Summary Media Studies Book • chapter 1, 2, 3, 10, 11
Literature review assignment Introduction to Media Studies II
All for this textbook (6)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Liberal Arts and Sciences
Basiscursus Mediaonderzoek
All documents for this subject (1)
8
reviews
By: carlijnmensen • 5 months ago
By: lentedkr • 5 months ago
Translated by Google
Not comprehensive, really just the core of the core
By: tayrondarthuizen • 5 months ago
By: kavianmirzaei • 3 year ago
By: djbezema • 5 year ago
By: renate-blom • 5 year ago
By: LauraW95 • 6 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
beaumagdelijns
Reviews received
Content preview
BCO, Samenvatting
HOOFDSTUK 1
Onderscheid in media-output:
- Fysiek: artefact
- Economisch: de kosten en de prijzen die gekoppeld zijn aan de productie en verkoop
van de output
- Betekenis: wat media zeggen, de manier waarop het gezegd wordt en hoe dit het
publiek (psychologisch, emotioneel, cultureel, fysiek, etc.) beïnvloedt
Drie opvattingen over betekenisgeving:
- Mediaproducten komen voort uit de ideeën van mediaproducenten zelf
Zowel hun eigen verwachtingen en opvattingen als de conventies en instituties
waarmee zij werken dragen bij aan hoe de betekenis van het mediaproduct tot stand
komt
- Mediaconsumenten verwerken een mediaproduct aan de hand van hun eigen
opvoeding en culturele, sociale en historische context, wat invloed heeft op hoe de
betekenis ervaren wordt
- Doordat we constant omringd zijn door mediaproducten, ongeacht of we hierom
hebben gevraagd of niet, herkennen we algemene betekenissen van mediaproducten
sneller
Retorische analyse:
- Aristoteles’ definitie retoriek: manier om anderen te overtuigen van jouw standpunt
door het gebruik van zowel een valide argument als emotie/presentatie
- In media: betekenis wordt geconstrueerd door het gebruik van beschikbare
technieken, stijlen en conventies binnen een medium
Deze constructie heeft als doel een bepaalde psychologische, emotionele of
fysieke reactie op te wekken bij het publiek (= affective responses)
o Verbale retoriek: verwijst naar de woordkeus/vocabulaire gebruikt in de
media-uiting
Vertelt veel over de relatie met het publiek (formeel, informeel)
o Presentationele retoriek:
De manier waarop het gesproken/geschreven woord gebracht wordt
(vetgedrukt, lettertype, volume, klemtoon, pauzes, etc.)
Het decor en de locatie waar de media-uiting zich afspeelt/af lijkt te
spelen
Mise en scene: zowel de manier waarop realiteit wordt vastgelegd
ten voordele van bijv. documentaires, als alle onderdelen op het
scherm die ons opvallen
, o Fotografische hulpmiddelen: de manier waarop het beeld wordt vertoond,
om zo nadruk op een bepaald onderdeel van de media-uiting te kunnen
leggen
Compositie: verwijst naar het kiezen van de juiste hoek, belichting,
lens, en afstand tussen lens en object
Bewerken (retouching): verwijst naar het accentueren van aspecten
van een beeld
Bijsnijden (cropping): het wegknippen van ongewenste onderdelen
van het beeld
Naast elkaar plaatsing (juxtaposition): het naast elkaar plaatsen van
twee beelden om zo bijv. contrast aan te geven (“before and after”)
Montage: het samenvoegen van twee of meer beelden waardoor het
lijkt alsof deze samen een beeld vormen (zonder het zien van
scheidingslijnen tussen de verschillende beelden)
o Editoriele retoriek: verwijst naar de organisatie van bewegend beeld (echter
ook relevant voor audio media) = volgorde, afhankelijk van drie elementen
Significantie: afhankelijk van hetgeen dat overgebracht wil worden is
het ene beeld relevanter op een bepaald punt in de volgorde dan een
ander beeld
Gedeeld met alle mediavormen
Inlijsten
Gedeeld door fotografie, film en andere aspecten van illustratie
Bewerken: alle beelden samenvoegen in de juiste volgorde
Alleen van toepassing bij film
Semiotiek analyse:
- Betekent letterlijk ‘de studie van tekens’
- Vooral handig bij het onderzoeken van het proces mediacommunicatie
onderzoeken hoe de inhoud van mediaberichten significant worden en betekenen
wat ze betekenen
- Verklaring is niet te vinden in de text alleen of in de gedachten van de lezer, maar in
de interactie tussen text en lezer
- Twee belangrijke denkers in semiologie:
o Ferdinand de Saussure
o Charles Sanders Peirce
Legden de basis voor denkers zoals Roland Barthes en Umberto Eco
- Kernideeën van semiotiek:
o Mediateksten worden gezien als constructies het zijn geen natuurlijke
verschijnselen, maar ‘gemaakt’ door de mens
Bekijken hoe mediaconventies zich verhouden tot gesproken of
geschreven taal, om de betekenis te achterhalen
o Acceptatie dat betekenissen voortkomen uit sociale conventie, in plaats van
dat een betekenis een essentieel iets is dat vaststaat voor een object
o Betekenis komt voort uit zowel de conventies die gebruikt worden door de
mediaproducenten als die gebruikt worden door de consumenten.
