In deze uitgebreide samenvatting van de colleges van Fysmes worden alle lessen behandeld. De samenvatting bevat figuren, afbeeldingen en uitleg van de lessen.
n Spierweefsel
Aansturing van alle organen -> zenuwstelsel
- Somatisch zenuwstelsel: aansturen skeletspieren -> zorgen voor beweging
- Autonome zenuwstelsel: bestaat uit parasympatisch (acetylcholine -> acetylcholine)
en sympathisch zenuwstelsel (noradrenaline op doelwitorgaan)-> zorgen voor
kloppen van het hart, longen etc.
Hoe wordt de skeletspier aangestuurd? Vanuit de motor cortex geeft de alfa-motorneuron
een signaaltje door -> wordt door gekoppeld in het ruggenmerg -> neuron gaat naar
skeletspier.
Welke neurotransmitter is hierbij betrokken? acetylcholine
1
, § Algemene spierweefsel opbouw:
Spier is een bundel en dat zit met pezen vast aan de gewrichten -> hefbomensysteem:
bewegingen kunnen uitgevoerd worden.
- Muscle fiber: spiervezel -> meerdere spiercellen bij elkaar -> endomysium
- Fasicle -> bundel van meerdere spiervezels -> perimysium
- Spierbundel -> meerdere fasicles bij elkaar -> epimysium
Tussen de lagen in een spierbundel zit er bindweefsel -> hierdoor kan het een bundel
vormen
§ Zoom-in spiervezel: sarcomeer
2 belangrijke eiwitten in een spiercel: actine (dun) en myosine (dik) -> zorgen voor contractie
door over elkaar heen te schuiven als een spier gaat samentrekken. Eiwitten zitten strak
gestructureerd in een spiervezel -> hierdoor kunnen ze snel samenknijpen bij een signaal.
H-zone: heldere zone
A-band: actine en myosine
Z-disc: alleen actine
Functie van de skeletspieren: beweging
- Eccentrische contractie: beweging van de persoon af -> spier wordt langer
- Concentrische contractie: beweging naar de persoon toe -> spier wordt korter
Type spierweefsel: er verschil in type brandstof en werking
- Type IIb spiervezels: erg snelle werking -> creatinefosfaat kan gelijk gebruikt worden
en omgezet worden tot ATP -> energie om te gaan bewegen ontstaat
- Type IIx spiervezels: ook snelle werking, maar iets langzamer dan type IIb
- Type IIa spiervezels: snelheid is gemiddeld in tegenstelling tot de rest -> gebruikt
melkzuur en creatinefosfaat als verbranding -> 5-30 minuten sporten
- Type I spiervezels: langzame werking -> hebben zuurstof nodig en gaan via de aerobe
pathways ATP maken en gebruiken in de spiervezels -> marathonloper
Per sport hangt er dan vanaf welke spiervezels er meer aanwezig zijn in tegenstelling tot de
rest -> dit kan dus getraind worden.
2
,Type I: slow twitch
- Histologisch: dunner, dichter capillair bed om de spier
- Rood spierweefsel door myoglobin
- Oxidatieve metabolisme voor energievoorziening -> traag en efficiënt
Type IIa: fast twich
- Vergelijkbaar met type I wat betreft metabolisme
- Bevatten veel meer glycogeen en meer mitochondriën
Type IIb/x
- Wit spierweefsel
- Geen/weinig oxidatieve metabolisme -> glycogeen voorraad
- Sneller uitgeput -> hogere/snellere contractie
§ Energie-tijd-intensiteit:
- Eerste 15 sec: energie uit fosfocreatine + ADP -> creatine + ATP -> levert 1 ATP op,
dus omzetting is snel (groene lijn)
- 30-60 sec: anaerobe glycolyse -> pyruvaat -> levert 2 ATP: pruvaat wordt omgezet in
lactaat -> lactaat via lever weer in glucose -> na 30 minuten is het uit de spier
(blauwe lijn)
- Uren: aerobe glycolyse via mitochondriën en is O2 voor nodig -> pyruvaat -> CO2 +
H2O + 36 ATP (rode lijn)
Beta-oxidatie is een langzaam proces: vetzuren -> acetyl coA. Bij duurtraining is er toename
van de beta-oxidatie activiteit.
3
, n Beweging en metabolisme
Je ziet de spiercel hoe de verschillende pathways aan worden gezet. Ook zie je hoe we aan
glucose komen: via voeding, maar ook omzetting vanuit de lever (betrokken bij
gluconeogenese).
1. Glucose komt binnen en kan in de lever omgezet worden tot glycogeen
2. Vetzuren uit de vetopslag kunnen afgebroken worden tot vetzuren en die worden in
het aerobe metabolisme omgezet en gebruikt
3. Lactaat: anaerobe omzetting -> eerst glucose worden gemaakt in de lever
4. In de spiercel zelf: aerobe en anaerobe omzetting tot ATP vindt plaats (meest lange
weg)
Energie opname door spiercel: in rust en bij beweging
- Welke hormoon is hierbij betrokken? Insuline
- Welk transportmechanisme? GLUT4
Effect van insuline op spiercellen:
1. Upregulatie van GLUT4-transporters
2. Verhogen productie glucogeen
3. Verhogen glycolysis en oxidatie
4. Stimulerend voor spieropbouw (eiwitsynthese) en remmend voor spierafbraak
Behouden spiermassa -> kracht en beweging
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MeBes. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.00. You're not tied to anything after your purchase.