Inhoud
Casus 9. Ademhalen als dagbesteding ............................................................................... 2
1. De student kan de methodiek van klinisch redeneren toepassen op de casus. ............. 5
2. De student kan de kennis opgedaan in de basisfase over de anatomie, pathologie, en
fysiologie m.b.t. COPD en hartfalen. .................................................................................... 5
3. De student kan uitleggen waarom COPD kan leiden tot decompensatio cordis rechts.
18
4. De student kan verklaren waarom ondervoeding een veel voorkomend probleem is bij
zorg vragers met COPD. ....................................................................................................... 18
5. De student kan kenmerken noemen om ondervoeding vroegtijdig te signaleren bij
zorgvragers met COPD. ........................................................................................................ 19
6. De student kan interventies benoemen om de ondervoeding (verlies van
spiermassa)te verminderen m.b.t. de beschreven casus. ................................................... 19
7. De student kan voorlichtingsplan opstellen voor de zorgvrager met COPD beschreven
in de casus. ........................................................................................................................... 20
8. De student kan een GVO plan opstellen voor de zorgvrager met COPD beschreven in
de casus. ............................................................................................................................... 21
9. De student kan beschrijven hoe de hbo verpleegkundige de multidisciplinaire zorg en
samenwerking in de keten of zorgnetwerk in de casus kan coördineren en bevorderen.. 22
10. De student kan beschrijven waarom multimorbiditeit de zorg complexer maakt en
wat dit van de hbo verpleegkundige vraagt aan competenties. ......................................... 23
11. De student kan kenmerken noemen van de “kwetsbare oudere” en aangeven
waarom in de casus sprake is van een “kwetsbare oudere”. .............................................. 24
12. De student kan een standaard verpleegplan beschrijven voor een zorgvrager met
COPD. 25
13. De student kan beschrijven op welke manier hij stervensbegeleiding zou geven aan
de zorgvrager uit de casus.................................................................................................... 27
14. De student kan beschrijven welke zorg er aan de overledene gegeven wordt in het
ziekenhuis en wat de hbo verpleegkundige moet coördineren nadat een zorgvrager is
overleden. ............................................................................................................................ 27
15. De student kan het in de casus beschreven verpleegkundig probleem vertalen naar
een onderzoeksvraag of PICO vraag en deze beantwoorden met behulp van een beperkte
literatuurstudie en daarbij: .................................................................................................. 28
- een internationaal gepubliceerd wetenschappelijk artikel op methodologische
kwaliteit en praktische toepasbaarheid beoordelen; .......................................................... 28
- onder begeleiding zoekstrategieën hanteren voor het zoeken in (internationale)
literatuurdatabases; ............................................................................................................. 29
- aangeven op welke plaats de gevonden artikelen en onderzoeken komen in de
hiërarchie van evidence; ...................................................................................................... 29
- de conclusies uit de literatuurstudie vertalen naar de praktijk. ................................... 30
,Casus 9. Ademhalen als dagbesteding
Willem is vandaag samen met Sanne. Sanne is dag oudste op de voorste unit van de afdeling
en werkt Willem in. Het is de SEH, zij hebben een opname.
Het betreft een 74 jarige vrouw, de Vries genaamd, met exacerbatie COPD.
Bij de overdracht krijgt Willem de volgende gegevens:
- Respiratoire insufficiëntie door exacerbatie COPD
- Dyspnoe in rust, hoest met opgeven van helder sputum.
- Mevrouw maakt een angstige en onrustige indruk.
- Bloeddruk: 150/95, pols: 125 ademfrequentie: 35 p/m temp: 37.9 Celsius
- Saturatie: 80%
- Bloedgasanalyse: pCO2: 7,9 kPa , pO2: 8,4 kPa, pH: 7,3
- Perifere cyanose
- O2: 3 lit/m
De medicatie die mevrouw thuis gebruikt:
Bumetanide tab 1mg 1dd 1
Digoxine tab 0,125 mg 1dd 1
Enalapril tab 10 mg 2dd 1
Fluticason 0,500 mg 2 dd 1 inh.