- De Saussure: tekens bestaan uit twee kenmerken ‘signifier’ en ‘signified’
, o Signifier: de fysieke kenmerken van het teken die ervoor zorgen dat het op
een bepaalde manier wordt geïnterpreteerd (bijvoorbeeld een geschreven
woord)
o Signified: het conceptuele kenmerk van het teken, oftewel de associatie die
opgeroepen wordt door onze interpretatie van het teken
Bij het lezen van het woord hond (signifier) denken we aan hond-
achtigheid (signifier, algemene kenmerken van een hond)
- Het moment dat een object vastgelegd wordt, is het niet meer dat object maar een
teken van het object
- De combinatie van tekens geeft betekenis aan een tekst de tekens gecombineerd
kunnen iets heel anders betekenen dan wat ieder teken individueel betekent
o Aan de ene kant kan een bepaalde combinatie van tekens zorgen voor
verbuigingen in de manier waarop we tekens lezen en associaties oproepen
o Aan de andere kant kunnen bepaalde tekens elkaar versterken om zo een
bepaalde tekst beter te ondersteunen, door verschillende associaties te
herhalen door verschillende signifiers
Complexiteit van tekens:
- Ieder aspect van een afbeelding is een teken maakt de vraag ‘waar vind ik de
tekens?’ irrelevant
- Vraag die gesteld moet worden: ‘welke elementen zijn het belangrijkste en het meest
betekenisvol?’ Te achterhalen door te kijken wat het veranderen/weglaten van
bepaalde elementen zou doen met de betekenis van de afbeelding
Denotatie en connotatie: ieder teken zal geassocieerd worden met een initieel aspect
(denotatie) van significantie, maar dit zal weer verdere associaties oproepen (connotatie)
- Denotatie: de meest logische, letterlijke of algemeen geaccepteerde associatie die
wordt gemaakt in eerste instantie
Britse vlag: ‘dit is de Britse vlag’
- Connotatie: meer abstracte, discussieerbare en contextuele associaties, afhankelijk
van degene die het teken interpreteert
Britse vlag: ‘dit gaat over de Britse cultuur’
Teken-object relaties:
- Iconisch: de fysieke overeenkomsten tussen een teken en zijn object (bijv. smileys of
fotografisch beeld, zowel stilstaand als bewegend)
- Indexicaal: deze relatie opereert door middel van oorzaak en gevolg (bijv. het horen
van huilende wolven in een enge film, dit geluid geeft aan dat er een wolf is)
Een teken kan een indexicale en iconische relatie tegelijkertijd hebben, bijv. een
voetafdruk (er heeft een mens gelopen waardoor er een voetafdruk is (indexicaal),
maar de voetafdruk representeert ook het uiterlijk van de schoen (iconisch)
- Symbolisch: het teken ziet er niet uit als het object en de relatie is niet per se logisch,
maar conventioneel (bijv. het logo van Nike, vlaggen van landen)
Semiotiek of semiologie? Semiologie is een term uit het werk van de Saussure, semiotiek
is een term uit het werk van Peirce. Deze laatste krijgt de voorkeur.
, Volosinov:
- Multi-accentuality: het idee dat een teken een centrale betekenis heeft, maar dat
hiernaast nog verschillende maar sterk overeenkomstige, mogelijke betekenissen
bestaan die zouden kunnen worden herkend (ambigu)
Vaak gelinkt aan polysemia
- Polysemia: het idee dat een teken verschillende betekenissen heeft
Tekens kunnen verschillen in betekenis per persoon, dit is afhankelijk van de
verschillen in macht die de personen genieten
Codes: een manier om informatie om te zetten in een bepaalde vorm om het te
communiceren
- Idee van Umberto Eco
- Een code heeft een aantal regels die bepalen hoe ieder element gebruikt en
gecombineerd mag worden met andere elementen
Geeft een reeks van mogelijke tekens en regels die de combinatie van deze tekens
richting geven
- Om te achterhalen hoe verschillende personen teksten op verschillende kunnen
lezen en interpreteren
- Twee mogelijkheden:
o Preferred reading: wanneer de tekst gelezen wordt in een andere code dan
de code die gebruikt werd voor de productie van de tekst
o Aberrant reading: wanneer de tekst gelezen wordt in een andere code dan de
code die gebruikt werd voor de productie van de tekst
Aberrant is niet per se fout
Eco ziet communicatie dus niet als lineair proces en verschilt daarmee van
andere denkers
Opvattingen kunnen dus niet gezien worden als feit, aangezien opvattingen verschillen:
- Bewijs zoeken die onze de algemene kenmerken van onze opvatting onderbouwen,
niet alleen de persoonlijke kenmerken ervan (bijv. onderzoek van een publiek, om te
kijken of zij dezelfde opvatting hebben)
- Gebruiken van de vindingen van denkers zoals Peirce, de Saussure en Barthes
Hierdoor analyseer je tegelijkertijd de functies en elementen van de tekst, als dat
je bewijs en verklaringen verzamelt voor je opvattingen
Taal = materiaal waaruit communicatie is opgebouwd
Retoriek = manier waarop taal wordt gemanipuleerd voor een bepaald doel, zoals
het oproepen van een emotionele reactie
Betekenis = de interpretatie van deze manipulatie van taal (het bericht)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller beaumagdelijns. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.