Uitgebreide samenvatting van het boek/document 'human development' voor het vak ontwikkelingspsychologie (OWP), gegeven in leerjaar 1 (blok 3). Begrippen zijn altijd dikgedrukt aangegeven. Engelse termen en andere belangrijke informatie schuingedrukt.
In combinatie met het kijken van de colleges...
Ontwikkelingspsychol
ogie
Unit 1: Metatheorieën
De ontwikkelingspsychologie is een wetenschappelijk onderzoeksgebied die de manieren onderzoekt
waarin mensen veranderen en hetzelfde blijven. Dit gaat om de ontwikkeling vanaf de conceptie tot
aan de dood. Het vakgebied focust zich nu nog vooral op de kindertijd en adolescentie, gezien men
eerder stelde dat de ontwikkeling rondom 25 jaar wel klaar was. Inmiddels vallen de volwassentijd en
ouderdom er ook onder.
Levensspan perspectief (life span perspective)
Paul Baltes identificeerde verschillende onderliggende perspectieven op de levensspan.
Ontwikkeling duurt het hele leven lang. Geen leeftijdsperiode is hierbij belangrijker dan de
ander.
Ontwikkeling is multidirectioneel en multidimensionaal. Mensen volgen verschillende
ontwikkelingspaden en gaan met verschillende snelheden over de paden.
Ontwikkeling bevat winsten en verliezen. Op iedere leeftijd is er sprake van winsten (gains) en
verliezen (losses) in de ontwikkeling.
Ontwikkeling wordt gekarakteriseerd door plasticiteit. Plasticiteit gaat over vervormbaarheid
en de potentie om te veranderen, waarbij verschillende ontwikkelingspaden gevolgd worden.
Ontwikkeling is verworven met historische en culturele contexten.
Ontwikkeling wordt bepaald door meerdere determinanten. Er zijn meerdere factoren die de
ontwikkeling beïnvloeden, ofwel door biologische en omgevingsfactoren.
Ontwikkeling is multidisciplinair.
Baltes ontwikkelde daarnaast drie specifieke systemen die invloed hebben op de ontwikkeling.
1. Invloeden uit de normatieve leeftijdsklas.
Een leeftijdsklas (age-grade) is een specifieke leeftijdsgroep. Het heeft invloed
door leeftijdsgebonden ervaringen (school) en biologische veranderingen.
2. Invloeden door de normatieve geschiedenis.
De tijd waarin je bent geboren beïnvloedt jouw ervaringen. Een cohort zijn
mensen die grofweg in dezelfde periode zijn geboren in een bepaalde
samenleving. Onder de ervaringen vallen biologische en omgevingsfactoren.
3. Niet-normatieve invloeden.
Invloeden op de ontwikkeling die niet te categoriseren zijn door leeftijd of tijd waarin iemand
leeft. Denk hierbij aan immigratie of ongelukken.
In de ontwikkelingspsychologie zijn er drie grote domeinen, die elkaar onderling beïnvloeden.
1) Fysieke ontwikkeling: veranderingen in hoogte en gewicht, sensorische capaciteiten, het
zenuwstelsel en de kwetsbaarheid voor ziekte en aandoeningen.
2) Cognitieve ontwikkeling: de veranderingen in intelligentie, wijsheid, perceptie, probleem
oplossend vermogen, geheugen en taal.
3) Psychosociale ontwikkeling: focust op veranderingen in emotie, zelfperceptie en
interpersoonlijke relaties met families, leeftijdsgenoten en vrienden.
1
,Contextuele perspectieven, zoals de levensspan benadering, leggen de nadruk op de invloed van de
maatschappij op onze ontwikkeling. Een belangrijke sociale factor is onze sociaaleconomische status
(SES) – een manier om families en huishouden te identificeren gebaseerd op hun overeenkomsten op
onderwijs, inkomst en beroep. Mensen van een bepaalde klasse delen over het algemeen namelijk
verschillende aspecten van het dagelijks leven. We worden in een klasse geboren, en afhankelijk van
onze ontwikkeling zullen we naar een hogere, lagere of zelfde klasse gaan. Mensen met een hogere
SES hebben vaak een baan met meer autonomie, wat in verband wordt gebracht met het ervaren van
baantevredenheid, persoonlijke blijdschap en gezondheid. Mensen met een lagere SES hebben
gewoonlijk banen met meer routine en supervisie, die meer verstoord worden en minder betaald.
Het armoedeniveau is de inkomst bepaald door de regering dat gebaseerd wordt op een aantal
drempels en variëren per familiegrootte. Wanneer de inkomsten van een familie onder de drempel
zitten, wordt dat gezien als armoede. Het leven rondom de armoedegrens wordt geassocieerd met
allerlei negatieve gevolgen voor gezondheid en levensverwachting.
