100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
WERKGROEPEN BEWIJZEN IN HET STRAFRECHT $9.06   Add to cart

Class notes

WERKGROEPEN BEWIJZEN IN HET STRAFRECHT

 30 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Dit zijn alle college aantekeningen en uitwerkingen van de werkgroepen van het vak bewijzen in het strafrecht. Enkel WG 9 niet bijgevoegd, omdat dat persoonlijk was, maar daarvoor kan je contact opnemen met mij, die krijg je er dan nog bij.

Preview 4 out of 31  pages

  • September 1, 2023
  • 31
  • 2022/2023
  • Class notes
  • Stevens
  • All classes
avatar-seller
Bewijzen in het Strafrecht 2022-2023


Week 1, werkgroep 1
Strafrechtelijk bewijs en waarheidsvinding – basis I



Literatuur
 M.S. Groenhuijsen, ‘Waarheidsvinding in het strafrecht’, Handelingen Nederlandse Juristen-
Vereniging 2012-1, Deventer: Kluwer 2012 (zie Canvas).
 J.H.B. Bemelmans, Totdat het tegendeel is bewezen. De onschuldpresumptie in
rechtshistorisch, theoretisch, internationaalrechtelijk en Nederlands strafprocesrechtelijk
perspectief (diss. Nijmegen) 2018, p. 353-363 (par. 5) (zie Canvas).

Leerdoelen
 De student kan de relevante begrippen inzake waarheidsvinding in het strafproces
benoemen en uiteenzetten.
 De student kan, op basis van de literatuur en het wetboek, bewijsrechtelijke beginselen en
bewijsregels benoemen en kort uiteenzetten.
 De student is in staat om – en voor zover de kennis strekt – te reflecteren op de vraag of en
in hoeverre bewijsregels bijdragen aan het nemen van een juiste bewijsbeslissing.


Opdrachten ter voorbereiding van de werkgroep
1. Bestudeer de teksten van Groenhuijsen en Bemelmans via feedbackfruits (zie onder Week 1
of onder Assignments). De feedbackfruits-opdracht wordt gemaakt binnen een groep van
max. 9 studenten: schrijf je dus eerst in voor een van de groepen (onder People, en Groups).
2. Zoek beeldmateriaal van een zitting in een Nederlandse strafzaak. Wat valt je op (vanuit
bewijsrechtelijk perspectief)? Stukken worden voorgehouden (uit het dossier) op de zitting
(301 Sv), maar kan ook beeldmateriaal op zitting. Getuigen worden nu bij de RC gehoord
(geen verdachte aanwezig, maar gaat veranderen). Als je verklaring aflegt op politie bureau
is veel korter op het feit, dus betrouwbaardere waarneming. Discussie: meer het
onmiddelheidsbeginsel op zitting. Dan kan je beter betrouwbaarheid van
getuigenverklaringen toetsen. In NL zitting vooral verificatie van dossier.

Begrippen/uitgangspunten adhv teksten Groenhuijsen en Bemelmans

1. Negatief-wettelijk bewijsstelsel
2. Bewijsminima
3. Onschuldpresumptie (bewijsrisico ligt bij OM)
4. Motiveringsverplichtingen (359 lid 2 tweede volzin Sv)
5. Rechterlijke overtuiging
 Buiten redelijke twijfel
6. Ten laste legging is grondslag
7. Correspondentietheorie (=waarheidsbegrip in NL. Streven naar de materiele waarheid)
8. Proces op tegenspraak

, 9. Vrije selectie en waardering van het bewijs (=rechter mag zelf een kant kiezen en hoeft die
kant niet uit te leggen).



Aantekeningen werkgroep:

‘Helpt het bewijsrecht de strafrechter een juiste bewijsbeslissing te nemen?’

Veel rechtspraak over de bewijs artikelen. Wat is bewijs nu eigenlijk? Hoe doen we dat en hoe doen
we dat goed? Gekenmerkt door formele benadering. Het gaat eigenlijk alleen over de vorm van het
bewijsmiddel. Niets over de inhoud als zodanig. Omdat de bewijstheorie onder ontwikkeld. Tekst
van Groenhuijsen erg belangrijk, want zij doorgronden wat bewijzen in het strafrecht is en wat het
zou moeten zijn.