Salbutamol 0,4 mg 3 dd 1 inh
Prednisolon tab 5mg 1 dd 2
Ascal 80 mgr. 1x dgs 1 tablet.
In de status vindt Willem de volgende informatie: Mevrouw is weduwe, heeft 1 dochter en
woont nog zelfstandig. Mevrouw staat al 5 jaar onder controle van de longarts. De longarts
heeft COPD GOLD stadium 2 gediagnosticeerd. Mevrouw is naast de COPD bekend met
hypertensie, hartfalen en heeft 4 jaar geleden een occipitaal herseninfarct doorgemaakt.
Daarnaast heeft mevrouw recent nog de huisarts geconsulteerd vanwege hevige pijn in haar
rug. Mevrouw rookt 1 pakje sigaretten per dag.
Op grond van de bloedgassen bepaald op de SEH en de saturatie schrijft de arts het volgende
voor: Dagelijks 50 mgr Prednisolon IV (DAF) Theolair 660 mg/24 uur per infuus 6 maal daags
vernevelen met ipratropium en salbutamol (Ipramol®).
O2: 3 lit/m via een neusbril.
De zaalarts geeft aan over een paar uur terug te komen om een nieuwe Astrup te prikken.
Mevrouw is al 10 jaar weduwe en woont alleen in een appartement met lift in de stad.
Mevrouw maakt een angstige indruk. Ze zegt dat ze erg moe is van alles en het liefst eeuwig
zou willen slapen. Mevrouw zegt niet veel eetlust te hebben. Op de vraag of zij de laatste tijd
is afgevallen antwoordt mevrouw dat zij dat niet weet maar wel gemerkt heeft dat haar
broeken losser zijn gaan zitten. Thuis werd zij geholpen met douchen en aankleden door de
Thuiszorg omdat ze anders te uitgeput is om de dag door te komen. Mevrouw heeft ondanks
dat de longarts heeft aangedrongen nog niet geprobeerd te stoppen met roken. Willem
weet dat ondervoeding bij zorgvragers met COPD vaak voorkomt en het belangrijk is dit in
een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren. De kwaliteit van leven kan erdoor verlaagd
worden en de mortaliteit erdoor verhoogd. Willem besluit om het SNAQ instrument te
gebruiken en mevrouw te wegen. Hoewel mevrouw geen duidelijke antwoorden op alle
vragen van het instrument kan geven scoort Willem 4 punten. Dit duidt op ondervoeding.
,Het gewicht van mevrouw is 53 kg. Zij heeft een lengte van 173 cm. Deze gegevens
resulteren in een BMI van 17,7 dat duidt op ondergewicht.
Sanne geeft aan dat in de casus Multi morbiditeit, polyfarmacie en de problematiek van “de
kwetsbare oudere” een belangrijke rol speelt. Aangeven waarom en wat dit voor gevolgen
heeft voor de te kiezen interventies? Sanne beaamt dat mevrouw zeer waarschijnlijk
ondervoed is maar dat het nodig is om ook nog een bioimpedantie meting te doen. Zij zegt
dat in overleg met de diëtiste waarschijnlijk een energie- eiwitrijk dieet met bijvoeding
wordt voorgesteld (in de meeste gevallen is dit Respifor) en dat ook de fysiotherapie
ingeschakeld zal moeten worden want mevrouw moet een bewegingsprogramma krijgen.
Onderweg naar huis denkt Willem na over mevrouw de Vries en vooral over het feit dat hij
niet op alle vragen van Sanne adequaat kon antwoorden. Hij besluit in ieder geval alles te
gaan uitzoeken over COPD, chronische respiratoire insufficiënte, respiratoire acidose en de
eventuele relatie met hartfalen. Waarom hebben zorgvragers met COPD meer kans om af te
vallen? Hoe kan ik adequate zorg verlenen aan mevrouw de Vries? Wat heeft Multi
morbiditeit en het feit dat Sanne mevrouw rekent tot de “kwetsbare oudere” voor gevolgen
voor de zorgverlening?
