SAMENVATTING: ALLE STOORNISSEN uit Klinische Ontwikkelingspsychologie (202100061) en Psychopathologie (202100181)
DEELTENTAMEN 1: College Aantekeningen en Samenvattingen - Psychopathologie (202100181) - Klinische Psychologie (ISBN: 978-90-01-88147-4)
All for this textbook (2)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Psychologie
Klinische Psychologie
All documents for this subject (65)
Seller
Follow
kiek2
Content preview
SAMENVATTING KP BOEK
Hoofdstuk 1
Wat houdt KP in en wat houdt abnormaal gedrag in?
Abnormaal gedrag = gedrag wijkt af van bepaalde norm.
KP = houdt zich bezig met gedrag dat afwijkend is van de norm. Afwijking die lastig is voor
persoon of omgeving.
Afwijkingen kunnen individueel zijn (gedrag, gedachten en belevingen) of in relatie met
anderen (over bezorgdheid om anderen of agressiviteit naar anderen).
Gedrag als abnormaal beschouwen; 1 van 7 factoren:
1) persoonlijk lijden
2) (Dis)functionaliteit van gedrag
3) Irrationeel onbegrijpelijk gedrag
4) Onvoorspelbaarheid en controleverlies
5) Opvallen en onconventioneel gedrag
6) Gedrag dat ongemakkelijk gevoel teweegbrengt bij ander
7) overtreden van morele normen
Definiëren van psychische stoornissen -> nadruk ligt op nadelige gevolgen die gedrags- of
psychologisch syndroom voor de betrokkenen heeft.
Stoornissen worden gedefinieerd door clusters en gedragingen die disfunctioneel zijn.
In DSM: stoornissen geclassificeerd.
Psychische stoornis = syndroom dat gekenmerkt is door symptomen op het gebied van
- Cognitieve functies
- Emotieregulatie
- Gedrag van een persoon
=> Disfunctie in de psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen.
Drie omstandigheden waarbij definitie van mentale stoornissen geen instrument is voor
sociale repressie:
1) Te verwachten en cultureel aanvaarde reacties
2) Langdurig afwijkend gedrag; dat hoort bij politieke, religieuze of seksuele
minderheid.
3) Mag niet voortkomen uit persoonlijk conflict tussen het individu en de maatschappij.
Grens tussen normaal en abnormaal gedrag => 3 modellen: ZIE BOEK!
A. Statistisch model
Probleem:
- Abnormaal refereert aan statistische betekenis en niet perse aan abnormaliteit van
het gedrag. => Grens niet altijd duidelijk.
- Specificeert niet ‘hoe’ ongewoon gedrag moet zijn om het abnormaal te kunnen
noemen. Niet elk gedrag is normaal verdeeld.
- Maakt geen onderscheid tussen statistische afwijkingen die gepaard gaan met
individueel lijden en afwijkingen waarvoor dit niet geldt.
, Abnormaal gedrag ≠ per definitie pathologisch; je kan afwijken van norm
maar hier niet onder lijden.
B. Medisch- of ziektemodel: oorzaak probleem is somatogeen en psychogeen
C. Leer- of onderwijsmodel: focust op stoornissen waar geen duidelijke organische
oorzaken aan ten grondslag liggen. => Kan ontstaan door verkeerde leerprocessen.
Leerdoel i.p.v. diagnose; wel diagnostiek (maar uitkomst ≠ stoornis). Focust op
onderwijsprogramma om aan doel te werken.
=> Demarcatie-/ afgrenzingscriterium: niet ziek als je nog aanspreekbaar bent en
verantwoordelijk kan worden gehouden.
Onderwijsmodel > Medisch model
- Alle fasen model die een nadelige bijbetekenis hebben worden vermeden
- Het onderwijsmodel focust meer op eigen verantwoordelijkheid van mensen die
persoonlijk probleem hebben.
- Gebruik van onderwijsterminologie doet meer recht aan de gebeurtenissen
Hoofdstuk 2
Wat houdt de neurobiologische benaderingen van psychopathologie in?
Vroeger: nature vs nurture.
Nu: onderlinge samenhang van psychische processen en neurobiologische functies.
Deze samenhang ook van belang bij externaliserende- en internaliserende stoornissen. =>
Uiting van onder- of over regulatie van emoties.
- Internaliserende stoornissen: kenmerken van emotionele instabiliteit en verstoord
affect. (Angststoornissen, teruggetrokken en geremd gedrag) => vervelend voor
persoon zelf.
- Externaliserende problematiek: gedragsproblemen => risico crimineel- en
gewelddadig gedrag.
Genetisch onderzoek => familiestudies, tweelingstudies en adoptiestudies.
Genetisch onderzoek is niet vrij van omgevingsfactoren; geen duidelijkheid over waar
genen een specifieke rol spelen.
Mate waarin eigenschap in familie voortkomt = concordantie coëfficiënt.
In tweelingstudies; aangenomen dat omgeving 100% zelfde is; hoeft niet zo te zijn (denk
aan omgang familie en vrienden).
Differential susceptibility model: bepaalde genetische vatbaarheid alleen i.c.m. bepaalde
omgeving kan leiden tot uiting van genetische vatbaarheid.
Diathese Stress Model: vatbare personen meer kans tot ontwikkeling negatieve uitkomst als
persoon zich in negatieve omgeving bevindt.
Onduidelijk hoe groot rol is die genetische factoren spelen in psychopathologie. Wel bekend;
kwetsbaarheid voor psychische stoornis wordt overgedragen en niet de stoornis zelf.