Groenhuijsen:

1. Wat houdt de correspondentietheorie (=CT) in en op welke vraag geeft hij antwoord?
Wat is waarheid? Jouw begrip van de waarheid. CT: als de uitspraak overeenstemt met de
feiten. Kan ook bijvoorbeeld de coherentietheorie aannemen = iets is waar als het coherent
is. We willen vaststellen dat iets waar is op basis van feiten, maar er komt een uitspraak van
de rechter en dan is dat waar.
2. Hoe kan worden bepaald of een uitspraak waar is?
Als iets wettig en overtuigend is bewezen (=waarheidscriterium). Afspraak dat we aannemen
dat iets waar is, als de rechter n.a.v. bewijsmiddelen overtuigd is. Waarheid is een regulatief
begrip. Het is een ideaal waar wij naar streven, maar we weten nooit of we het hebben
gevonden.
3. Waarom is het uitgangspunt van waarheidsvinding als proces belangrijk – en wat kan de
theorie van Popper inzake de zwanen in dat verband leren?
Waarheidsvinding is statisch. Het is een proces van waarneming, interpreteren, kwalificeren
en falsificeren. In de theorie van Popper ooit klaar. Falsificatie van Popper. Jouw bewering is
alleen maar waar als je niet kan falsificeren. Alles is altijd tijdelijk waar, want die zoektocht
houdt niet op.

‘Zwarte zwanen’ theorie i.v.m. ten laste legging. Je gaat in een rechtszaak op zoek naar
bewijs voor ten laste legging, niet naar falsificatie. Het is de taak van de verdediging om te
zoeken naar informatie die wijst op ontkrachting van de schuld van de verdachte. Moeten de
autoriteiten in het strafproces meer alternatieve scenario’s aantonen?
4. Wat vindt Groenhuijsen van het negatief-wettelijke bewijsstelsel?
Wat is het negatief-wettelijke bewijsstelsel? Dat houdt in dat er een minimumeis aan het
bewijs wordt gesteld (rechter is gebonden aan de limitatieve regels uit de wet), maar dat de
rechter niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit kan komen als hij niet
de overtuiging heeft gekregen dat dit ten laste gelegde feit door de verdachte is begaan.

Groenhuijsen is voornamelijk niet eens met het wettelijk gedeelte, omdat er ook andere
betrouwbare bronnen kunnen zijn. Je moet niet op voorhand bronnen uitsluiten, omdat ze
onbetrouwbaar zouden zijn. Het gaat om dat je in de procedure waarborgen inbouwt, dat je
die bronnen altijd kunt onderzoeken, betwisten etc. Je moet in het concrete geval de
betrouwbaarheid kunnen betwisten.

, 5. Waarom is rechterlijke motivering zo belangrijk?
Motivering heeft explicatie, controle en inscherpingsfunctie (beziening juiste beslissing door
de rechter). Inscherpingsfunctie is vooral voor de rechter zelf. Hij wordt dan gedwongen om
na te denken of hij de juiste beslissing neemt. Groenhuijsen verwijst daarbij naar 359 lid 2
tweede volzin Sv. Dat gaat over uitdrukkelijk onderbouwde standpunten. Als de rechter een
verweer verwerpt en toch veroordeelt, moet hij uitleggen waarom. In de tegenstelling wordt
zo’n beslissing ingescherpt.


Bemelmans:

1. Hoe ziet Bemelmans de relatie tussen de rechterlijke ‘overtuiging’ en het criterium ‘buiten
redelijke twijfel’?
Het criterium van ‘buiten redelijke twijfel’ een meer objectief criterium en de rechterlijke
‘overtuiging’ meer subjectief.
2. Wordt in het Nederlandse bewijsrecht de eis van ‘buiten redelijke twijfel’ aan het bewijs
gesteld?
Ja, in het Nederlandse bewijsrecht geldt artikel 338 en 359 lid 3 Sv. Getoetst moet worden of
de rechterlijke uitspraak van juiste kwaliteit is en objectiveert. Het blijkt ook uit de
rechtspraak van de Hoge Raad inzake het verwerpen van verweren: als het scenario op
voorhand hoogst onwaarschijnlijk is dan hoeft de rechter het verweer niet te weerleggen of
er op te reageren. Op andere verweren moet de rechter inhoudelijk reageren. De rechter
moet buiten redelijke twijfel veroordelen, maar vrijspraak kan als de rechter niet overtuigd
is.
3. Bemelmans vindt dat het criterium voor een veroordeling en het criterium voor het
verwerpen van een verweer communicerende vaten moeten zijn. Geef aan waar dit staat
en leg dit standpunt in je eigen woorden uit.
Het criterium voor een veroordeling is ‘buiten redelijke twijfel’ en voor het verwerpen van
het verweer ‘dat een alternatief scenario niet aannemelijk is geworden’. Groenhuijsen vindt
dit te streng. Dan kan je te makkelijk een verweer verwerpen. Volgens Groenhuijsen zou het
criterium moeten zijn ‘als het alternatief scenario zeer onwaarschijnlijk is geworden’.

, Bewijzen in het Strafrecht 2022-2023


Week 1, werkgroep 2
Strafrechtelijk bewijs en waarheidsvinding – basis II

Voorgeschreven literatuur
 W.H.B. Dreissen, Bewijsmotivering in strafzaken (diss. Maastricht), Den Haag: Boom
Juridische Uitgevers, hoofdstuk 3, par. 3.3 (p. 75), 3.3.1 (pp. 76-81), 3.3.2 (pp. 81-84) en 3.4
(pp. 88-90) (te vinden via deze link)
 G.H. Meijer, Elementair Formeel Strafrecht (PWS 9) 2022, par. 7.7 (te vinden via deze
deeplink)
 L. Kesteloo & A. Vredeveldt, ‘Bodycambeelden als controlemiddel in de strafrechtspraak’,
NJB 2021, p. 966-973.
 Rb. Rotterdam 29 november 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:9419 (Herkenning door rechter)
 PHR 17 december 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1316 (Twee soorten herkenningen), ov. 4.6-4.24.
 HR 24 september 2019, NJ 2019/465 m.nt. Reijntjes (Eigen waarneming van opnames) (NB.
Van de conclusie van Vegter dient u kennis te nemen, maar deze hoeft u niet grondig te
bestuderen)

Kennisclip
 Kennisclip ‘Bewijsmiddelen’

Leerdoelen
 De student krijgt inzicht in de belangrijkste kenmerken van het negatief-wettelijk
bewijsstelsel en de bewijsregeling zoals neergelegd in het wetboek van strafvordering en
ontwikkeld in de rechtspraak.
 De student is in staat om kritisch te reflecteren op het wettelijk systeem van de
bewijsmiddelen en de uitleg die daaraan is gegeven in de rechtspraak, zoals de eigen
waarneming van de rechter, de verklaring van de medeverdachte of het gebruik van feiten
van algemene bekendheid.
 De student is in staat om de opkomst (van het gebruik) van audiovisuele opnames
bewijsrechtelijk te duiden en daarop kritisch te reflecteren.
 De student is in staat om te beoordelen of en in hoeverre bewijsregels bijdragen aan het
nemen van een juiste bewijsbeslissing.


Aantekeningen werkgroep 2:

Opdrachten

1. Bekijk de kennisclip ‘Bewijsmiddelen’ op Canvas. Beantwoord de vragen die daarin aan de orde
komen.
Wat kan niet als wettig bewijsmiddel worden erkent, en waarom? Bronnen van horen zeggen zijn
geen wettig bewijsmiddel. Waaraan zou je dit kunnen afleiden? Auditu-arrest. Als steunbewijs kan
het wel enigszins meespelen, maar geen op zichzelf staand bewijsmiddel. Iemand kan zijn eigen
draai aan een verhaal geven, terwijl hij het niet zelf heeft waargenomen. Niet betrouwbaar. Onze
wettekst is ook zo geformuleerd (342 Sv). De Hoge Raad heeft er zo’n uitleg aan gegeven dat het
toch wel kan. Hoge Raad heeft bepaald dat dat wat die getuige heeft gehoord van een ander, dat hij
dat ook heeft waargenomen. Die waarneming ook inhoudelijk kan worden doorgegeven als bewijs.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller manongroot2. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.06. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.06  1x  sold
  • (0)
  Add to cart