Cultuur is de totaliteit aan gedeelde taal, kennis, materiële objecten en gedrag. Dit is inclusief ideeën
over normen en waarden. Het leert ons hoe we moeten leven in een samenleving. Het geeft ons een
kans om per generatie te groeien, omdat we kunnen profiteren van de oplossingen gevonden door
voorgaande generaties. We zijn hierbij geneigd om te denken dat onze eigen cultuur de juiste manier
van leven is – een concept dat etnocentrisme heet. Culturele relativiteit is de waardering voor
culturele verschillen en het begrip dat culturele gebruiken het best begrepen kunnen worden vanuit
het perspectief van de desbetreffende cultuur.
De levensspan refereert naar de maximum leeftijd die bereikt kan worden door alle leden van een
soort wanneer deze onder optimale condities zou leven. De levensverwachting is de gemiddelde
leeftijd die een persoon geboren op een bepaald moment gewoonlijk zal leven.
Conceptualisaties van leeftijd
De chronologische leeftijd is de leeftijd gebaseerd op het aantal jaren sinds de geboorte. Er zijn ook
andere manieren om de leeftijd te conceptualiseren:
Biologische leeftijd: de snelheid waarmee je lichaam ouder wordt. Factoren die dit
beïnvloeden zijn o.a. conditie, genetische factoren, roken en stress.
Psychologische leeftijd: onze psychologische capaciteit om ons aan te passen in vergelijking
met anderen van onze chronische leeftijd.
Sociale leeftijd: de leeftijd gebaseerd op sociale normen van een cultuur en verwachtingen
die de cultuur heeft voor mensen van de desbetreffende leeftijdsgroep. Dit lijkt wel minder
belangrijk te worden in onze cultuur, gezien mensen langer studeren.
Ontwikkelingsfasen
Prenatale ontwikkeling. Het begrijpen van teratogenen of
omgevingsfactoren – de eigenschap van een stof of een ziekte om bij de
foetus afwijkingen te veroorzaken als de moeder met deze stof in
aanraking komt – is cruciaal. De lichamelijke ontwikkeling staat centraal.
Kinder- en peutertijd. De ontwikkeling van een pasgeboren kind met
beperkte sensorische en motorische vaardigheden tot een peuter die de wereld aan het ontdekken is.
Vroege kindertijd. Ook wel de voorschoolse periode waarin het kind taal leert, zelfbeeld ontwikkeld,
onafhankelijker wordt en de wereld steeds meer begint te begrijpen.
2
,Midden en late kindertijd. Veel van het leven van deze kinderen heeft te maken met academische en
sociale vaardigheden die ze leren in school.
Adolescentie. Een periode gekenmerkt door een algemene groeispurt en seksuele rijping, ook wel
bekend als de puberteit. Abstracte concepten als vrijheid en liefde worden verkent. Ook is er sprake
van een gevoel van onoverwinnelijkheid wat ze kwetsbaarder maakt voor bepaalde risico’s.
Ontluikende volwassenheid. Het ontwikkelen van relaties, oprichten van families en werk zijn de
voornaamste zorgen in deze levensfase.
Midden volwassenheid. Een periode waarin op leeftijd komen meer waarneembaar wordt. Veel
mensen zijn op hun piek betreffende werk en liefde. Dit is de periode waarin het vaakste voorkomt
dat mensen zowel de jongere generatie verzorgen als de oudere generatie.
Late volwassenheid. Soms wordt dit onderverdeeld in weer twee categorieën, namelijk jong-oud (65
tot en met 84 jaar) en oudsten-oud (85 jaar en ouder). Dit omdat er vaak een groot verschil is tussen
gezondheid, productiviteit en onafhankelijkheid. Beide groepen delen bepaalde gezondheidsrisico’s.
Metatheorieën van menselijke ontwikkeling
Metatheorieën zijn aannames die mensen hebben over de menselijke natuur en de betekenis van de
ontwikkeling – dat betekent hoe het eruit ziet, hoe het gebeurd en wat de oorzaken zijn. Iedereen,
ook onderzoekers, heeft (impliciete) aannames die vraagstellingen kunnen beïnvloeden.
Welke aannames hebben invloed op het onderzoeksgebied?
We gaan uit van zes belangrijke veronderstellingen.
Aannames over de menselijke natuur
Mensen geboren zijn als een onbeschreven blad (tabula rasa – Locke) of als fundamenteel
goed / fundamenteel slecht. Dit heeft bijvoorbeeld invloed op theorieën over motivatie
gezien sommigen ervanuit gaan dat je intrinsieke motivaties meebrengt en anderen niet.