Mevrouw de Vries is ondervoed. Sanne geeft aan dat naast bijvoeding mevrouw ook een
bewegingsprogramma van de fysiotherapeut moet krijgen. Willem snapt dit niet helemaal,
als je beweegt val je toch juist weer af? Moet mevrouw niet alleen een dieet met bijvoeding
krijgen? Hij besluit dit te gaan onderzoeken zoals hij dat op school heeft geleerd door middel
van een PICO vraag. Hij weet dat voor dit kleine literatuuronderzoek het belangrijk is dat hij
een goed ‘zoekplan’ maakt en zoekt in de juiste databases. Hij weet ook dat niet alle
onderzoeken en artikelen die je in de databases kan vinden van dezelfde waarde zijn, er is
een zogenaamde hiërarchie van evidence.
Als Willem mevrouw verzorgt gaat het al iets beter met mevrouw. Zij is minder kortademig,
haar saturatie is verbeterd naar de 85 % en haar bloedgassen blijken ook te zijn verbeterd
door de medicatie. De arts heeft een longfunctieonderzoek voorgeschreven die mevrouw
binnenkort zal krijgen.
Twee weken later kan mevrouw met ontslag. De COPD is na deze exacerbatie wel
verslechterd. De longarts classificeert mevrouw nu in GOLD stadium 3. Uit het longfunctie
onderzoek bleek de FEV1 45 % voorspelde waarde en FEV/FVC is 67 %.
Na een aantal maanden moet mevrouw de Vries helaas opnieuw worden opgenomen met
respiratoire insufficiëntie bij exacerbatie van COPD als gevolg van een
pneumokokkenpneumonie. Bloedgasanalyse vertoont een pCO2 van 16 kPa. Er wordt
uitgebreid lab afgenomen en Mw. blijkt een CRP te hebben van 96, een HB van 5.1 en haar
leukocyten zijn 58. Mw. heeft een temperatuur van 39.2, een bloeddruk van 165/90 een
hartfrequentie van 128 en een ademhalingsfrequentie van 20. Mw. voelt zich erg beroerd en
angstig en valt tijdens het gesprek af en toe weg. Je weet van haar vorige opname dat Mw.
niet meer wil en dat het voor haar mooi is geweest. Je besluit een gesprek te gaan voeren
met arts en verpleegkundige, dochter van Mw. en Mw. zelf over de mogelijkheden en de
prognose van haar.
Tevens heeft de arts de risico's van deze interventie met Mw. besproken. Gestart wordt met
Doxapram 1,5 mg/minuut, DAF iv , een Theofylline en antibiotica per infuus. Na 2 dagen kan
mevrouw gedetubeerd worden en overgeplaatst naar de longafdeling. Hoewel mevrouw alle
mogelijke longmedicatie krijgt, geeft dit geen verbetering. Als gevolg van de respiratoire
acidose (CO2 stapeling) door hypoventilatie is mevrouw geregeld versuft. De longarts heeft
de dochter verteld dat mevrouw zich in het laatste stadium van COPD bevindt en dat
,behandeling vooral palliatief van aard is geworden. In overleg met mevrouw wordt een niet
reanimeerbeleid afgesproken. Aangezien mevrouw is “uitbehandeld” wordt
verpleeghuiszorg aangevraagd.
Willem heeft vandaag de zorg voor mevrouw. Hij heeft te horen gekregen dat de opname in
het verpleeghuis nog niet mogelijk is vanwege een wachtlijst. Hij merkt dat de conditie van
mevrouw per dag achteruit gaat. Mevrouw is versuft, soms heeft zij even een opleving en
dan laat ze blijken erg bang te zullen zijn te stikken. Sanne vertelt Willem dat mevrouw in
een terminale fase is gekomen en dat het er nu vooral omgaat mevrouw zo veel mogelijk
comfort en rust te geven. Willem heeft nog niet eerder iemand in de terminale fase begeleid
en bespreekt met collega’s wat zij belangrijk vinden in deze fase en bij stervensbegeleiding.
