chloroplast= geven de groene kleur aan de plant, vindt ook synthese plaats
amyloplast= bevatten zetmeel als reservestof
chromoplast= bevatten pigmenten en geven kleur aan bloemen en vruchten
klassiek veredelen= veredelen van planten met behulp van selecteren en kruisen
geslachtelijke voortplanting= voortplanting waarbij bevruchting optreedt
- bestuiving= stuifmeel uit de meeldraden komt op de stamper
- gameten= geslachtscellen
nieuwe combinaties van allelen= verdeling; bloemblaadjes/meeldraden weg zo
houdt hij de moederplant over → stuifmeel van de vaderplant op de stempel van
de stampers → na bevruchting groeit uit de vruchtbeginsel en de bloembodem
een rozenbottel → uit de zaden kunnen weer nieuwe planten groeien
ongeslachtelijke voortplanting= vermeerdering zonder bevruchting, waarbij de nakomelingen
genetisch identiek zijn aan de ouders (klonen)
- genetisch identiek
fungiciden= schimmelbestrijdingsmiddelen
schimmels groeien uit sporen= haploide cellen die dienen voor vermeerdering van
schimmels
mycelium= een netwerk van schimmeldraden
In DNA resistentiegenen tegen schimmel gevonden → door deze kennis (genomics)
kunnen ze verschillende rassen kweken met deze genen → in de buurt van
gewenste gen zoeken ze naar makkelijk DNA om dat te gebruiken als
herkenningspunt (DNA-marker)
genetische modificatie= een techniek om de eigenschappen van een plant, dier of micro-
organisme aan te passen door een stukje DNA van het ene organisme over te brengen naar
een ander organisme
gmo-planten= planten die door genetische modificatie extra genen hebben gekregen
transgeen= ingebouwde gene zijn afkomstig van een andere soort
cisgeen= ingebouwde genen zijn afkomstig van dezelfde soort
bacteriën hebben naast grote cirkelvormige DNA ook kleinere cirkelvormige stukken DNA:
plasmiden= kleine cirkelvormige stukken DNA bij bacteriën
vector= transportmiddel voor het overbrengen van genen
de cellen die overblijven gaan op weefselkweek= een steriel groeimedium om een klompje
cellen op te laten groeien tot een plant
polyploid= meerdere sets chromosomen aanwezig
non-disjunctie= tijdens een celdeling gaan de homologe chromosomen (meiose I) of de
identieke chromatiden (mitose of meiose II) niet uit elkaar
, H20.2
verzilting=
- onderzoekers stellen vast welke rasse zouttolerant zijn en wat de beste manier van
irrigeren is
planten nemen water met daarin opgeloste mineralen op via wortelharen daarna gaat het
water:
plast-route= de route van water en zouten in de wortel via celwanden
symplast-route= de route van water en zouten in de wortel via celmembranen en
grondplasma
endodermis= een laag cellen tussen de schors en het centrale deel van de wortel doordat de
cellen waterdicht verbonden zijn met de kurk bandjes kunnen water en zouten niet tussen de
cellen door naar het centrale deel, Water en zouten gaan via de celmembranen en het
celplasma van de endodermiscellen naar het centrale deel. In de celmembranen vind
selectie van stoffen plaats
bandjes van Caspari= (kurk bandjes) waterdichte bandjes van kurk rondom
endodermiscellen in de wortel, tussen wortel en centrale cilinder
actief transport= selectief opgenomen zouten tegen het concentratieverschil in naar de
centrale cilinder
worteldruk= Transportkracht die ontstaat door actief transport van zouten door de
endodermis, deze zouten gaan verder naar de houtvaten. De hogere concentratie zouten
zuigt water aan waardoor er druk in de houtvaten ontstaat
guttatie= (druppelen) bij een lage verdamping perst de worteldruk waterdruppels via porien
uit de bladeren
houtvaten= houtvaten vervoeren water en opgeloste zouten van de wortels naar andere
delen van de plant
cohesie= aantrekkingskracht tussen moleculen van dezelfde stof
adhesie= aantrekkingskracht tussen moleculen van verschillende stoffen
door verdamping via huidmondjes trekken de bladeren als het ware de witte draden via de
houtvaten uit de wortels omhoog: verdamping stroom
osmotische processen: beweegt water in de richting van de hoogste concentratie
opgeloste stoffen
waterpotentiaal= de optelsom van alle krachten die invloed hebben op de stroomrichting van
het water, water stroomt richting de plek met de laagste water potential
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller romy88. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.