Gedragsstoornis > afwijking in temperament. Drie soorten temperament:
1) Makkelijk temperament
, 2) Moeilijk temperament (erfelijk en risico gedragsproblemen)
3) Langzame starters
Limbisch systeem > belangrijk voor emotie, motivatie, genot en emotioneel geheugen.
Bestaat uit; amygdala, hippocampus en hypothalamus. Over- of onder activatie in deze
hersendelen; gerelateerd aan psychische stoornissen als depressie en angst.
Gevoeligheid voor straf hangt af van;
- Onderactivatie > minder gevoelig voor angst > ongewenst gedrag minder makkelijk af
te leren door straf.
- Stresshormoon cortisol.
Prefrontale cortex ook belangrijke rol in psychopathologie. Regelt functies als; waarneming,
motoriek en spraak. Ook emotie en gedrag, abstractie, aandacht, verbaal geheugen en
psychomotorische snelheid.
Depressie is gerelateerd aan een verlaagde activiteit in de prefrontale cortex en de
anterieure cingulate cortex. Dit zorgt voor de symptomen psychomotorische retardatie,
apathie en verstoorde functies zoals planning. Er vindt ook volumevermindering plaats in
onder andere de prefrontale cortex en de basale ganglia. Er worden hierdoor meerdere
hersen locaties verstoord doordat hersencircuits elkaar beïnvloeden.
Het ontwikkelingsproces van de hersenen is beter in kaart dan voorheen en hier worden ook
bepaalde dingen op aangepast. Zo is het rechtssysteem voor adolescenten anders dan voor
volwassenen door de niet volledige ontwikkeling van de hersenen. Ook kan de kennis
gebruikt worden in preventie- en interventieprogramma’s effectief te gebruiken.
Emotieregulatie = hanteren, ervaren en uiten van emoties door een bepaalde situatie.
Problemen met ER -> gerelateerd aan psychopathologie; stemmingswisselingen en
problemen met zelfcontrole.
5 ER strategieën:
1 & 2: veranderen de stimulus input en selecteren de situatie; vooral modificatie van
de situatie.
3: verandert aandacht voor stimulus; emotionele reactie past zich aan.
4: verandert herwaardering van de betekenis van de stimulus.
5: onderdrukt uiting van emoties.
Bepaalde stoornissen; gerelateerd aan verminderde ER -> gebrekkige- of over regulatie van
emoties. ER vooral gerelateerd aan rijping van voorste hersengebieden; hangt samen met
leeftijd. Rijping; kritische periode in kindertijd en puberteit > perioden kunnen start zijn
voor problemen gerelateerd aan ER
Comorbiditeit: het gelijktijdig hebben van twee of meer vormen van psychische stoornissen.
Co-morbiditeit geeft inzicht over etiologie (oorzaak) van de psychopathologie. -> Kan
plaatsvinden binnen individu maar ook binnen families.
, Biologische factoren spelen een rol in internaliserende en externaliserende problematiek.
Activiteit van het autonome zenuwstelsel, HPA-as, neurotransmittersystemen en
hersengebieden.
Biologische factoren spelen grotere rol bij gedragsstoornissen die vroeg ontwikkelen.
Hoofdstuk 3
Wat zijn de leer theoretische benaderingen van de psychopathologie?
Thorndike: grondlegger acquisitie: leren van nieuw gedrag. Gedrag wordt aangeleerd als
het tot plezante uitkomst leidt.
-> T. focust op belonen en straffe om gedrag aan te leren = instrumentele conditionering.
Door Skinner => operante conditionering genoemd.
-> P focust op associatie van de omgeving aan bepaald gedrag = klassieke conditionering.
Termen conditionering:
- S: Situatie
- R: Respons
- OP: Onvoorwaardelijke Prikkel
- OR: Onvoorwaardelijke Reactie
- VP: Voorwaardelijke Prikkel
- VR: Voorwaardelijke Reactie
Leren is ook het leren controleren van gebeurtenissen. Leren vindt plaats door de associatie
vorming in het geheugen.
In klassieke conditionering werd lange tijd het leren van gedrag gezien als stimulus-respons
leren. Er wordt dan een verband gelegd tussen de VP en de VR. Recent wordt leren gezien als
een stimulus-stimulus vorm. De geconditioneerde respons wordt gemedieerd door een VP-OP
associatie.
Propositionele theorie: conditionering te verklaren via geheugen- en redeneerprocessen die
actief zijn om ander complex gedrag te verklaren. -> Leren vindt plaats via opslaan van
bepaalde hypothese over situatie of propositie (voorstel). -> Mate van vertrouwen in de
hypothese in van belang.
Leerprincipes dragen bij aan etiologie (oorzaaksleer) en in stand houden van de
psychopathologie. Verschillende manieren van leren;
1. Appetitieve conditionering: gebruik van voedsel tijdens conditionering begrip
verslaving en obesitas.
-> Stimuli (VP) raakt geassocieerd met inname product (OP) en de effecten ervan
(OR). -> Instrumentele gedrag heeft te maken met twee verschillende systemen:
- Doelgericht gedrag: dit is het gedrag wat ontstaat door de associaties tussen responsen
en uitkomsten. => Respons-uitkomst leren (R-O)
- Gewoontegedrag: dit gedrag wordt niet gemedieerd door uitkomsten; maar door
associatie tussen stimuli en responsen. => Stimulus-respons leren (S-R).
--> Tijdens het initiële leren is de gedraging doelgericht; sprake van motivationele waarde
van de uitkomst (causale relatie bekend). Na verloop van tijd; gewoonte motivationele
uitkomst is niet meer van belang voor het uiten van het gedrag.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kiek2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.50. You're not tied to anything after your purchase.