Moet je nu wel of niet met de zorgvrager praten over de naderende dood?
, Casusdoelstellingen:
1. De student kan de kennis opgedaan in de basisfase over de anatomie,
pathologie, en fysiologie m.b.t. COPD en hartfalen.
COPD
COPD leidt tot chronische luchtstroomobstructie, ofwel een blijvende afname van de
luchtstroomsnelheid door de longen tijdens de uitademing. Zowel emfyseem als chronische
bronchitis draagt bij aan de belemmering van de luchtstroom bij COPD. Emfyseem tast de
longblaasjes aan, die samen de longen vormen. De aandoening veroorzaakt een blijvende
vergroting van een aanzienlijk deel van de 300 miljoen longblaasjes (alveoli) en beschadiging van
de wand van de longblaasjes. Chronische bronchitis wordt gekenmerkt door het ophoesten van
sputum gedurende drie maanden of langer tijdens twee opeenvolgende jaren, waarbij het
hoesten niet door een andere longaandoening wordt veroorzaakt.
De kleine luchtwegen van de longen (bronchioli) worden normaal gesproken opengehouden
door de uitmondingen van de longblaasjes, die uitkomen op de bronchioli. Bij emfyseem zijn de
wanden van de longblaasjes beschadigd, waardoor de bronchioli hun aanhechting verliezen en
inklappen en de luchtstroom permanent geblokkeerd is. Bij chronische bronchitis zijn de klieren
in de wand van de luchtwegen vergroot, waardoor ze meer slijm afgeven. Er ontstaan
ontstekingsverschijnselen in de bronchioli met als gevolg dat het gladde spierweefsel verkrampt
en het slijm de luchtwegen blokkeert. Luchtstroomobstructie is ook een kenmerk van astma
(zie Shock), maar deze obstructie is, met of zonder behandeling, bij de meeste patiënten niet
blijvend. Bij COPD is dat wel het geval.
Het gevolg van de luchtstroomobstructie bij COPD is dat de patiënt meer moeite heeft met
ademhalen. Door de obstructie blijft er lucht in de longen achter, zodat de longen na elke
uitademing steeds meer lucht bevatten. Het aantal haarvaatjes in de wand van de longblaasjes
neemt af. Door deze afwijkingen wordt de zuurstof- en kooldioxide-uitwisseling tussen de
longblaasjes en het bloed verstoord. In het beginstadium van COPD neemt de
zuurstofconcentratie van het bloed af terwijl de kooldioxideconcentratie normaal blijft. In een
later stadium stijgt de kooldioxideconcentratie en daalt de zuurstofconcentratie nog verder. De
daling van de zuurstofconcentratie in het bloed stimuleert het beenmerg om meer rode
bloedcellen in de bloedbaan brengen, een afwijking die ‘secundaire polycytemie' heet
(zie Myeloproliferatieve ziekten:Polycythaemia vera ).
Oorzaken
- Het roken van sigaretten is de belangrijkste oorzaak van COPD, al krijgt slechts ongeveer
15 tot 20% van de rokers deze ziekte. COPD komt ook voor bij pijp- en sigarenrokers,
maar minder dan bij sigarettenrokers. Bij het ouder worden neemt de longfunctie bij
sigarettenrokers die gevoelig zijn voor COPD sneller af dan bij niet-rokers. Als iemand
stopt met roken, verbetert de longfunctie nauwelijks. Maar de snelheid waarmee de
longfunctie achteruitgaat, zal na stoppen met roken terugkeren tot het niveau van een
niet-roker, waardoor de symptomen minder snel verergeren.
- COPD komt in sommige families meer voor dan in andere. Erfelijkheid zou dus een rol
kunnen spelen. Het risico van COPD kan toenemen door werken in een chemisch
vervuilde of stoffige omgeving (zie Beroepslongaandoeningen). Blootstelling aan
luchtvervuiling en sigarettenrook in de omgeving (passief roken) heeft een negatieve
invloed op COPD en kan ook COPD veroorzaken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller myrthegroen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.