Aannames over de oorzaken van ontwikkeling
Heel lang was er sprake van een debat tussen nature – erfelijkheid speelt een belangrijke rol
in het opbrengen van kenmerken – en nurture – de omgeving heeft een significante invloed
op de ontwikkeling. Inmiddels stelt men dat beide invloed hebben op wie we zijn.
Aannames over de rol van het individu in de eigen ontwikkeling
Behavioristen houden meer rekening met dat we passieve deelnemers zijn die reageren op
externe krachten, wat zorgt voor ontwikkeling. De andere kant is dat we actief invloed
hebben op hoe we ons ontwikkelen. Piaget stelt dat we actief de wereld ontdekken.
Aannames over stabiliteit versus verandering
De mate van invloed die eigenschappen en ervaringen opgedaan in de beginjaren hebben op
de rest van het leven. Sommigen stellen dat eigenschappen redelijk stabiel blijven, terwijl
anderen stellen dat sociale en culturele krachten dit later ook nog beïnvloeden.
Aannames over continuïteit en discontinuïteit
De ontwikkeling vindt gradueel plaats of in meer abrupte stappen. De stagetheorieën van
discontinue ontwikkeling gaan uit van te onderscheiden fases die in een universele volgorde
plaatsvinden. Denk hierbij aan Freud, Erikson en Piaget. De continuïteit ontwikkeling gaat
ervanuit dat ontwikkeling een meer langzaam en gradueel proces is. Denk hierbij aan
Vygotsky en behavioristen.
Aannames over universaliteit en contextspecificiteit
3
, Ook hier zijn twee standpunten: (1) ontwikkeling vindt plaats over universele paden of (2)
volgt een individuele weg die meer afhangt van specifieke ervaringen en omgevingscontext.
Wat zijn de leidende theorieën in de ontwikkelingspsychologie?
We zullen nu vier metaforen bespreken die ieder passen bij een categorie metatheorie.
De metatheorie van de rijping
De maturationele metatheorieën kunnen het best begrepen worden door de metafoor van een
zaadje. Mensen worden hierbij gezien als passieve ontvangers van de ontwikkeling die voornamelijk
wordt gegeven door de erfelijke informatie die in het zaadje zitten. De omgeving kan voedingsstoffen
geven, maar kan de natuur van een persoon niet aanpassen. Het verloop van de ontwikkeling zal
continu of discontinu zijn, afhankelijk van het programma van het zaadje.
In het begin van de 20ste eeuw waren deze theorieën vaak voorkomend, maar de populariteit
sindsdien is met pieken en dalen gegaan. Vooral kenmerkend voor deze theorieën is de zoektocht
naar genen die samenhangen met agressief gedrag. Onderzoek dat zich enkel focust op het brein van
het individu kunnen gezien worden als neefjes van deze theorieën.
Mechanistische metatheorieën
De mechanistische metatheorieën kunnen begrepen worden door de machine als metafoor. De
onderdelen kunnen hierbij los bestudeerd worden. Het is een passief ontwikkelingsproces, gezien
energie en andere factoren alleen vanuit de buitenwereld kunnen komen. Het is een continu proces.
De mechanistische theorieën zijn vooral terug te zien bij behavioristen en conditioneringstheorieën
over leren. Begin tot midden 20ste eeuw waren deze theorieën overheersend. Theorieën over
impliciete attitudes over racisme en armoede kunnen ook gezien worden als mechanistische
theorieën, gezien de mens onderdelen heeft (de attitudes) die leiden tot bepaalde gedragingen
wanneer de persoon dit niet actief stopt.
Organistische metatheorieën
De organistische metatheorieën kunnen begrepen worden door een vlinder te gebruiken als
metafoor. De natuur van de mens is om nieuwsgierig, geïnteresseerd en open voor groei te zijn. Het is
een actief, discontinu ontwikkelingsproces. De volgende stap wordt genomen afhankelijk van de
mogelijkheden die door de omgeving geboden worden. Het is een progressief, universeel proces.
Voorbeelden van de organistische metatheorieën zijn de constructieve theorie van Piaget, Kohlbergs
theorie van de ontwikkeling van morele redenering, Werners comparatieve psychologie en Erikson.
Contextuele metatheorieën
De contextuele metatheorieën gebruiken als metaforen tenniswedstrijden en dansen. Er is sprake
van interactie tussen de persoon en de context. Deze interactie is proactief en beiden zijn actieve
partners in het systeem, wat kan leiden tot veranderingen in beide. De ontwikkeling is continu of
discontinu, afhankelijk van het verloop.
Huidige metatheorieën
Als een bepaalde metatheorie in een tijd domineerde, was het vaak erg lastig om onderzoek te doen
vanuit een ander perspectief. Momenteel domineert het cognitivisme de psychologie. Dit is de
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller suzannakamerman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.32. You're not tied to anything after your purchase.