste proefvlak ligt iets hoger als het 2 e proefvlak en er groeien vooral beuken en eiken. De
bodem op dit proefvlak is vooral bedekt met een dikke strooisellaag dat bestaat uit bladeren van
deze bomen of dus ruw organisch materiaal. De bladeren bevatten weinig nutriënten maar veel
looistoffen en hierdoor zijn ze moeilijk afbreekbaar. Zo hoopt de laag op de bodem dan ook op.
Door het tekort aan voedingsstoffen in de bladeren zijn er ook weinig regenwormen aanwezig die
deze laag normaal afbreken. Ook staan er mijten in voor de vertering van de laag, die ervoor
zorgen dat er protonen vrij komen waardoor de bodem zuur wordt en het proces nog trager
verloopt . De bodem vormt dus mor of moder, een zure humuslaag. De bladoppervlakte-index van
dit proefvlak bedraagt 5,5 wat toch wel aan de hoge kant is. Hierdoor kan er niet veel licht tussen
de bomen doorkomen en krijg je dus veel schaduwzones. Verder heeft de bodem ook een diepe
grondwaterspiegel waardoor de bodem ongeschikt is voor bodemvegetatie. Naast de bomen gaat
men dus niet veel andere vegetatie krijgen.
Het 2e proefvlak ligt iets lager en deze verschilt in veel opzichten van het 1 e proeflak. Er is een
hogere bodemvochtigheid en de grondwaterspiegel zit minder diep dan in het 1 e proefvlak en zit
dus dichter tegen het grondoppervlak. De bomen die hier vooral staan zijn essen. Het strooisel van
de bladeren van deze bomen hebben een hoge nutriëntenwaarde en weinig looistoffen, waardoor
ze makkelijker afbreekbaar zijn. Hierdoor zijn er ook veel meer regenwormen terug te vinden dan
in de bodem van het 1e proefvlak. Zij gaan het organisch materiaal snel afbreken waardoor het
strooisel maar zeer dun is. De humus is dus bijna niet zichtbaar en komen we direct uit aan de
mineralenbodem. Door de afbraak zit er in deze bodem zeer veel nutriënten en zijn er weinig
protonen aanwezig, het is dus ook niet zuur. De LAI van essen is normaal 3, maar doordat er ook
esdoorn aanwezig is zal deze verhogen naar 4,5. Er is dus wel meer licht als in het 1 e proefvlak. Dit
alles zorgt ervoor dat er wel bodemvegetatie mogelijk is in dit proefvalk
Vraag2
Leg beknopt maar volledig de besproken hydraulische dynamieken uit die spelen in het
Soil-Plant-
Atmosphere Continuum (of SPAC).
De bodem-plant-atmosfeer of SPAC gaat het watertransport in de boom gaan onderzoeken. De
boom gaat het water vanuit de bodem via de wortels opnemen, dit gaat zich transporteren
doorheen de boom en gaat dan opnieuw in de atmosfeer terechtkomen door transpiratie via de
huidmondjes. Door evaporatie gaat er een negatief dampdrukdeficiet ontstaan, hierdoor gaan door
de wortels water opgezogen worden. Het dampdrukdeficiet hangt af van de temperatuur en de
luchtvochtigheid. Bij een vochtige lucht gaat dit laag zijn, omdat er niet veel water wordt
afgegeven gaat er ook niet veel worden opgenomen. Via de stam wordt het water dan
getransporteerd naar de bladeren. Het vloeibare water in de bladeren gaat door de huidmondjes
verdampen naar de atmosfeer, dit is transpiratie. De huidmondjes gaan door lichtinval overdag
opengaan en ’s nachts gaan deze terug sluiten. Dit wordt ook beïnvloedt door hormonen en
droogte. Met een porometer kunnen we meten hoe groot de opening van de huidmondjes is.
De cohesie-tensie-theorie, water gaat verdwijnen door verdamping waardoor de resterende
watermoleculen trekken aan de xyleemvaten. Als deze gevuld zijn met lucht zijn ze kapot, dit si
cavitatie. Het water dat door de boom gaat is het sapstroom, de dichtheid hiervan kan ook
gemeten worden door de bodemtentiometer. Slechts een klein deel van het water wordt effectief
gebruikt, het grootste deel verdampt terug en er wordt ook een deel opgeslagen in de weefsels als
reserve. Een boom gaat dagelijks groeien en krimpen. Dit kunnen we meten met een dendrometer.
Vanaf de zon opkomt gaan de stomata open en begint transpiratie, de wortels zijn dan nog niet
direct actief om dit water aan te vullen en gaat er dus water nodig zijn uit de reserves waardoor de
boom zal krimpen. ’s Avonds gaat er dan weer te veel water zijn waardoor de boom zal zwellen. In
goede omstandigheden zal de boom altijd wat meer groeien dan krimpen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annadecrem. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.06. You're not tied to anything after your purchase.